76
3°. het vermenigvuldigingscijfer, bedoeld in art. 9 der ver
ordening, regelende de heffing eener plaatselijke directe
belasting te Leiden, vast te stellen op 5.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 153. Leiden, 23 Mei 1913.
In Uwe Vergadering van 7 November 1912 (Ingek. Stukken
No. 249) werd een bedrag van ƒ1750 beschikbaar gesteld
voor de verbouwing van het perceel Burgsteeg No. 6, teneinde
door dat perceel een nieuwen toegang tot de Graanbeurs met
rijwielbergplaats te maken en het overblijvende gedeelte
geschikt te maken ter verhuring aan den eigenaar van het
aangrenzende pakhuis.
Bij de verbouwing viel de toestand van het perceel niet
mede, zoodat aan herstelling van muren, vloeren en riolen
meer moest worden uitgegeven, dan geraamd was. Een der
riolen vereischte algeheele vernieuwing, ook het vlakke dak
boven de tegenwoordige rijwielbergplaats bleek grootendeels
vermolmd en moest van een nieuwe houten- en mastiek
dakbedekking worden voorzien. Eindelijk hadden nog verschil
lende kleine onvoorziene herstellingen aan het perceel plaats.
Tengevolge van een en ander stegen de kosten der ver
bouwing tot 2110, d. i. f 360 meer, dan werd toegestaan.
Wij geven U derhalve in overweging door vaststelling van
nevensgaanden suppletoiren begrootingsstaat alsnog een bedrag
van f 360 te onzer beschikking te stellen.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 154. Leiden, 23 Mei 1913.
Ouder overlegging van nevensgaand schrijven van Com
missarissen der Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit
en onder mededeeling, dat wij ons met het daarin vervatte
voorstel volkomen kunnen vereenigen, geven wij Uwe Verga
dering in overweging:
1°. goed te keuren, dat het kabelnet der Electriciteits-
fabriek ten behoeve van de stroomlevering in de gemeente
Aalsmeer wordt uitgebreid;
2°. te besluiten tot aanvulling van het Vernieuwings- en
Uitbreidingsfonds der Electriciteitsfabriek met een bedrag van
35.000.onder bepaling, dat jaarlijks door die fabriek aan
de gemeente zal worden betaald 4,5 rente van het door
haar geleende kapitaal en dat te beginnen met het jaar 1914
jaarlijks 5 zal worden bestemd tot aflossing van schuld of
kapitaalbelegging
3°. over te gaan tot vaststelling van den hierbij overge-
legden suppletoiren begrootingsstaat, groot f 35.000.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, 14 Mei 1913.
Met dezen hebben wij de eer het volgende onder Uwe
aandacht te brengen.
Reeds eenigen tijd zijn door de Directie der Stedelijke
Fabrieken van Gas en Electriciteit onderhandelingen gevoerd
met de firma Mur en Koudijs te Aalsmeer, omtrent stroom
levering en gros aan haar Electrisch Bedrijf aldaar. Het
resultaat van deze onderhandelingen is, dat de firma Mur
en Koudijs, die van de gemeente Aalsmeer eene uitsluitende
concessie heeft gedurende den tijd van 28 jaren tot electrici-
teitslevering binnen de gemeente Aalsmeer, bereid is een
contract aan te gaan, waarbij zij ziel) verplicht gedurende
bovengenoemde 28 jaren den voor haar bedrijf benoodigden
electrischen stroom uitsluitend van Leiden te betrekken,
waarbij eene minimum-afneming van 40.000 K. W. U. per
kalenderjaar wordt gegarandeerd.
Om stroom binnen de gemeente Aalsmeer te kunnen leve
ren zal het noodig zijn, dat de gemeenteraad van Leiden
hieraan zijne goedkeuring hecht, zulks in verband met artikel
3 van de Verordening betreffende de levering van electriciteit
door de Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit, welk
artikel luidt:
«Wanneer ter voldoening aan aanvragen voor levering van
«electriciteit buiten de gemeente het kabelnet zal moeten
«worden uitgebreid of verzwaard, berust de beslissingvoor
«aanvragen op een afstand van minder dan 1000 meter van
«de grens der gemeente Leiden of van de grenzen der ge-
«meenten, waarmede door de gemeente Leiden bijzondere
«overeenkomsten voor electriciteitslevering zijn gesloten, bij
«Commissarissen
«voor aanvragen op verderen afstand bij den Gemeente
raad."
Voor deze stroomlevering zal het kabelnet moeten worden
uitgebreid met een kabel ter lengte van c.a. 10 kilometer,
te leggen vanaf Oudewetering tot aan het Centraalstation
van de firma Mur en Koudijs in Aalsmeer.
