18 DONDERDAG 6 FEBRUARI 1918. dat waar de Commissie voor de Strafverordeningen er een mouw aan weet te passen, die het. gemeentebelang niet schaadt, het misschien voor de gemeente verstandiger is, er zich bij neer te leggen. Ik zal dus niet tegenstemmen, maar ik heb met een enkel woord protest willen aanteekenen tegen de geringe deferentie van de gemeentelijke autonomie, die uit deze houding van het college van Gedeputeerde Staten opnieuw blijkt. De heer Fokker. M. d. V. Ik zou een enkel woord willen zeggen naar aanleiding van het betoog van den heer van der Pot, dat ik theoretisch geheel kan onderschrijven. Toen ik mijn intrede in den Raad deed, had ik van de gemeentelijke autonomie een heel ander idee, dan nu ik eenige jaren lid van dit college ben. Wanneer men zich op theoretisch staats rechtelijk standpunt stelt, dan was het advies van de Commissie voor de Strafverordeningen indertijd veel juister dan dat het welk nu gegeven wordt, maar de eischen van de praktijk hebben op het oogenblik gesproken en het is natuurlijk niet mogelijk, om alles te zeggen, wat in de commissie in het algemeen is gezegd over de verhouding van de gemeente tot Gedeputeerde Staten. Uit praktische overwegingen kan ik met het voorstel wel meegaan en uit een praktisch oogpunt meen ik, dat het aanbeveling verdient. De algemeene beschouwingen worden gesloten. De artt. 1 tot en met het nieuw art. 5, en daarna de ge- heele verordening, worden vervolgens zonder hoofdelijke stem ming aangenomen. (Tijdens de algemeene beschouwingen kwam de heer P. J. Mulder wederom ter vergadering). XXII. Verzoek van de vereeniging van bezoldigde agenten van politie »Door Eendracht Saamgebracht", om herziening van de jaarwedden van het agentenpersoneel. (Zie Ing. St. No. 21). De beraadslaging wordt geopend. De Voorzitter. Het praeadvies van Burgemeester en Wet houders luidt om afwijzend te beschikken op het verzoek van de vereeniging. Nu zijn er twee voorstellen ingediend, een door den heer Pera en een door den heer Sijtsma, doch daar die niet bij mij ingediend zijn 24 uur van te voren, zal het moeilijk zijn, deze thans te behandelen. Nu kan dus alleen beraadslaagd worden over het praeadvies van Burgemeester en Wethouders. De heer Fokker. M. d. V. Komen de voorstellen van de heeren Pera en Sijtsma dan nu niet in behandeling? De Voorzitter. Neen, dat kan niet; art. 26 van het Regle ment van Orde verzet zich daartegen. De heer Fokker. Ik meen, dat straks bij het voorlezen van de ingekomen stukken besloten is, om de voorstellen te be handelen bij punt 22 van de agenda. De Voorzitter. Neen, pardon. Ik heb voorgesteld, dat zij besproken zouden worden en ik heb ze nu besproken. Die voorstellen nu te behandelen, zou aanleiding geven tot ver warring. Nu moet eerst het praeadvies van Burgemeester en Wethouders worden behandeld en als dat wordt verworpen, dan kunnen de voorstellen van de heeren Pera en Sijtsma later in behandeling komen. De heer Fokker. M. d. V. Als ik goed begrepen heb, mag over de voorstellen van de heeren Sijtsma en Pera toch wel gesproken worden. De Voorzitter. Deze voorstellen zijn niet 24 uur voor den aanvang van de zitting bij mij ingediend en het is dus over eenkomstig het Reglement van Orde, dat zij niet nu reeds in behandeling kunnen komen. Ik kon aan het begin van de zitting toch nog niet voorstellen, om ze in handen van Burge meester en Wethouders ter fine van praeadvies te stellen! Zoolang het praeadvies van Burgemeester en Wethouders niet verworpen is, kon ik moeilijk voorstellen over deze voorstel len praeadvies van Burgemeester en Wethouders te vragen. De heer Pera. M. d. V. Wanneer dat het geval is, zou ik wel wenschen, dat de behandeling van dit punt van de agenda tot de volgende vergadering uitgesteld wordt en dat wij in dien tijd het praeadvies van Burgemeester en Wet houders op die voorstellen kunnen afwachten. De heer Vergouwen. M. d. V. Dan moeten wij eerst weten, of die voorstellen voldoende gesteund worden. De Voorzitter. Worden de voorstellen van den heer Pera en van den heer Sijtsma ondersteund? Zoo ja, dan zal de heer Pera een motie van orde moeten indienen' als hij zijn doel wil bereiken! De heer Sijtsma. M. d. V. Ik geloof, dat wij beter doen met uw voorstel te volgen. Die leden, welke op het oogen blik wat voor ons voorstel voelen, zullen het praeadvies, zooals het daar ligt, afwijzen, terwijl zij, die voor het praeadvies van Burgemeester en Wethouders zijn, natuurlijk hun stem daarvoor zullen uitbrengen. Wij zouden daardoor voorkomen, dat Burgemeester en Wethouders praeadvies moeten uitbren gen over twee voorstellen, waarvan wij niet weten, dat