J. H. van Rossum du Chattel.
Egbert de Vries, Dijkgraaf.
72
DONDERDAG
22 MEI 1913.
plichte winkelsluiting, of de ontwerp-verordening op de win
kelsluiting niet aan te nemen.
Dit stuk luidt als volgt:
Aan den Raad der gemeente Leiden
Geven met, verschuldigden eerbied te kennen, ondergetee-
kenden, G. Kwaadgras en J. H. van Rossum du Chattel,
respectievelijk voorzitter en secretaris van de Leidsche Veree-
niging tegen Winkelsluiting, dat genoemde vereeniging in
haar op 29 April j. 1. gehouden vergadering met algemeene
stemmen heeft besloten Uwen Raad te wijzen op het onbillijke,
dat er voor talrijke winkeliers in is gelegen, indien een ver
ordening, waarbij een bepaald openings- en sluitingsuur voor
winkels wordt vastgesteld, wordt aangenomen
dat toch een zoodanige verordening blijkens de door B. en
W. ingestelde enquête niet wordt begeerd door het grootste
deel der winkeliers, een aantal dat nog grooter wordt, indien
men bedenkt, dat onder de winkeliers, die op de door B. en
W. toegezonden vragenlijst zich vóór een dergelijke veror
dening hebben verklaard, zich bevinden talrijke zetbazen, die
toch in den eigenlijken zin des woords niet zijn «winkelier",
maar «bediende";
dat, waar een zoodanige verordening door het grootste deel
der winkeliers niet wordt begeerd, integendeel zij zich sterk
tegen een zoodanige verordening kanten, het toch niet aan
gaat, om dezen talrijken winkeliers in hun strijd om het
bestaan te bemoeilijken, alleen, omdat een bepaalde categorie
van personen, die met het winkelbedrijf niets anders uit
staande heeft dan dat zij daarin werkzaam is, een sluitings
uur wenscht;
dat het toch meer en meer duidelijk is geworden, dat men
althans van de zijde van het personeel, met de actie vóór
winkelsluiting niets anders beoogt dan ten slotte de regeering
te noodzaken, met een ontwerp tot regeling van den arbeids
duur voor den dag te komen, en de winkelsluiting niet is
doel, maar middel
dat toch de gemeente niet geroepen is, om deze actie te
helpen bevorderen om aan hef verlangen der arbeiders te
voldoen
dat de vergadering het volkomen toejuichte, indien door
een wettelijke regeling aan overmatig langen arbeidsduur een
eind werd gemaakt, maar dat, indien de regeering, zij het
dan ook om onverschillig welke reden, daartoe den tijd niet
geschikt acht, de gemeente niet is aangewezen om in dezen
de regeering tot spoed aan te zetten en daardoor talrijken
nijveren burgers ontzaglijke schade toe te brengen;
dat afgescheiden van het feit, dat een zoodanige verordening
zeer zou ingrijpen in de persoonlijke vrijheid van een aantal
burgers geheel noodeloos in Amsterdam voldoende is
gebleken, dat een bij verordening vastgesteld sluitingsuur
talrijken winkeliers groote schade heeft berokkend;
dat, zoolang de regeling dezer materie, n.l. verkorten arbeids
duur voor het winkelpersoneel, op een andere wijze mogelijk
is, tot winkelsluiting niet mag worden overgegaan;
dat toch die regeling op een andere wijze zeer wel mogelijk
is, en het daarom niet aangaat, den winkelier er voor te
spannen, alleen om een wettelijke regeling van den arbeids
duur, die er wellicht binnen niet al te langen tijd toch komt,
te helpen bespoedigen;
dat men thans op ruime schaal kan waarnemen, dat groote
zaken, die geijverd hebben voor sluiting en inderdaad hun
winkels om 9 uur sluiten, nog tot laat in den avond haar
personeel aan 't werk hebben om een nieuwe etalage of iets
dergelijks in orde te brengen;
dat het derhalve is in opdracht van de hierbovenbedoelde
vergadering, dat zij Uwen Raad eerbiedig doch dringend
verzoeken, terug te komen op Uw besluit van 19 December
1912, waarin in beginsel tot het samenstellen van een ont
werp winkelsluiting werd besloten, en zoo dit reeds mocht
zijn saamgesteld, niet tot behandeling over te gaan, althans
de verordening niet aan te nemen.
Hetwelk doende den 19 Mei 1913
G. Kwaadgras.
Zal worden behandeld tegelijk met de Ontwerp-Verordening.
16°. Rekening, dienst 1912, van de Gemeentelijke Bank van
Leening.
17®. Begrooting, dienst 1914, van de Gezondheidscom
missie.
Worden gesteld in handen van de Commissie van Financiën.
18°. Verzoek van het Bestuur der Leidsche Bouwvereeni-
ging om vergunning tot demping van een gedeelte der Leu-
vensloot.
Wordt gesteld in handen van Burg. en Weth.
19°. Voorstel van de heeren Fokker, Sijtsma, van der Eist
en Botermans, in zake den bouw der nieuwe Hoogere Bur
gerschool voor Jongens.
