72
geheel vrijwillig «aanwezig" zijn in den winkel, na het sluitings
uur, niet mag worden onmogelijk gemaakt.
In art. 2 sub b werd eene bepaling opgenomen, om de
elders voorgekomen ontduiking van het verbod van art. 1,
door den zoogenaamde»! «verkoop over het hekje", te ontgaan.
Tevens wordt nu door deze bepaling nog getroflen de winkelier,
die op bijv. telefonische-bestelling, na het sluitingsuur zijn
winkelwaren nog aan huis laat bezorgen. Eene dergelijke ver
boden handeling zal wel zelden te verbaliseeren zijn; onze
bepaling kan toch ook daarvoor haar nut hebben.
Artikel 3 geeft aan, hoelang het, op het uur der sluiting,
in den winkel nog aanwezige publiek, daarna nog zal mogen
woi'den bediend. Wij meenden, dat het daarvoor in eenige
andere gemeenten aangenomen half uur, voor een stad als de
onze, wel wat lang moest worden geacht, en dat met uur
voor onze winkels gevoegelijk kan worden volstaan.
Eene bepaling als in art. 4 is opgenomen kwam onze Com
missie met het oog op de vele ziekenhuizen en inrichtingen
op medisch gebied hier ter stede aanbevelenswaardig voor.
Het moet, naar onze meening, mogelijk zijn ook na het
sluitingsuur bijv. in d#e instrumentwinkels, de in het artikel
genoemde werktuigen en artikelen nog te verkrijgen.
In de apotheken, die niet behoeven te sluiten, kan men
daarvoor niet altijd terecht en waar dit wel het geval is,
zouden deze, zonder ons artikel, op onbillijke wijze boven de
eigenlijke instrumentwinkels worden bevoordeeld.
Naar wij vertrouwen, zal het vereischte geneeskundig voor
schrift in voldoende mate waken tegen ontduiking door andere
winkeliers.
Indien door art. 5 sub b gelijk onze Commissie zich dit
heeft voorgesteld de winkels, waar gelegenheid be
staat tot gebruik ter plaatse van drinkwaren, van het sluitings
voorschrift dezer verordening zullen worden uitgezonderd en
het den houders van de in de nieuwe Tapperij-verordening op
te nemen inrichtingen dus geoorloofd zal zijn hunne lokalen
tot middernacht voor het publiek geopend te houden, dan
wordt daarmede de bepaling van art. 6 zeer gewenscht, om
tegen te gaan, dat in die geopend blijvende inrichtingen ook
anders, dan voor gebruik ter plaatse, wordt verkocht of
afgeleverd.
Niet alleen in, doch ook vanuit die inrichtingen (bijv. over
het hekje) zou anders aan de gesloten winkels concurrentie
kunnen worden aangedaan.
Ook voor de vrijgelaten apotheken werd een dei'gelijke be
paling noodig geacht voor alle waren, die niet in de eerste
plaats voor genezing of vei'pleging zijn bestemd en die men
dus ware deze verordening er niet ook in andere winkels
nog had kunnen verkrijgen.
Voor de winkels in de stations werd de noodzakelijkheid
van dit voorschrift niet ingezien, omdat van deze winkels
concurrentie met de bedrijven in de stad wel niet is te
verwachten.
Wil men door onze Verordening werkelijk iederen verkoop
na het sluitingsuur voorkomen, dan zal men uit den aard
der zaak ook den verkoop buiten de winkels, m. a. w. het
venten na het sluitingsuur, in het vervolg moeten onmogelijk
maken.
Vandaar dat dit venten in art. 7 van het ontwerp wordt
verboden, niet alleen op-, maar ook aan den openbaren weg,
waaronder hetzelfde wordt verstaan als in de Verordening op
de Straatpolitie van den 2en Mei 1912 (Gem. Blad No. 17).
Evenzeer geldt dit verbod in de cafés en andere inrichtingen,
die tot middernacht geopend mogen zijn.
Naast deze beperking blijft echter het absoluut verbod van
het venten van pauweveeren, confetti en dergelijke voor
werpen, voorgeschreven in art. 43 litt. a der Verordening op
de Straatpolitie, onverminderd van kracht.
Geheel overeenkomstig de bepaling, die in alle andere
verordeningen op de Winkelsluiting wordt aangetroffen,
werd door ons art. 8 geredigeei'd, ten einde het moge
lijk te maken, dat Burgemeester en Wethouders zoo noodig
uitzonderingen voor fancy-fairs, tentoonstellingen en dergelijke
gelegenheden of voor enkele, bepaaldelijk aan te wijzen dagen
of uren, zullen kunnen toestaan. Het gewenschte van zulk
een voorschrift ligt voor de hand. Met nadruk zij er echter
op gewezen, dat zulk een ontheffing der verbodsbepalingen
steeds algemeen zal moeten gelden en dat eene ontheffing
voor speciale winkels of bepaalde categoriën daarvan, niet
kan worden toegelaten om dezelfde redenen, die er ons toe
noopten, in art. 5 met de drie aldaar met name uitgezonderde
bedrijven te volstaan.
