2
dat in verband met de toen nog niet zeer krachtige bestrij
ding van het alcoholisme in ons land en de weinige kracht,
die er toen kon worden ontwikkeld door de nog zwakke
drankbestrijders-organisaties, de resultaten niet onbevr edigend
kunnen worden genoemd
dat echter in de na die adresbeweging verloopen zestien
jaren allerwege de geesten zijn ontwaakt en een niet onbelang
rijk deel van ons volk zich ten gunste van een hoogere cul
tuur heeft georganiseerd in den strijd tegen het alcoholisme;
dat waar vroeger algemeen werd verondersteld, dat met
de bestrijding van den sterken drank het alcoholisme in zijn
hartader werd aangetast, men thans door studie en ervaring
een beteren kijk heelt gekregen op het wezen van het alco
holisme en nu weet, dat de alcohol in al zijn vormen moet
worden bestreden;
dat met name het bier minstens even goed als de sterke
drank oorzaak is van de groote ellende, welke door het alco
holisme over ons volk wordt uitgestort;
dat het alcoholisme een groot maatschappelijk gevaar
oplevert
dat het alcoholisme de volksgezondheid in gevaar brengt,
ons volk lichamelijk en geestelijk doet verzwakken, zedelijke
ontaarding in de hand werkt, de groote bevorderaar is van
onverschilligheid, orreenigheid, twist en misdaad;
dat het alcoholisme de volkskracht ondermijnt;
dat het dan ook ongetwijfeld in het waarachtig belang der
gemeenschap mag worden geacht, dat de alcohol, in welken
vorm dan ook, van alle belangrijke en minder belangrijke
werken wordt geweerd;
dat het gebruiken van alcoholhoudende dranken op die
werken geen enkel voordeel oplevert, maar wel nadeel;
dat toch het gebruiken van die dranken vaak het geregeld door
werken en het leveren van degelijken arbeid belemmert, dat
het gevaar oplevert voor minderwaardigen arbeid en voor
bedrijfsongevallen
dat het derhalve niet alleen financieel ten schade is van
de arbeiders, maar ook van de werkgevers;
dat het drinken van alcoholhoudende dranken op die werken
bovenal voor de jeugdige werklieden en voor zwakelingen
ten opzichte van de drankverleiding groote zedelijke schade
kan veroorzaken;
redenen, waarom het hoofdbestuur van de Nederlandsche
Vereeniging tot Afschaffing van Alcoholhoudende Dranken,
zich tot U wendt met het beleefd verzoek te willen besluiten
voortaan in de door U op te maken bestekken van aanbe
stedingen de bepaling op te nemen, dat het ten strengste
verboden is op die werken alcoholhoudende dranken te
gebruiken.
't Welk doende enz.,
Namens het Hoofdbestuur voornoemd,
P. van der Meulen, Voorzitter.
J. G. Jansonius, Secretaris.
Leeuwarden,
Huizum,
21 November 1912.
N°. 6.
Leiden, 20 December 1912.
In de maand Juli van het jaar 1910 verzocht het bestuur
van de vereeniging «Zuigelingenzorg" te Leiden aan die ver
eeniging van gemeentewege een jaarlijksche subsidie van
500 toe te kennen. In ons desbetreffend praeadvies van 13
December 1910 (Ingek. Stukken no. 303) gaven wij U te
kennen, dat er met het oog op het nut, dat de vereeniging
met haar arbeid stichtte, naar ons oordeel wel aanleiding
bestond om de vereeniging financieel te steunen, doch dat een
subsidie van 200 ons voorloopig voldoende voorkwam.
Zoo noodig, voegden wij hieraan toe, kon dat bedrag dan
later nog worden verhoogd, terwijl het evenmin uitgesloten
was, dat van particuliere zijde de giften in zoo ruime mate
zouden blijken toe te vloeien, dat de vereeniging den verderen
steun van de gemeente zou kunnen ontberen.
Mitsdien stelden wij U voor aan de vereeniging «Zuigelin
genzorg" over het jaar 1911 een gemeentelijke subsidie te
verleenen van f 200, met welk voorstel Uwe Vergadering
zich den 29sten December 1910 vereenigde.
Thans verzoekt het bestuur in nevensgaand adres wederom
aan de vereeniging een jaarlijksche'subsidie van ƒ500 uit de
gemeentekas te verleenen. Als reden, waarom in het jaar
1911 geen subsidie voor 1912 werd aangevraagd, voert het
bestuur aan, dat zij in de meening verkeerde, dat de subsidie
van f 200 als eene jaarlijksche subsidie was gevoteerd, aan
gezien in plaats van de gevraagde jaarlijksche subsidie van
500 een subsidie van f 200 was toegestaan zonder te ver
melden, dat deze slechts voor één jaar was toegestaan.
