20 DONDERDAG 6 FEBRUARI 1913. cessievelijk verbeteringen voorgesteld en ook de Burgemeester heeft nog plannen, om verbeteringen aan te brengen. Elke verbetering kan dankbaar aanvaard worden, maai' brengt in het stelsel als zoodanig geen verandering. Ook de beide inge diende voorstellen ik ga er verder niet op in brengen in de algemeene positie weinig verandering. Het zijn kleine verbeteringen, die aan de reorganisatie niets af of toe doen. Daarom lijkt het mij het beste, om op het oogenblik met Burgemeester en Wethouders mee te gaan, de kleine voor stellen, die de groote reorganisatie kunnen tegenhouden, niet aan te nemen en eene groote reorganisatie voor te bereiden. M. a. w. op het oogenblik kan men niet komen tot een alge meene herziening; misschien later, maar daartoe moet het toch komen en hoe eerder men het aanpakt, hoe beter het is. Voor het oogenblik zal ik mij dus neerleggen bij het praeadvies van Burgemeester en Wethouders. De heer Pera. M. d. V. Ik hoor met groote verbazing den heer Vergouwen adviseeren het voorstel van Burgemeester en Wethouders aan te nemen, om daarna langzamerhand te komen tot een groote reorganisatie. Op welke manier zal dat moeten gebeuren Andere personen aanstellen met grootere bekwaamheden en dan de geheele tegenwoordige politiemacht aan den dijk zetten? Ik had mij voorgesteld door hoogere bezoldiging een opklimming te krijgen en zoo te komen tot een hoogere ontwikkeling. Van hetgeen de heer Vergouwen wil, begrijp ik niets. De heer Carpentier Alting. M. d. V. Ik wenscb een enkel woord te zeggen, omdat ik, in hetgeen de andere drie sprekers hebben gezegd, geen weerklank heb gevonden van hetgeen mij op het hart ligt. Ik ben het met Burgemeester en Wet houders in den grond van de zaak geheel eens, dat er op het oogenblik geen termen zijn, om tot verhooging van de salarissen van de politieagenten over te gaan, en wel om de volgende redenruim twee jaar geleden is de geheele zaak van de positie en de bezoldiging van de politie onder de oogen gezien, waarbij ook rekening is gehouden met de sala- rieeringen elders en waarbij wij, na ampel overleg, tot de conclusie zijn gekomen, welke bezoldiging, in verband met de eischen, die aan de politie gesteld moeten worden, de beste was. Nu is het best mogelijk, dat men binnen korten tijd een herziening van de regeling noodzakelijk acht, maar dan moet men toch iets bepaalds kunnen noemen, dat die herziening noodzakelijk maakt, dat aantoont, dat de bestaande regeling aan ernstige gebreken lijdt. Nu is in het request geen enkel »schlagend" feit genoemd, hetwelk zou kunnen aantoonen, dat een verhooging van de bestaande salarissen noodzakelijk is. Er zijn wel vergelijkingen gemaakt, waaruit men zou kunnen concludeeren, dat Leiden ongunstig afsteekt, maar er zijn ook weer andere genoemd, waarbij Leiden gun stig afsteekt. Over het geheel is dus niets genoemd hetwelk aantoont, dat het noodzakelijk is, tot herziening van de bestaande regeling over te gaan. Daarbij komt nog, dat Burgemeester en Wethouders, die toch het belang van de politieagenten zeer zeker onder de oogen zien, geen termen hebben kunnen vinden, in die richting te adviseeren, zoodat ik mij zal neer leggen bij het advies van Burgemeester en Wethouders. De Voorzitter. Ik dank den laatsten spreker zeer. dat hij het voorstel van Burgemeester en Wethouders ondersteund heeft. De heer Sijtsma is begonnen met te zeggen, dat wij eigenlijk geen vergelijking met andere plaatsen hadden mogen maken. Nu bereikte ons, een goed jaar, nadat de laatste traktementsver betering was ingetreden, een adres van de Vereeniging van bezoldigde politieagenten alhier, waarin verzocht werd, om weer een nieuwe salarisregeling in te voeren. Hierin werd o. a. betoogd, dat verhooging moest plaats hebben, juist omdat het salaris hier in vergelijking met andere gemeenten laag zou zijn. Om dus in het gevraagde praeadvies den Raad duidelijk te maken, wat er waar was in deze bewering en om te laten zien, hoe het met de traktementen stond, konden wij niet beter en duidelijker doen, dan de Leidsche traktementen te vergelijken met die van andere steden, die ongeveer met Leiden gelijk te stellen zijn. Wij hebben die vergelijking ge trokken met zes andere plaatsen in Nederland met meer dan 50000 inwoners en met eenige provinciale hoofdsteden. Wij dachten, dat dat een goede basis voor vergelijking was. En nu bleek, dat zelfs in Utrecht een plaats, tweemaal zoo groot als Leiden de salarissen lager zijn dau hier. Een en ander zoo aan u voor te houden brengt mij in een minder aangename positie, omdat ik zoowel als hoofd van de politie, als in mijn functie van Burgemeester hier belangen te behartigen heb. Maar ik meen, dat ik hier in de eerste plaats zit als Burgemeester en dat ik dus ook in de eerste plaats de belangen van alle ingezetenen moet behartigen. En dan vraag ik: als wij steeds maar doorgaan met verhoogen der salarissen, waar blijven wij