Zal worden behandeld bij punt 21 der agenda.
De Voorzitter deelt alsnog mede:
dat aan den eervol ontslagen gasstoker C. de Boer, met in
gang van 1 Mei 1913, een pensioen is verleend van f 498.
's jaars.
De Voorzitter. Ten slotte kan ik den heeren nog mede-
deelen, dat bij Burgemeester en Wethouders een schrijven is
ingekomen van het Hoogheemraadschap «Rijnland", waarbij
een afslag in zilver ten geschenke wordt aangeboden van den
penning, die in 1714 door Rijnland aan Gerard Bicker, Heer
van Swieten, werd geschonken.
De missive luidt als volgt:
Leiden, 14 Mei 1913.
Uit een schrijven van den Conservator van het Stedelijk
Museum «de Lakenhal" dd 7 April j.l. is ons gebleken, dat
ten behoeve van de penningverzameling van dit museum
prijs gesteld werd op het bezit van een nieuwen afslag van
den penning, in 1714 door Rijnland vereerd aan Gerard
Bicker heer van Swieten, ter gelegenheid dat hij vijftig jaren
hoogheemraad van Rijnland was, van welken penning het
eenige, tot dusver bekende exemplaar zich in Rijnland's ver
zameling bevond.
Ten einde voldoening aan bedoelden wensch mogelijk te
maken, hebben wij een afslag in zilver van dien penning
laten vervaardigen.
Het is ons aangenaam dezen hierbij aan de gemeente ten
geschenke te mogen aanbieden.
Dijkgraaf en Hoogheemraden van Rijnland.
C. W. van der Pot Bzn., Secretaris.
Aan heeren Burgemeester en Wethouders van Leiden.
De Voorzitter Ik stel voor ook dit geschenk te aanvaarden,
onder dankbetuiging aan het college van Dijkgraaf en Hoog
heemraden voor de belangstelling in ons museum betoond.
Daartoe wordt onder teekenen van instemming besloten.
De Voorzitter. Alvorens tot de behandeling der agenda
over te gaan, zou ik nog een voorstel als spoedeischend terstond
aan de orde willen stellen.
Gisterenavond heeft hier plaats gehad een bijeenkomst van
het bestuur van den Algemeen Nederlandschen Wielrijders
Bond met den Burgemeester en enkele notabelen dezer
gemeente om de regeling vast, te stellen van de feesten, die
hier vanwege den Bond dezen zomer zullen worden gegeven.
De Algemeen Nederlandsche Wielrijders Bond houdt gewoon
lijk ieder jaar een feestelijke jaarvergadering en voor die ver
gadering en dit feest is ditmaal Leiden aan de beurt. Nu is
ons gevraagd, om den 20sten Juli a.s. den foyer van de Stads
gehoorzaal kosteloos af te staan ten behoeve van de algemeene
vergadering van den Bond. Dit is voor de gemeente een
financieele opoffering, die evenwel zeer gering is, omdat het
slechts voor één dag den foyer betreft; maar ik acht hetge-
wenscht ons die kleine opoffering te getroosten, uit beleefdheid
tegenover den Bond en met het oog op de omstandigheid dat
vele leden van den Bond, menschel) van allerlei rang en stand,
uit alle deelen van het land naar Leiden zullen stroomen en
aan verschillende ingezetenen voordeel zullen brengen.
Kunnen de heeren goedvinden om dit voorstel als spoed
eischend terstond te behandelen? Zoo ja, dan stel ik voor om
op 20 Juli a.s. den foyer van de Stadsgehoorzaal kosteloos af
te staan ten behoeve van de jaarvergadering van den Algemeen
Nederlandschen Wielrijders Bond.
Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt daartoe
besloten.
De Voorzitter. Verder zou ik gaarne nog iets zeggen over
de electrische klokken.
In de vorige vergadering heeit de heer Roem daaromtrent
iets in het midden gebracht en o. a. gezegd, dat zij niet goed
gingen. Ik heb toen geantwoord, dat dit mij niet bekend was.
Ik wist op dat oogenblik ook werkelijk niet, dat die klokken
toen juist een weinig woelig waren geworden, hetgeen juist
begonnen is, terwij wij hier zaten te vergaderen. Daardoor zou
het antwoord, dat ik toen gaf nu dit oogenschijnlijk door de
feiten wordt gelogenstraft een eenigszins zonderlingen indruk
maken, indien ik niet in deze vergadering nog even mededeelde,
dat mij van die sedert opgekomen verwarring in de electrische
klokken toen nog niets bekend kon zijn. Die verwarring heeft
een heele last veroorzaakt, want het was moeilijk de oorzaak
ervan op te sporen, maar ik kan den heeren gelukkig mede-
deelen, dat de klokken nu weer goed loopen.
Aan de orde is alsnu:
I. Benoeming van inwoners der gemeente, tevens kiezers
in het kiesdistrict, voor den tijd van twaalf maanden, tot