61
leden de beslissing nemen), voor eene gemeente als de onze
eene uitbreiding van 2 tot 4 leden te doen ondergaan.
Bestaat er dus, naar onze meening, in het algemeen geen
noodzakelijkheid tot aanneming van het voorstel; hetgeen de
heer van der Eist verder tot Toelichting daarvan aanvoert
brengt ons bovendien tot de conclusie, dat de verlangde uit
breiding der Commissie van Fabricage ook allerminst is
gewenscht.
Inderdaad houdt onze Commissie in den regel iederen
Woensdagmiddag hare vergadering en het is ook juist, dat
daarbij nu en dan ofschoon niet zeer dikwijls slechts
één lid met den Voorzitter samenkomt.
Is de Voorzitter zelf verhinderd, dan wordt of niet ver
gaderd, of indien de zaken uitstel niet dulden het Voor
zitterschap tijdelijk door een der andere Wethouders waar
genomen.
Maar nagenoeg altijd wordt in geval van absentie van den
Voorzitter of van een der leden, met den afwezige over zaken
van eenig gewicht nog gecorrespondeerd, alvorens het voorstel
der Commissie aan B. en W. wordt verzonden.
En nu vragen wij ons af, zal deze wijze van behandelen
nog langer mogelijk zijn; zal met andere woorden de Raad
of het College van B. en W. er nog langer staat op kunnen
maken, in de toegezonden rapporten het gevoelen van alle
leden der Commissie van Fabricage te vinden opgenomen,
indien door uitbreiding der Commissie de kans op onvoltallig
heid dei' vergaderingen grooter wordt
Zullen de zaken dan niet veel vaker tot eene voltallige ver
gadering moeten worden aangehouden dan thans noodig is?
En zal, wanneer het spoedeischende der zaak eene aanhouding
niet gedoogt, vaak niet eerst in de Raadszitting er gelegen
heid zijn voor de afwezig gebleven leden der Commissie, hun
gevoelen over de verzuimde zaken te uiten en de uitbreiding
der Commissie aldus voeren tot een debat dat bij het
tegenwoordig ledental beter en minder tijdroovend wordt
voorkomen?
Men zal ons toevoegen, dat een dergelijk geval van absentie
toch uitzondering zal blijven! Maar wij vragen dan aan een
ieder, die zich genoodzaakt ziet geregeld en herhaaldelijk met
een aantal anderen bijeen te komen, hoe verbazend veel moeite
het meestal kost, »en grand complet" te zijn.
Men vergete ook niet, dat ook al zouden de vergaderingen
steeds voltallig kunnen zijn, ook dan nog vertraging in de
behandeling der zaken niet uit zal kunnen blijven.
Immers aan iedere vergadering, gaat eene bestudeering der
aanhangige onderwerpen voorat. Bij onze Commissie geschiedt
dit in dier voege, dat de rapporten, die des Donderdags in de
vergadering van B. en W. aanhangig zijn geweest, des Vrijdags
ter circulatie rondgaan bij de leden der Commissie.
Op den volgenden Woensdag worden zij dan in de ver
gadering gebracht.
Deze handelwijze nu gaat goed, zoolang slechts twee leden
inzage der stukken moeten nemen, doch de geregelde gang
van zaken loopt al dadelijk spaak, zoodra aan ieder van 4 leden,
gedurende toch tenminste 2 dagen, gelegenheid moet worden
gegeven de circuleerende rapporten te bestudeeren! Alle zaken
zullen dus noodwendig een week langer in handen der Com
missie van Fabricage blijven, dan thans; en voor vele vaak
voorkomende onderwerpen men denke aan gunningen van
aanbestedingen, verzoeken omtrent rioleering, of om tijdelijk
gebruik van gemeentegrond geschiedt die vertraging niet,
dan ten nadeele of schade van de belanghebbenden of de
gemeente.
Tenslotte verlieze men ook niet uit het oog, dat eene ver
gadering van 3 personen gewoonlijk spoediger tot besluiten
komt dan eene van 5; langere vergaderingen, langere notulen,
langere rapporten zijn ook zoodoende alweder het vertraging-
gevend gevolg!
En waar het voor 2 leden van den Raad die, behalve
hunne bemoeiingen in het belang der gemeente, gewoonlijk
ook nog vele zorgen van anderen aard op hupne schouders
voelen drukken somtijds reeds zeer bezwarend kan zijn gedu
rende een vol jaar een flink deel van een middag geregeld
iedere week te reserveeren, daar vreezen wij en naar wij
gelooven niet ten onrechte dat een geregeld reserveeren
van een door langere vergaderingen nog langeren middag
voor vier personen, iedere week, vaak al te bezwarend zal
blijken te zijn.
Eene onwillekeurig daardoor verminderde belangstelling
ware »voor de goede voorbereiding van de aanhangig ge
maakte zaken en dus voor de gemeente" in wier belang
de heer van der Eist meent op te treden het zeer onge-
wenscht en vaak wellicht noodlottig gevolg.