De kosten van dezen kabel met toebehooren, inclusief het
leggen, herstellen van- de wegen, enz. bedragen 35.000,—,
welk bedrag de firma Mur en Koudijs in jaarlijksche annui-
teiten aan de gemeente Leiden zal afbetalen. Voor de nako
ming van hare verplichting zal de firma eene borgstelling
geven, ter beoordeeling en goedkeuring van Commissarissen
der Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit, zoodat de
gemeente bij deze stroomlevering geen risico loopt.
In verband met het bovenstaande hebben wij de eer Uw
College te verzoeken bij den Raad de navolgende voorstellen
aanhangig te maken
1°. tot goedkeuring van de stroomlevering door de Stede
lijke Electriciteitsfabriek in de gemeente Aalsmeer;
2°. tot het aanvullen van het Vernieuwings-en Uitbreidings
fonds der Stedelijke Electriciteitsfabriek met een bedrag van
35.000,onder bepaling, dat jaarlijks door de fabriek aan
de gemeente zal worden betaald 4.5 interest, en dat te
beginnen met het jaar 1914 jaarlijks de normale aflossing,
zijnde 5 van dit kapitaal, zal geschieden.
Commissarissen der Stedelijke Fabrieken
van Gas en Electriciteit,
N. C. de Gijsela ar, Voorzitter.
P. J. M. Aalberse.
J. Korevaar.
Aan tleeren Burgemeester en Wethouders van Leiden.
N°. 155. Leiden, 26 Mei 1913.
Met het in nevensgaand schrijven bedoeld advies der Com
missie, belast met het onderzoek der reclames tegen aanslagen
in de plaatselijke directe belasting, dienst 1912, welk advies
is vervat in de lijst, welke in de Leeskamer ter lezing is
nedergelegd, kunnen wij ons, behalve met dat ten aanzien
van den reclamant, voorkomende onder No. 3 van voornoemde
lijst, vereenigen.
De Commissie adviseert den aanslag van bedoelden recla
mant van het kohier af te voeren, op grond, dat zij de over
tuiging heeft gekregen, dat reclamant, indien alle omstandig
heden waren bekend geweest, niet zou zijn aangeslagen.
Bovendien meent zij, dat een formeel bezwaar reclamant
heeft niet binnen den tijd van drie maanden na de uitreiking
van het aanslagbiljet gereclameerd niet mag worden aan
gevoerd, om den feitelijk onwettigen aanslag te handhaven.
Hiertegen meenen wij het volgende te moeten opmerken.
Zonder dat zulks aan de administratie der Belastingen bekend
was, was reclamant den llen December 1911 overgeplaatst
naar Den Helder. Zijn huisgezin bleef hier evenwel gevestigd.
In de maand Januari 1912 werd aan zijne woning een beschrij
vingsbiljet bezorgd, dat, niettegenstaande herhaalde aansporing
daartoe, niet werd teruggezonden. Evenmin werden van de
zijde van reclamant inlichtingen verstrekt, waardoor aanslag
te zijnen name zou zijn voorkomen. Want, ware de juiste
toedracht der zaak bekend geweest, dan was niet reclamant,
doch diens echtgenoote aangeslagen geworden.
Aangezien zijn gezin den len Februari 1912 eveneens naar
Den Helder was vertrokken, werd reclamant bij raadsbesluit
van den 12en December 1912, afschrijving verleend over den
tijd van elf maanden.
Het bezwaarschrift, ingekomen den 28en Maart 1913
de termijn van beroep was reeds verstreken den 3en October
1912 betreft dus den aanslag over de maand Januari 1912.
Nu evenwel reclamant niet binnen den bij het le lid van
art. 265 der Gemeentewet bedoelden termijn zijn bezwaar
schrift bij den Gemeenteraad heeft ingediend, achten wij Uwe
Vergadering onbevoegd den aanslag van het kohier af te
voeren. Volgende het advies der Commissie, zou, naar wij
meenen, eene met de wet strijdige beslissing worden genomen.
Niet alleen toch dient binnen drie maanden na de uitreiking
van het aanslagbiljet tegen een te hoogen aanslag te worden
gereclameerd, doch ook bezwaren van anderen aard tegen
den aanslag, dienen o. i., op grond van art. 265, le lid der
Gemeentewet, eveneens binnen genoemden termijn bij den
Gemeenteraad te zijn ingebracht.
Op grond van het vorenstaande geven wij U derhalve in
overweging overeenkomstig het advies der genoemde Com
missie te besluiten, met uitzondering van dat, betreffende de
reclame van den onder No. 3 op meergenoemde lijst voor
komenden reclamant, waaromtrent wij voorstellen, dezen
niet ontvankelijk te verklaren in het door hem ingesteld
beroep.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, den 21sten Mei 1913.
De Commissie, bedoeld in art. 10 der Verordening, regelende