32
N. 71. Leiden, 4 Maart 1913.
Nevensgaand verzoek van A. Backer, pachter van den
Burcht en de Graanbeurs, om de pacht van deze inrichtingen
na expiratie van het loopende pachtcontract (30 April a. s.)
ondershands op de bestaande voorwaarden en tegen dezelfde
pachtsom als nu wordt betaald, voor één jaar te willen ver
lengen, is het gevolg van eene briefwisseling en van bespre
kingen, welke van onzentwege met den pachter hebben
plaats gehad.
Eenigen tijd geleden wendde de pachter zich tot ons College,
met het verzoek te willen bevorderen dat de pacht na 30
April a. s. ondershands voor vijf jaren werd verlengd, doch
dan voor een pachtsom van 2600.per jaar, d. i. 200.
minder dan thans wordt betaald, en zulks op grond van de
ongunstige resultaten van de exploitatie. Onder overlegging
van eenige uittreksels uit zijne boeken, bood hij aan de boeken
zelf ter controleering over te leggen.
Uit het onderzoek dier boeken bleek ons echter, dat wel
volgens de winst- en verliesrekeningen verlies geleden werd,
doch tevens dat die rekeningen verschillende uitgaven bevatten,
welke de huishouding van den pachter betroffen en dat, werd
de zaak uitsluitend als zoodanig beschouwd, de exploitatie
niet een verlies, maar winst opleverdedeze winst nu kan
en dit is een kwestie van persoonlijk inzicht al of niet
voldoende worden geacht, al naar de levenswijze van den
exploitant noodig maakt of vordert. En waar nu verder bleek,
dat de zaak vooruitgaande is, terwijl mag worden verwacht
dat de verbeteringen welke thans aan de zijde van de Burg-
steeg worden aangebracht, van gunstigen invloed op de
exploitatie zullen zijn, daar vonden wij geene redenen om aan
te nemen, dat op een zóó omvangrijke exploitatie een ver
mindering van pachtsom van ƒ200.van beslissenden invloed
zou kunnen zijn op de al of niet continueering van het bedrijf.
Wij berichtten daarom den pachter, dat zijn verzoek niet kon
worden ondersteund. Evenmin konden wij termen vinden tot
ondersteuning van een daarop gevolgd verzoek van den pachter,
om de pacht voor één jaar te verlengen tegen de bestaande
pachtsom, doch met vier optiejaren ter keuze van den pachter,
omdat daarmede wel de gemeente, maar niet de pachter zou
zijn gebonden.
Er bestaat echter onzerzijds geen bezwaar om den pachter
in zooverre ter wille te zijn, dat de pacht op den bestaanden
voet voor één jaar worde verlengd, zonder méér. Het valt
niet te ontkennen, dat de tegenwoordige pachter aan de
exploitatie van den Burcht en de Graanbeurs veel zorg be
steedt en dat de belangen der gemeente daarmede worden
gebaat. Eenige maanden vóór den afloop van dat exploitatie-
jaar kan dan naar bevind van zaken worden gehandeld.
Wij geven U derhalve in overweging te besluiten, de pacht
van den Burcht en de Graanbeurs voor het tijdvak van 1
Mei 1913 tot. 30 April 1914 te gunnen aan den tegenwoor-
digen pachter, voor eene pachtsom van 2800.per jaar,
vermeerderd met 32.27® per jaar als rentevergoeding voor
de door de gemeente gemaakte kosten der electrische instal
latie in die gebouwen en verder onder de bestaande voorwaarden.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
Verzoekt met verschuldigden eerbied de ondergeteekende
A. Backer, alhier, de pacht van Burcht en Graanbeurs na
afloop van den tegenwoordigen pachttijd te mogen voort
zetten gedurende één jaar, aldus tot en met den 3(>ten April
1914, voor eene pachtsom van 2800.vermeerderd met
eene vergoeding van 32.27® in zake de electrische geleidingen
en overigens op dezelfde voorwaarden; tot borgen stellen
zich de medeondergeteekenden de Heeren M. H. van Waveren,
bierbrouwer en D. Hartevelt HCz. wijnhandelaar, beiden alhier.
De reden tot het verzoek om verlenging van de pacht voor
slechts één jaar licht daarin, dat het ondergeteekende, niet
tegenstaande zijne uiterste krachtsinspanning, niet is gelukt
de zaak winstgevend te exploiteerenintegendeel sloot
zijne rekening tot nu toe met een deficit.
Daar het aan den anderen kant voor den pachter van
een zoo uitgebreide zaak, als Graanbeurs en Burcht te zamen,
om verschillende redenen zeer bezwaarlijk is deze te verlaten
na er slechts een paar jaren in werkzaam te zijn geweest,
wil ondergeteekende nog eens het uiterste beproeven om op
den duur betere resultaten te bereiken.
De voorloopige besprekingen met Burgemeester en Wet
houders hebben tot zijn leedwezen niet het gevolg gehad,
dat zij hem zouden steunen bij een eventueel verzoek om
eene bescheiden vermindering der pachtsom of herpachting
voor een jaar met vier optiejaren; zelfs de duidelijk spre
kende cijfers der aan hen overgelegde boeken, vermochten
geene verandering in hunne zienswijze te brengen.