Verder vindt men nog in de artikelen 9 en 10 de opspo-
rings- en strafbepalingen, die in iedere strafverordening onzer
gemeente eensluidend worden aangetroffen.
Voor het opsporen der overtredingen van het ventverbod
wezen wij, naast de dienaren der gemeentepolitie, ook den
Marktmeester en diens Adjunct aan; doch overigens komt in
beide artikelen geen bijzondere bepaling vooi'.
Ten slotte vei'dient het aanbeveling in art. 11 een datum
te bepalen, waarop de verordening in werking treden zal.
Aan de verschillende betrokkenen dient toch gelegenheid
en tijd te worden gegeven om hunne dienstvoorschriften en
dagverdeeling met de nieuwe regeling in overeenstemming te
brengen. Op dienzelfden datum zou dan in werking moeten
treden de nieuwe Tappeiij-verordening, waarover door ons
ad art. 5 werd gesproken.
Onze Commissie is van oordeel, dat hiermede hare toelich
ting op het ontwerp der Verordening op de Winkelsluiting
kan worden besloten. Uit. de bepalingen, die zij heelt opge
nomen valt tevens af te leiden, in hoeverre met de wenschen
in de verschillende terzake ingediende adressen geuit, ook
voor zoover die na Uw besluit van 19 December 1912 nog
ingekomen zijn, dooi' haar werd rekening gehouden.
Deze adressen zullen ter vergelijking in de Leeskamer ter
visie worden gelegd.
Onze Commissie is bij hare beraadslaging van de voorop
gezette gedachte uitgegaan, dat de noodzakelijkheid van de
samenstelling eener Winkelsluitingsvei ordening voor onze
gemeente vaststond.
In het ontwei'p worden dus die voorschriften aangetroffen,
die gegeven die noodzakelijkheid, naar de meening der
Commissie, het best aan het gestelde doel zullen beantwoorden.
Het behoeft evenwel geen nader betoog, dat de meerder
heid der Commissie, die uit tegenstanders van iederen winkel-
sluitingsdwang bestaat, ook de aanneming van dit Ontwerp
ontraadt en dat slechts hare minderheid de totstandkoming
eener verordening, overeenkomstig het ontwerp, zal toejuichen.
Wij hebben alsnu de eer aan Uwe vergadering de hierbij
gaande concept-verordening ter overweging aan te bieden.
De Commissie voor de Strafverordeningen.
Aan den Gemeenteraad.
VERORDENING! op de winkelsluiting.
Artikel 1.
Het is verboden een winkel voor het publiek geopend te
hebben vóór 's morgens 5 uur ert na 's avonds 9 uur, uitge
zonderd
a) des Zaterdags,
b) op den dag voorafgaande aan Hemelvaartsdag,
c) op de tien achtereenvolgende werkdagen tot en met
den 6en December of, zoo de 5de of 6de December op
eenen Zondag valt, tot en met den 8en December.
d) op de werkdagen vanaf den 17en tot en met den 24en
December,
op welke dagen winkels van 5 uur 's morgens tot 12
uur 's avonds voor het publiek geopend mogen zijn.
Onder winkels worden begrepen barbierswinkels eri kap
perssalons.
Art. 2.
Een winkel wordt beschouwd voor het publiek geopend
te zijn:
a) zoolang daarin publiek aanwezig is of er winkelbe
dienden werkzaam zijn;
bzoolang er waren uit den winkel aan het publiek wor
den verkocht of afgeleverd.
Art. 3.
Is op het uur in art. 1 voor winkelsluiting voorgeschreven
nog publiek in een winkel aanwezig, dan mag dit, ook door
winkelbedienden, nog bediend worden, doch niet langer dan
gedurende een kwart uur daarna.
Art. 4.
Op de uren, gedurende welke het volgens artikel 1 ver
boden is winkels voor het publiek geopend te hebben, zullen
daaruit, op geneeskundig voorschrift, heelkundige werktui
gen en verplegingsartikelen mogen worden verkocht of afge
leverd.
Art. 5.
De bepalingen van ar't. 1 zijn niet van toepassing op:
a) apotheken;
b) inrichtingen en localiteiten, waarvoor bij andere Ver
ordening een sluitingsuur is voorgeschreven;
c) winkels in de stations.