de meerderheid van den Raad ei' voor is. Egoïsme is mij in dezen absoluut vreemd. Ik geloof, dat het belang van de gemeente in den Raad het best wordt gediend, als we eerst het praeadvies behandelen. Wordt dat afgestemd, dan kunnen onze voorstellen in bespreking komen. Wordt het aangenomen, dan vervallen onze voor stellen natuurlijk. De Voorzitter. Dat is ook geheel mijn idee; en ik stel dan ook voor geheel en al met de woorden van den heer Sijtsma mee te gaan. Aan de orde is dus het praeadvies van Burgemeester en Wethouders. De heer Sijtsma. M. d. V. Ik heb er indertijd op aange drongen, dat praeadvies zou worden uitgebracht op het verzoek van de agenten van politie, zoodat dat praeadvies wel eenigs- zins opgedrongen is. Nu het echter gekomen is, voel ik mij verplicht om dank te zeggen voor de uitvoerige wijze, waarop men gepraeadviseerd heeft. Toch heeft het praeadvies, zooals het daar ligt, niet een onverdeeld aangenamen indruk op mij gemaakt. Ik geloof, dat de zucht van Burgemeester en Wethouders misschien wel van den hoogsten chef bij de politie, want ik geloof, dat het grootste gedeelte van het praeadvies overgenomen is uit het rapport, dat voor ons in de Leeskamer ter visie gelegen heeft zoo groot was om aan te toonen, dat het vei zoek niet gerechtvaardigd was, dat er argumenten gebezigd zijn, die ik liever niet in het praeadvies gezien had, en die ik noem kleine argumenten. In de eerste plaats, dat de politieagenten vrij- biljetten voor spoor en tram hebben. Er is echter niet op ge wezen, dat de commissaris, de inspecteurs en misschien nog vele andere ambtenaren deze vrij biljetten ook krijgen. Wij hebben nog nooit bij de behandeling van een salarisregeling zulke dingen als argument tegen verhooging gehoord. Men zou zoo kunnen redeneeren dat dit juist iets is, dat de menschen schade doet, want als zij geen vrijbiljetten hadden, dan gingen zij niet reizen en bewaarden hun verteringen. Dat is ook een klein argument, roept men, maar dat staat precies tegenover 't geen Burgemeester en Wethouders aan voeren. Dat faveurtje van ƒ7.50 als gift van de burgerij had ik ook liever in het praeadvies niet gezien, en vooral niet de opmerking, dat de vereeniging gesteund wordt door donateurs. Dat is wel waar, maar dat geld krijgen de agenten toch niet voor hun huishouding. De meeste ambtenaren, zoo ook de polietieagenten hebben een organisatie, die hun geld kost. Het is een eisch des tijds. dat men zich organiseert om voor zijn belangen op te komen, maar dat kost dan toch den politieagent ƒ5.20 in het jaar. Deze argumenten had ik dus liever niet in het praeadvies gezien. Nu wat de vergelijking met andere gemeenten aangaat. Waar ik van oordeel ben, dat de politie wel een verhooging van salaris mag hebben, zal ik Burgemeester en Wethouders niet volgen in de vergelijking met andere gemeenten. Wan neer de wil bij Burgemeester en Wethouders had voorgeze ten, om te bewijzen, dat er toch wel eenige verhooging noo- dig was, dan hadden zij dat met evenveel gemak met deze cijfers kunnen doen. Het is altijd gemakkelijk een vergelijking met cijfers te maken, vooral waar het de politie geldt, maar elke salarisregeling is anders ingericht, terwijl ook de levensstandaard van de verschillende plaatsen verschillend is. Men heeft bijv. Leeuwarden aangehaald. Omdat ik in het Noorden gewoond heb, kan ik de verzekering geven, dat de levensstandaard daar in het algemeen niet zoo hoog is. Andere ambtenaren verdienen daar ook niet zooveel De onderwijzers- salarissen in het Noorden zijn ook minder dan hier en toch leven de menschen er beter van omdat het leven er goed- kooper is. De vergelijking met plaatsen in het Noorden gaat dus mank. In het tweede adres hebben de politieagenten weer gemeenten aangewezen, waar de salarissen wel hooger zijn. Wij kunnen dat argument dus ook uitschakelen. De groote vraag is dunkt mij of in verband met den levensstandaard en de plaats, die de politie in de maatschappij heeft in te nemen, het salaris voldoende is, of dat het noodig is dat het wordt verhoogd. Nu zou ik de agenten gelijk willen stellen met de vakarbeiders. Men zegt wel, dat een politieagent geen vak heeft geleerd, maar daar staat toch tegenover, dat hij het politievak moet kennen en juist een van de redenen, waarom ik voor verhooging ben is, dat wij hier zouden hebben en krijgen flinke mannen, die eenigszins ontwikkeld zijn, want daarop komt het bij de politie aan. Men eischt in de eerste plaats een gezond man, een man met een goed postuur, maar ook een die behoorlijk ontwikkeld is, die met menschen kan

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1913 | | pagina 8