66
DONDERDAG 24 APRIL 1913.
school bouwen, die nog goedkooper is. Maar is er nog niet
een middenweg? Toch acht ik het gewenscht, dat nog een
onderzoek werd ingesteld en daarom zou ik er prijs op stellen,
als de motie van den heer Roem werd aangenomen.
De Voorzitter. Het is nu maar de kwestie, wat de Raad
meent, dat het zwaarste moet wegen dat men er zoo goed
koop mogelijk af komt. zonder dat de subsidie van het Rijk
er bij inschiet, of dat men hier in Leiden het middelbaar
onderwijs zooveel mogelijk bevordert.
De heer Pera. M. d. V. Ik zal stemmen voor de motie,
en wel om deze reden. De schrik is mij om het hart gesla
gen. Zelfs de heer Sijtsma, anders een bezuinigingsman, heeft
geroepen, dat het mooier moet worden en dat de school
meer voorkomen moet hebben. De heer Roem wil een prach
tiger gebouw hebben, en dat, terwijl er thans reeds geklaagd
wordt over den hoogen prijs van het voorgestelde plan. Waar
komt men terecht? Hierbij leeft bij mij nog altijd een her
innering aan het verleden, nl. den bouw van de Stadsge
hoorzaal. Men heeft daarvoor gereisd door stad en land,
omdat men een monumentaal gebouw wilde hebben. Einde
lijk was men met alle onderzoekingen gereed en is een be
grooting der kosten opgemaakt geworden; doch de bouw
heeft bij slot van zaken ongeveer de helft meer gekost dan
de raming aanwees. Reeds na enkele jaren werd een des
kundig onderzoek naar den toestand van het gebouw noodig
geacht. Resultaat van dit onderzoek was, dat de Raad aan
gemaand werd om toch spoedig handelend op te treden en
herstelling en verbetering aan te brengen, omdat er anders
groot gevaar bestond, dat gedurende den winter bij storm
en sneeuwjacht het geheele dak naar beneden zou komen.
Daarom lijkt het mij gewenscht, er nog eens over na te denken
en ook mijn gedachte in overweging te nemen, om de school
meer verwijderd van het drukke verkeer een plaats te geven.
De Voorzitter. Nu komen wij weer op een heel ander
gebied en ik geloof, dat het daarom het beste is de debatten
hierover te sluiten. De heer Pera komt trouwens thans ge
heel in het schuitje van Burgemeester en Wethouders, want
die hebben zich juist ten doel gesteld aan de eischen der
ondervvijs-autoriteiten te voldoen en toch zoo zuinig mogelijk
te zijn, zoodat daardoor het uiterlijk voorkomen misschien
wel wat heeft geleden.
Ik heb intusschen nog een motie ontvangen, die, ik het
mijn plicht acht, nu reeds voor te lezen, ten einde een zui
vere stemming te doen plaats hebben. De motie is van den
heer Vergouwen en luidt
»Ondergeteekende stelt voor, de behandeling van punt 16
van de agenda tot de volgende vergadering uit te stellen."
Wordt ook deze tweede motie voldoende ondersteund?Zoo
ja, dan kan ook die een onderwerp van beraadslaging uit
maken. Ik geloof echter, dat de heeren ook over deze motie
voldoende ingelicht zijn, zoodat ik thans de motie van den
heer Roem in stemming zal brengen.
De beraadslaging wordt gesloten.
De motie van den heer Roem, in stemming gebracht,
wordt verworpen met 17 tegen 12 stemmen.
Tegen stemmen de heerenCorts, Carpentier Alting, van
Hamel, Hoogenboom, Heeres, Vergouwen, van Tol, Driessen,
Reimeringer, van der Eist, KorfF, Sijtsma, Korevaar, Bots,
Fischer, van der Lip en Aalberse.
Vóór stemmen de heeren: Timp, van Gruting, Briët, Fok
ker, A. Mulder, Botermans, Roem, de Boer, Pera, Bosch,
Zwiers en van der Pot.
De Voorzitter. Thans zal ik de motie van den heer Ver
gouwen, in stemming brengen.
Deze motie, in stemming gebracht, wordt aangenomen met
18 tegen 11 stemmen.
Vóór stemmen de heerenTimp, Carpentier Alting, van
Gruting, Vergouwen, Briët, Fokker, A. Mulder, Botermans,
Roem, van Tol, Driessen, de Boer, Pera, Bosch, Zwiers, van
der Pot, Bots en Aalberse.
Tegen stemmen de heeren: Corts, van Hamel, Hoogenboom,
Heeres, Reimeringer, van der Eist, Korff, Sijtsma, Korevaar,
Fischer en van der Lip.
De heer Heeres. M. d. V. De motie van den heer Vergou
wen is nu aangenomen, maar wat is per slot van rekening
in de praktijk het verschil tusschen de beide moties? Bestaat
dus nu ook de mogelijkheid, dat plannen van buiten af ook
nog eens in bespreking kunnen komen?
De heer Fischer. M. d. V. Ik geloof, dat het eenige gevolg
zal zijn, dat dit punt op de volgende vergadering in behan
deling komt met de toelichting, zooals die door Burgemeester
en Wethouders gegeven is, zonder meer.
