28
DONDERDAG 20
FEBRUARI 1913.
heid, de inwoners der gemeente in aanmerking behooren te
komen;
Redenen, waarom zij Uwe vergadering eerbiediglijk ver
zoeken het daarheen te willen leiden, dat voor de bedoelde
functie alsnog eene oproeping van sollicitanten in de te Leiden
verschijnende dagbladen wordt geplaatst, en tevens te bepalen,
dat zulks in den vervolge, zonder uitzondering, zal geschieden.
't Welk doende, enz.
J. Marks, voorzitter.
Joh. A. Mooij Gzn, secretaris.
De Voorzitter. Zooals de heeren weten, is het benoemings
recht van den beambte, die hier wordt bedoeld, aan de Com
missie van Beheer over de Stedelijke Fabrieken van Gas en
Electriciteit, zoodat deze klacht niet ter competentie is van
den Raad. Ik zou evenwel toch gaarne een kleine opmerking
willen maken naar aanleiding van dit adres. Dit adres is, zooals
meer gebeurt, op vrij lichtzinnige wijze opgesteld en bij den
Gemeenteraad ingediend. Vooreerst werd niet gevraagd een
klerk, maar een geroutineerden klerk, goed bekend met admi
nistratie en correspondentie, vooral op electrotechnisch gebied.
Bovendien is de oproeping niet alleen geplaatst in het dagblad
„De Avondpost', maar ook nog in twee groote bladen, uit
komende te Amsterdam en te Rotterdam. Het betreft hier een
betrekking, die in het geheel niet door een gewonen klerk
kan worden vervuld en het lag dan ook in het geheel niet
in de bedoeling van Commissarissen van de Gasfabriek, om
deze betrekking door een gewonen klerk te doen bekleeden.
Het betreft hier een zeer speciale betrekking, waarnaar zoowel
Leidenaars als anderen kunnen mededingen. Voor dergelijke
betrekkingen wordt alleen in de groote bladen geadverteerd,
zooals in dezen ook heeft plaats gehad. Heeft men voor een
bepaalden tak van dienst evenwel een speciaal vakblad, dan
wordt ook daarin een oproeping geplaatst.
Het plaatsen van een advertentie in de groote bladen heeft
dit voordeel, dat men dan jongelieden krijgt, die niet alleen
de plaatselijke bladen, maar ook de groote bladen lezen,
waardoor men kans heeft, dat deze wat meer ontwikkeling
hebben dan degenen, die zich slechts tot het lezen van een
plaatselijk blad bepalen. Ik wil hierbij in het geheel niet op
de plaatselijke bladen afgeven, maar een ieder, die zich op
de hoogte wil houden van hetgeen er op allerlei gebied voor
valt en dit doen de meer ontwikkeldenleest toch,
behalve de plaatselijke bladen, geregeld een der groote bladen.
Hier heeft men nu evenwel zonder nader te onderzoeken
gedacht: er is alleen een advertentie geplaatst in »De Avond
post", en nu zullen wij eens fluks een adres aan den Raad
sturen. Al gauw heeft men een zegeltje van 22| cent bij de
hand en de zaak is klaar: het adres wordt ingediend.
Over zulke adressen, mijne heeren, behoeven wij, dunkt mij,
hier niet lang te spreken.
Ik zou daarom willen voorstellen, dit adres voor kennis
geving aan te nemen en door te zenden naar Commissarissen
van de Gasfabriek.
Daartoe wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming
besloten.
De Voorzitter deelt alsnog mede:
dat aan den eervol ontslagen lantaarnopsteker D. A. Pille-
kers een pensioen is verleend van ƒ432.'sjaars, met in
gang van 1 Februari 1913.
dat aan den eervol ontslagen stadswerkman A. van Dijk
een pensioen van 242.'sjaars en aan den eervol ontsla
gen stadswerkman J. Flippo, een tijdelijk pensioen voor 3
maanden van 388.'sjaars is verleend, beiden met ingang
van 1 Maart a. s.
Aan de orde is alsnu:
I. Benoeming van een Ingenieur der Gemeentewerken.
(Zie Ing. St. No. 42).
De heer Roem. M. d. V. Ik zou gaarne eenige inlichtingen
naar aanleiding van deze benoeming ontvangen. Ik zou der
halve het voorstel willen doen, de deuren te sluiten.
De Voorzitter. Mijne Heeren. Alvorens hiertoe over te gaan
moet ik eerst een mededeeling doen betreffende dit punt van
de agenda. Er is n.l. ingekomen een schrijven van den heer
J. J. G. E. Rückert, die ons het volgende mededeelt:
Utrecht 18 Februari 1913.
Aan het College van Burgemeester en Wethouders
der gemeente Leiden.