Ongaarne te zware verplichtingen voor langen tijd op zich
nemende, acht ondergeteekende het meest voor de hand lig
gend, dat hij de gelegenheid vraagt nog een jaar de zaak
aan te zien om dan na ommekomst van dat jaar uit te maken
of hij voor een nieuwe serie van vijf jaren in aanmerking
wenscht te komen.
A. Backer.
Leiden, 28 Februari 1913. M. H. van Waveren.
D. Hartevelt HCz.
N°. 72. Leiden, 5 Maart 1913.
Den 24en Februari 1912 dienden wij, overeenkomstig het
advies der Commissie voor het Marktwezen, bij U een voorstel
in tot verhooging van de belasting, geheven voor het gebruik
van het lokaal voor groenteveilingen, van tot 1 der
bruto-opbrengst van de geveilde waren, teneinde de opbrengst
dier belasting meer in overeenstemming te brengen met de
uitgaven, die de gemeente zich tengevolge van de oprichting
van het veilingslokaal jaarlijks moet getroosten.
Dit voorstel werd in Uwe Vergadering van 21 Maart 1912
ingevolge advies van ons College van de agenda afgevoerd,
naar aanleiding van een ingekomen adres van de Leidsche
Tuinders-Patroons Vereeniging, om de voorgestelde verhooging
eenigen tijd uit te stellen met het oog op de door de ver
eeniging juist, ondernomen exportveilingen en de dientenge
volge te verwachten hoogere opbrengst der veilingen. Aan de
Commissie voor het Maiktwezen werd toen door ons verzocht
op deze aangelegenheid nader ter ug te komen, indien de uit
komst der exportveilingen over een vol jaar (Maart 1912
Maart 1913) bekend zou zijn.
Inmiddels ontvingen wij een verzoek van de Leidsche
Tuinders-Patroons Vereeniging, om de veilingsloods voorden
tijd van 5 jaren van de gemeente te mogen huren en daarin
een mijntoestel voor rekening der vereeniging te mogen plaatsen.
Ook omtrent dit verzoek noodigden wij de Commissie voor
het Marktwezen uit, ons haar gevoelen wel te doen kennen.
In haar ter visie liggend rapport deelt de Commissie nu
mede, dat er h. i., gelet op de resultaten der export-veilingen,
voor het oogenblik nog niet veel aanleiding bestaat, om aan
den indertijd door de vereeniging geuiten wensch, om het
heffingspercentage op te laten, tegemoet te komen.
Niettegenstaande de invoering der exportveilingen toch lijdt
de gemeente naar hare berekening nog jaarlijks een verlies
van 150 a ƒ200, ongeacht de derving van 300 aan liggeld.
Onder die omstandigheden kan er, zoo vervolgt de Com
missie, tegen een verzoek van de Leidsche Tuinders-Patroons
Vereeniging, om de loods in het vervolg te mogen huren
wanneer men alleen den financieelen kant der zaak beschouwt
weinig bezwaar bestaan, indien slechts een huurprijs wordt
bedongen, die de kosten der gemeente goedmaakt en in dien
prijs tevens eene vergoeding wordt gevonden voor hetgeen de
gemeente tot nog toe op de exploitatie der loods verloor. Een
huurprijs van 750 'sjaars zou h. i. aan dien eisch beantwoorden.
Doch ook afgezien van den financieëlen kant, kan de
Commissie zich met het denkbeeld, om de loods te verhuren,
vereenigen. Weliswaar heeft bij de stichting van de loods de
bedoeling voorgezeten, deze aan een ieder, die dit verlangde
mits aan de gestelde eischen werd voldaan tot het houden
van veilingen al te staan, zooals.o. a. blijkt uit het reglement
op het gebruik der loods (Gem.blad no. 9 van 1904), maar in
de praktijk is het nagenoeg nimmer voorgekomen, dat anderen
dan de Leidsche Tuinders-Patroons Vereeniging van de loods
wenschten gebruik te maken. Slechts eenmaal is door den
Algemeenen Markt- en Havenmeester een daartoe strekkend
verzoek ontvangen. De publieke bestemming kan daarom naar
het oordeel der Commissie gevoegelijk aan de loods worden
ontnomen en deze aan de in werkelijkheid nu reeds eenige
gebruikster zeer wel in huur worden gegeven.
Omtrent de voorwaarden, waaronder de verhuring zou kunnen
plaats hebben, merkt de Commissie o. a. het volgende op.
Voorop dient h.i. gesteld, dat het gebruik der loods moet
bepaald blijven tot het houden van veilingen van groente,
ooft en aardappelen, en dat voor het houden van eieren-
veilingen, gelijk de vereeniging mede wenschte, de loods niet
beschikbaar kan worden gesteld. Gaat men toch eenmaal,
buiten de veilingen van tuinbouwproducten, ook die van
andere waren toestaan, dan valt een grens bij eventueel vol
gende aanvragen der vereeniging niet 'meer te trekken en
zou het belang van verschillende markten aanmerkelijk kunnen
worden geschaad. Bovendien is requestrante wel de eenige,
die groenteveilingen hier ter stede exploiteert, doch veilingen
van eieren vinden ook onder leiding van anderen plaats,
zoodat ook om die reden het afstaan der loods voor die vei
lingen uitsluitend aan haar, der Commissie niet gemotiveerd
voorkomt.
Verder wil de Commissie, dat de vereeniging zich verbindt
strenge maatregelen te treffen om te voorkomen, dat ook door
anderen dan hare leden waren ter veiling worden aangeboden