Op grond van al deze overwegingen kurrnen wij, als onze
meening omtrent het voorstel van Mr. A. v. d. Eist, niet
anders te kennen geven, dan dat eene uitbreiding der Com
missie van Fabricage met twee leden ons voorkomt te zijn:
niet noodzakelijk en in vele opzichten ten zeerste ongewenscht.
De Commissie van Fabricage,
Fischer, Voorzitter.
Q. J. Tehpstra, Secretaris.
Aan den Gemeenteraad.
Ondergeteekende heeft de eer voor te stellen
De Commissie van Beheer voor de Stedejijke fabrieken van
Gas en Electriciteit, en de Commissie van Fabricage uit te
breiden ieder met twee leden.
Leiden, 19 Dec. 1912. A. van der Elst.
Toelichting.
Het behoeft geen betoog dat genoemde Commissies een zeer
belangrijke taak hebben, wellicht belangrijker dan een der
andere Commissies van Bijstand en die van Beheer. Hare taak
is het best te vergelijken met die der Commissie van Beheer
over de gestichten »Endegeest", Voorgeest" en «Rijngeest''.
Beide Commissies houden geregeld en herhaaldelijk vergade
ringen, de C. van Fabrikage, naar ik meen, als regel eenmaal
's weeks, die der Stedelijke Lichtfabrieken eenmaal in de 6
weken.
Bij afwezigheid door ongesteldheid, vacantie en derg.
zal elk dier Commissies nu en dan vergaderen met 2 leden
(voorzitter en 1 lid, of 2 leden).
Waar als regel kan blijven gelden een Commissie van voor
zitter met twee leden, acht de voorsteller het in het belang
der goede voorbereiding van de aanhangig gemaakte zaken
en dus in het belang der gemeente, dat evenals het met de
Commissie van Beheer voor de gestichten Endegeest, V. en R.
het geval is, genoemde Commissies te doen bestaan uit een
voorzitter met vier leden.
A. v. d. E.
N°. 127. Leiden, 25 April 1913.
Door de hoofdonderwijzeres, belast met de leiding van het
onderwijs aan spraakgebrekkige leerlingen van de openbare
scholen 3e en 4e klasse en aan die der bijzondere scholen
waarvan de besturen daartoe den wensch te kennen geven,
is een voorstel ingediend, om de jaarlijksche tegemoetkoming
van 50 voor de onderwijzeressen en onderwijzers, die bij dat
onderwijs behulpzaam zijn, te veranderen in eene jaarlijksche
bezoldiging van 75.
Met de Plaatselijke Schoolcommissie zijn wij van oordeel,
dat het werkdat van de onderwijzeressen en onderwijzers
gevorderd wordt en dat in het rapport van de hoofdonderwij
zeres wordt opgesomd, inderdaad een niet gewone inspan
ning vraagt en dat het daarom alleszins billijk moet worden
geacht, om de tegemoetkoming met 25's jaars te verhoogen.
De daaraan verbonden meerdere kosten bedragen, aange
zien een 12 tal onderwijzeressen en onderwijzers bij het
onderwijs aan spraakgebrekkige leerlingen behulpzaam zijn,
300 per jaar.
Met deze verhooging moet echter, zooals ook de Plaatselijke
Schoolcommissie opmerkt, niet tevens gepaard gaan veran
dering van de tegemoetkoming of toelage in eene bezoldiging.
De taak der onderwijzeressen en onderwijzers heeft toch in
deze uit den aard der zaak een zeer tijdelijk karakter. Zijn
er in eene klasse of in eene combinatie van klassen, geen
kinderen, voor wie het speciale onderricht noodig is, dan
houden ook de diensten van den onderwijzer(es) op en vervalt
daardoor de belooning. De paedagogische behandeling van
spraakgebreken is een zorgdie de gemeente buiten de wet
op het lager onderwijs en geheel onverplicht op zich genomen
heeft. Verband tusschen de belooning, die de met dat onder
richt belaste personen voor den daartoe vereischten arbeid
wordt toegekend, en hunne bezoldiging als leerkracht bij het
openbaar of bijzonder onderwijs bestaat er dus ook niet.
De voorgestelde verhooging moet o. i. ingaan op '1 Januari
a.s. Teneinde echter bij het samenstellen der begrooting voor
het volgend dienstjaar met de meerdere uitgaven rekening te
kunnen houden, verdient het aanbeveling reeds nu de des
betreffende verordening te wijzigen.
Wij geven U mitsdien in overweging tot vaststelling van
de navolgende verordening te besluiten:
VERORDENING, houdende wijziging der verordening van
11 November 1909 (Gem.Blad No. 23), regelende het
onderwijs aan spraakgebrekkige kinderen te Leiden,
laatstelijk gewijzigd bij verordening van 20 Febrnari
1913 (Gem.Blad No. 5).
Artikel 1.
In artikel 5 van bovengenoemde verordening wordt 50"
vervangen door 75".
Art. 2.
Deze verordening treedt in werking op 1 Januari 1914.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.