73
Art. 6.
Het is verboden in of van uit de inrichtingen of localitei-
ten in artikel 5 sub. b. bedoeld, anders dan voor verbruik
ter plaatse, waren te verkoopen of af te leveren op de uren,
gedurende welke het volgens artikel 1 verboden is, winkels
voor het publiek geopend te hebben.
Hetzelfde geldt ten aanzien van apotheken voor alle andere
waren, dan genees- en heelmiddelen, heelkundige werktui
gen en verplegingsartikelen.
Art. 7.
Het is verboden, onverminderd het bepaalde in artikel
43 litt. a. der Verordening van den 2en Mei 1912 op de
Straatpolitie (Gemeenteblad No. 17) op of aan den openbaren
weg of in een der inrichtingen of localiteiten in art. 5 sub.
b. bedoeld, te venten op de uren, gedurende welke het inge
volge art. 1 verboden is, winkels voor het publiek geopend
te hebben.
Onder «openbaren weg" wordt voor de toepassing van dit
artikel verstaan alle straten, stegen, grachten, pleinen, wegen,
paden (alle met inbegrip van stoepen) en bruggen, welke, zij
het ook met eenige beperking, voor een ieder toegankelijk zijn.
Art. 8.
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd bij openbare
kennisgeving eene al dan niet voorwaardelijke ontheffing te
verleenen van de verbodsbepalingen dezer verordening:
a) algemeen ten aanzien van alle winkels voor enkele in
die kennisgeving aan te wijzen dagen of gedeelten van
dagen
b) ten aanzien van alle winkels op eene tentoonstelling,
een fancy-fair of andere soortgelijke inrichting van tijde-
lijken aard voor een in die kennisgeving vast te stellen
tijdperk.
Handelen zonder inachtneming van, of in strijd met de bij
de ontheffing gestelde voorwaarden, wordt gelijk gesteld met
handelen zonder ontheffing.
Art. 9.
De dienaren der gemeente-politie zijn in het bijzonder belast
met het opsporen van overtredingen van bepalingen dezer
verordening en verplicht daarvan proces-verbaal op te maken.
Deze verplichtingen rusten, voor zoover de bepaling van
art. 7 betreft, mede op den Marktmeester en den Adjunct-
Marktmeester.
Art. 10.
Overtreding van eene verbodsbepaling dezer verordening
wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste zes dagen of
geldboete van ten hoogste vijf en twintig gulden.
Art. 11.
Deze verordening treedt in werking op den 1913.
Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.