De heer Zwiers. M. d. V. Ik heb van den heer Roem ver
nomen, dat zijn plan was, om een schriftelijke memorie in
te dienen bij den Raad. Als dat kan, zou ik willen verzoeken,
dat die iti druk werd rondgezonden aan de leden, opdat wij
den volgenden keer beter beslagen ten ijs komen.
De heer Vergouwen. M. d. V. Er is nog een andere weg
dan door den heer Fischer is aangegeven. Burgemeester en
Wethouders kunnen het voorstel wel net zoo indienen ais
nu, maar zij zouden ook gebruik kunnen maken van hetgeen
hedenmiddag in den Raad is besproken. Mijn motie was niet
gericht tegen Burgemeester en Wethouders.
De Voorzitter. Ik heb die ook niet als zoodanig opgevat.
Maar hoe Burgemeester en Wethouders gebruik kunnen maken
van hetgeen hedenmiddag in den Raad is besproken, zie ik
niet in. Wij hebben hier wel veel jeremiades gehoord, maar
erg weinig zaken, waarmee wij ons voordeel kunnen doen.
De heer Roem. M. d. V. Mag ik het plan AI van u
hebben
De Voorzitter. Dat kunnen wij moeilijk missen. Maar wellicht
wilt u dat morgen even bespreken met den Wethouder van
Fabricage.
Ik meen thans, dat wij kunnen overgaan tot de behandeling
van het volgend punt der agenda.
XVII. Voorstel tot beschikbaarstelling van gelden ten be
hoeve van de inrichting en meubileering van het hulpkantoor
der Gemeentelijke Bank van Leening aan de Heerengracht No. 15.
(Zie Ing. St. No. 117).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het praeadvies besloten.
XVIII. Verordening, houdende wijziging der verordening van
29 April 1909 op de Brandweer (Gem. blad No. 6).
(Zie Ing. St. No. 116).
Algemeene beschouwingen worden niet gevoerd.
De artt. 1 tot en met 3 worden zonder beraadslaging of
hoofdelijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over art. 4, luidende:
»Art. 25, eerste lid, wordt gelezen als volgt:
»De spuiten, binnen welker wijk de brand is uitgebroken,
en de slangen wagens worden onmiddellijk na het alarm door
het daartoe bevoegde personeel naar den hrand vervoerd. De
opperbrandmeester, brandmeester of adjunct-brandmeester, die
zekerheid heeft, dat binnen de wijk zijner spuit een brand
is uitgebroken, waarbij van brandkranen of spuiten gebruik
moet worden gemaakt, is bevoegd om met zijn spuit uit te
rukken, nadat door hem of van zijnentwege het centraal-
telephoonbureau van den brand in kennis is gesteld, of hij
er van overtuigd is, dat het centraal-telephoonbureau reeds
van den brand kennis heeft gekregen."
De Voorziti'er. De Commissie voor de Huishoudelijke Ver
ordeningen heeft gelijk uit het in den aanvang voorgelezen
rapport blijkt aanvankelijk eenig bezwaar gehad tegen de
uitdrukking »die zekerheid heeft" in dit artikel. Namens
Burgemeester en Wethouders kan ik echter meedeelen, dat
wat de heeren veronderstellen, juist is; n.l. dat met de
woorden, »die zekerheid heeft" hetzelfde is bedoeld als met:
»die in gemoede overtuigd is"; beide uitdrukkingen betee
nen: dat men te goeder trouw de zekerheid heeft. Wanneer
dus bijv. bij een der brandmeesters een betrouwbaar man
komt, die vertelt, dat er ergens brand is, dan kan men zeggen,
dat die brandmeester daardoor zekerheid heeft, dat er brand
is uitgebroken. Mij dunkt, dat daaromtrent geen moeilijkheden
zullen voorkomen.
De heer Fokker. M. d. V. Ik zou in overweging willen
geven, om in art. 4 een kleine redactiewijziging aan te bren
gen, nl. om in plaats van de woorden: »die zekerheid heeft"
de daarvoor algemeen in gebruik zijnde woorden»die rede
lijkerwijze kan vermoeden" te lezen. Dat is een geijkte uit
drukking, die in onze wetgeving algemeen voorkomt.
De Voorzitter. De beteekenis daarvan lijkt mij precies
dezelfde.
De heer van der Pot. M. d. V. Ik ondersteun hetgeen de
heer Fokker gezegd heeft. Ik verheug er mij over, dat ieder
het over de beteekenis eens is, maar het is toch beter,
om er duidelijk in te zetten wat bedoeld wordt. Wanneer er
staat »zekerheid", dan kan men, wanneer de brandmeester
niet is gaan kijken, zeggen, dat hij zich geen zekerheid heeft
verschaft. Het is daarom m.i. beter, dat er in komt te staan,
dat hij gegronde redenen heeft, om aan te nemen, dat er
brand uitgebroken is, of iets dergelijks.
De heer Fokker. M. d. V. Ik heb de eer voor te stellen
om in plaats van de woorden: »die zekerheid heeft", te
lezen»die redelijkerwijze kan vermoeden".