DONDERDAG 20
FEBRUARI 1913.
31
en Wethouders van andere zaken, die hun aandacht vragen,
ondervinden. Alen hebbe zich slechts in herinnering te roepen
de vele, belangrijke praeadviezen, die in den laatsten tijd
van Burgemeester en Wethouders zijn verlangd en die niet
alleen van bet College, maar in het bizonder van den Secre
taris een groote inspanning hebben gevorderd, om te begrijpen,
dat daardoor de zaak niet in dusdanig stadium is gekomen,
als Burgemeester en Wethouders zelf wel zouden wenschen.
In de eerste plaats is het wel de Wethouder van Onderwijs,
die niet voldaan is, dat de resultaten, die wij allen zeer zeker
wenschen en die zoowel in het belang van de zwakzinnigen
als in het belang van de gemeente zijn, nog niet zijn bereikt.
De heer Fischer. M. d. V. In aansluiting aan hetgeen de
heer van Hamel heeft gezegd kan ik den Raad mededeelen,
dat niet later dan morgen de heer Hibma met den Directeur
der Openbare Werken en mijn persoon er op uit zullen gaan,
om de verschillende lokalen, die eventueel geschikt zouden
zijn, om voor klassen voor zwakzinnigen te worden ingericht,
te bezien.
De heer Sijtsma. M. d. V. Ik wil de heeren van Hamel en
Fischer wel dank zeggen voor de door hen verstrekte inlich
tingen. Ik zou hieraan nog willen toevoegen, dat het ook mij
voorkomt, dat het wel aan te bevelen is, eerst met de oprichting
van een paar klassen te beginnen. Dan kan men later zien,
in hoeverre de inrichting uitbreiding zou verdienen.
De heer Pera. Ik moet toch even een kleine inlichting
vragen, M. d. V. Ik hoor daar telkens spreken van een paar
klassen, maar ik zou toch zeggen, dat wij met niet meer dan
één klasse moeten beginnen.
De Voorzitter. Dat kan dunkt mij beter later onder
de oogen worden gezien.
De heer Pera. Ik wilde dit toch opmerken, opdat men er
eventueel rekening mede zal houden.
Niemand meer het woord verlangend wordt daarna de
vergadering gesloten.
Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.