dan? De andere ingezetenen moeten dit toch allemaal maar betalen, want van niets kan het niet komen. Wij hebben dus den Raad moeten inlichten, hoe hier de financieele positie van de politie is. Ik ben het geheel met den heer Pera eens, dat in vrijdom van reiskosten niets beleedigends steekt. Dat is een privilege, dat iedereen kent en er zijn ook vele andere betrekkingen, waaraan die vrijdom verbonden is. Daarin ligt dus geen be- leediging, en wij hebben het medegedeeld, omdat het toch een financieel voordeel is. Het maakt het leven toch gemakke lijker! Stel u eens voor, dat de onderwijzers vrij reizen hadden, als zij in de vacantie naar familie gingen. Zou daar iets beleedigends in liggen? Immers niet! Ik althans zie daar niets beleedigends inhet is een voordeel, dat geheel in den haak is. Als wij andere wellicht ook bestaande voordeelen hadden meegerekend, die soms niet in den haak zijn, dan was het iets auders. Het kan ook zijn, dat men beleedigd is, omdat dit voordeel in het praeadvies genoemd is en dat men het liever verzwegen had, maar wij moesten den Raad volledig inlichten. Al wat in ons praeadvies opgenomen is, dient, om den Raad duidelijk te maken, hoe de financieele positie der agenten hier is. Uit dit praeadvies blijkt, dat de toestand in Leiden niet ongunstig is. Voor eene goede beoordeeling mag men ook den dienst wel in aanmerking nemen. Ik durf wel zeggen, dat na de verlichting in den dienst, die ik hier heb aangebracht, de dienst in Leiden het lichtst is, zelfs vergeleken met de grootere plaatsen. En hoe staat het nu met de salarisverbeteringen en met de dienstverlichtingen, die hier in den loop der jaren zijn aangebracht? Eerst is er een verhooging der jaarwedden ge komen in 1902, die toen op de begrooting ƒ2025,— meer kostte; 1905 bracht een verhooging van 1431,20, doordat de dienst aanmerkelijk werd verlicht door uitbreiding van het perso neel; de begrooting voor 1907 gaf 2400,meer en ten slotte stond op de begrooting van 1910, maar toen gold het slechts een reorganisatie en geen verbetering zooals de Vereeniging het steeds gelieft te noemen ƒ4050,meer, dus bijna tweemaal zooveel als de vorige traktementsver&efe- ring van 1907 bedroeg. Wanneer ik de getallen optel, die telkens voor traktementsverbetering der politie op de be grooting gebracht zijn, dan kom ik tot een bedrag van bijna 10000,aan meerdere uitgaven voor de politie in de 10 laatste jaren, terwijl nu in werkelijkheid op de begrooting van 1912 19090,2772 meer staat uitgetrokken, dan in 1901 werd uitgegeven, omdat de laatste verhooging van 1910 ten gevolge van de reorganisatie", die ik heb voorgesteld, de verhooging dus, die in 1910 direct 4050,meer kostte, nu reeds in de verschillende rangen doorwerkt en dus meerdere uitgaven vergt. Het is dus ook in 1910 wel degelijk een aanzienlijke trak- tementsverbetering geweest. Toch hebben wij destijds na onze voorstellen nog weer gehad een adres van de bezol digde agentenvereeniging; het eenig verschil tusschen ons voorstel en hetgeen zij verlangden was toen, dat men de agenten le klasse met 50,hooger traktement wilde laten beginnen en men het maximum 50,— hooger wilde hebben, dan door ons werd voorgesteld. Het eerste vond ik onnoodig, omdat dat juist ten goede zou komen aan de cate gorie van destijds 2e klasse agenten, die niet alleen door de toen nieuwe regeling voor een groot deel in traktement reeds vooruit zouden gaan, maar die zich bovendien een geheel nieuwe promotie naar een hoogere klasse geopend zagen. Anders zouden nu een massa agenten, die nu reeds le klasse zijn en die op 1 Januari van het volgend jaar een traktement krijgen van 750,nu nog als 2e klasse agent gestaan hebben op 700,behalve hunne kans op de extra toelage voor het diploma. Wat de verhooging van het maximum met 50. betreft, hieraan is voor de helft tegemoet gekomen. Ik beken gaarne, dat ik den agenten, ook na deze verhooging nog een verbetering had toegedacht. Ik heb daartoe reeds voorgesteld aan Burgemeester en Wethouders, om op de be grooting voor het loopend jaar uit te trekken 250,als begin van uitvoering, n.l. om eerst 10, en zoo mogelijk later nog eens een tiental agenten 2e klasse tot de le klasse te bevorderen, zoodat ten slotte 50 agenten, dus het blok der agenten, ƒ725,tot ƒ825.zouden krijgen, plus den bijslag van 13,tot 26,en plus het overschot van het kleed geld, misschien mag dat ook niet genoemd worden, maar dat is toch ook een reëel voordeel van 20, Nu wordt in het laatste adres aan den Raad weer eene vergelijking gemaakt met eenige andere gemeenten; maar allereerst gaat de daarin voorkomende vergelijking met den Helder niet opomdat men geen bruto traktementen met netto traktementen kan vergelijken; terwijl, wat Heemstede betreft, men te doen heeft met veldwachters en niet met politieagenten, die dus wellicht ook andere diensten hebben te verrichten.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1913 | | pagina 10