Hierbij heb ik de eer UwEdelAchtbaar College te berichten,
dat ik, tengevolge mijner benoeming tot Ingenieur-Onder Direc
teur der Gemeentewerken te Semarang voor eene benoeming
tot Ingenieur der Gemeentewerken te Leiden liever niet meer
in aanmerking zou komen.
Onder dankzegging voor het in mij gestelde vertrouwen
om mij No. 1 op de door U ingediende voordracht te plaat
sen heb ik de eer te zijn met de meeste hoogachting
Uw dw. dr.
J. Rückert.
Er blijven thans dus twee candidaten over. Wij hebben,
zoodra dit schrijven bij ons College was ingekomen, de Com
missie van Fabricage om advies gevraagd. Deze Commissie
heeft ons het volgend schrijven doen toekomen:
Leiden, den 19 Februari 1913.
Wij hebben de eer onder terugzending van het schrij
ven van den heer J. J. G. E. Rückert, waarbij deze verzoekt
voor eene benoeming tot Ingenieur der Gemeentewerken niet
langer in aanmerking te mogen komen Uw College mede
te deelen, dat bij nadere overweging de meerderheid in onze
Commissie meent, de volgorde der overgebleven candidaten
aldus te moeten opstellen:
1. W. M. DUDOK.
2. L. VAN GENDT.
terwijl de minderheid thans aan den heer L. VAN GENDT den
voorrang zou willen geven.
De Commissie van Fabricage,
Fischer, Voorzitter.
Q. J. Terpstra, Secretaris.
Aan Heeren Burgemeester en Wethouders
der gemeente Leiden.
Namens het College van Burgemeester en Wethouders kan
ik ten slotte mededeelen, dat dit, na kennisneming van dit
advies, zijn aanbeveling intact heeft gelaten, zoodat de twee
overgebleven candidaten daarop in dezelfde volgorde blijven
voorkomen, als den Raad in druk is medegedeeld.
Verlangt hierover iemand het woord?
De heer Roem. M. d. V. Ik had, zooals ik zooeven opmerkte,
gaarne eenige inlichtingen willen ontvangen omtrent de ver
schillende personen. Na uw mededeelingen zie ik evenwel van
het woord af.
De heer Heeres. M. d. V. Zou ik even een enkele inlich
ting aan het College van Burgemeester en Wethouders mogen
vragen? Ik ben nog zoo kort lid van den Raad, dat ik zelf
geen antwoord kan geven op de vraag, die ik wenschte te
stellen. Ik zou de vraag willen doen: is er een bizondere
reden, dat in het schrijven van het College van Burgemeester
en Wethouders ook de opinie van de minderheid van het
College is nedergelegd of is het de gewoonte, om, wanneer
er verschil van meening bestaat omtrent een aanbeveling ook
de meening van de minderheid te vermelden? Ik zou gaarne
te dien aanzien eenige inlichtingen ontvangen.
De Voorzitter. Ik kan prof. Heeres mededeelen, dat het
de gewoonte is, dat wanneer één der leden van het College
van Burgemeester en Wethouders een afwijkende meening
heeft van die der anderen, dit niet in de gedrukte stukken
wordt vermeld, maar dat, wanneer twee leden de minder
heid van het College uitmaken, hiervan wèl melding wordt
gemaakt.
De heer Heeres. Dank u, M. de V.
De heer Roem. Het schijnt mij toe, dat de zaak op het oogen-
blik ik geef toe, dat het wellicht aan mij kan liggen
eenigszins verward is. Ik blijf thans bij mijn verzoek, om een
vergadering met gesloten deuren te beleggen. Ik wenschte
gaarne eenige inlichtingen over de voorgedragenen en dit
geeft natuurlijk aanleiding tot sluiting der deuren.
De Voorzitter. Wordt dit verzoek voldoende ondersteund?
Zoo ja, dan zal ik de deuren doen sluiten.
De Vergadering wordt na eenigen tijd heropend.
De Voorzitter. Mag ik de heeren Bosch, van der Eist,
Zwiers en Corts uitnoodigen het stembureau te willen vormen.
Bij de eerste vrije stemming verkregen de heeren W. M.
Dudok en L. van Gendt beide 14 stemmen.
De Voorzitter. Aangezien geen van beide sollicitanten de
volstrekte meerderheid verkregen heeft, moet alsnu een tweede
vrije stemming plaats vinden.
Bij de tweede vrije stemming wordt benoemd de heer W. M.
Dudok met 15 stemmen; 13 stemmen werden uitgebracht op
den heer L. van Gendt.
II. Benoeming van eene onderwijzeres aan de school der
3e klasse no. 3.
(Zie Ing. St. No. 54).
Wordt benoemd Mej. A. J. de Bruijn met 2G stemmen;
2 stemmen waren van onwaarde.