Al is deze laatste door ons gecursiveerde bewering ook
onjuist, aangezien aan hét bestuur wel degelijk is bericht,
dat door Uwe Vergadering eene subsidie van f 200.over
het jaar 1911 was toegekend en door de vereeniging derhalve
vóór de samenstelling der begrooting voor 1912, d. i. dus
uiterlijk in de maand Juli 1911. een nieuwe aanvrage had
moeten worden ingediend, zoo willen wij toch gaarne aanne
men, dat hieromtrent bij het bestuur een misverstand heeft
bestaan en meenen wij, dat er veel voor te zeggen is, om
alsnog tot het toekennen van een subsidie van f 200.over
het jaar 1912 te besluiten.
Immers uit het adres van de vereeniging en de overgelegde
begrooting voor het jaar 1912 blijkt, dat de vereeniging inder
daad aan de subsidie behoefte heeft. Aan den eenen kant
toch stegen hare uitgaven, doordat de werkzaamheden der
vereeniging zich gestadig uitbreidden, het salaris van de
directrice der keuken moest worden verhoogd en höpital
Wallon voor het gebruik der lokalen, die aanvankelijk koste
loos waren afgestaan, een huur van f 120.'sjaars ging
berekenen, terwijl aan den anderen kant de inkomsten met
die stijging der uitgaven geen gelijken tred hielden. De tekorten
moesten zoodoende door toevallige baten en het kapitaaltje
der vereeniging worden gedekt. Dit laatste is thans echter
nagenoeg opgeteerd.
Ónder deze omstandigheden achten wij handhaving van de
toekenning van subsidie wel gerechtvaardigd, doch dan voor
loopig tot hetzelfde bedrag, als voor het jaar 1911 werd
toegestaan.
Dit lijkt ons om twee redenen gewenscht. In de eerste
plaats toch is het regelmatiger en ook in overeenstemming
met de gedachte, die steeds bij het bestuur heeft geheerscht,
om zoowel over het jaar 1912, als over 1913 een subsidie
van 200 toe te kennen, aangezien bij inwilliging van het
thans ingediende, adres te beginnen met het jaar 1913 een
jaarlijksche subsidie van 500.zou worden verleend en
derhalve over het jaar 1912 geen subsidie zou worden genoten.
De subsidie bedraagt over beide jaren tezamen dus slechts
f 100.minder.
Jn de tweede plaats gelooven wij, dat het oogenblik nog
niet is aangekomen, om reeds tot verhooging der subsidie
tot een bedrag van 500.over te gaan. Het kapitaaltje
moge al bijna zijn opgeteerd, de mogelijkheid is geenszins
uitgesloten, dat de vereeniging, evenals vroeger, ook in de
toekomst nog uit toevallige baten, zooals de opbrengst van
een liefdadigheidsconcert, inkomsten deelachtig wordt. Gaat
men thans reeds de subsidie met meer dan 100% verboogen,
dan is de vrees niet uitgesloten, dat de energie, om ook uit
anderen hoofde naar versterking der' inkomsten uit te zien, ver
slapt. Mocht in den loop van het jaar 1913 onverhoopt blijken,
dat geene hoogere inkomsten van particuliere zijde verkregen
kunnen worden, dan kan nog altijd overwogen worden voor het
jaar 1914 een hooger bedrag aan subsidie uit te trekken.-Ter
voorkoming van alle misverstand en teneinde in den vervolge
ook steeds te kunnen nagaan, of er termen voor subsidie aanwezig
zijn en zoo ja tot welk bedrag, zullen wij verder bij aanneming
van ons voorstel, om over ieder der jaren 1912 en 1913 een sub
sidie van 200 toe te kennen, het bestuur aanschrijven, dat
indien door de vereeniging ook voor de jaren 1914 en volgende
op subsidie van gemeentewege wordt prijsgesteld, de daartoe
strekkende aanvrage steeds vóór 1 Juni van het jaar, vooraf
gaande aan dat, waarvoor de subsidie wordt gevraagd, moet
worden ingediend, terwijl dan die aanvrage vergezeld zal
moeten gaan van een afschrift van de rekening over het afge-
loopen jaar en een concept-begrooting voor het eerstvolgend
dienstjaar, d. i. het jaar ten behoeve waarvan de subsidie
verzocht wordt.
Op grond van een en ander geven wij U alsnu in over
weging aan de vereeniging «Zuigelingenzorg" zoowel over het
jaar 1912 als over het jaar '1913 een gemeentelijke subsidie
te verleenen van f 2Ü0, te bestrijden uit de posten voor
Onvoorziene Uitgaven, dienst 1912 en 1913, waarop thans
nog resp. f 1991.— en f 11816.beschikbaar zijn. De des
betreffende begrootingstaten, model C, voegen wij ter vast
stelling hierbij.
Aan den Gemeenteraad. Burg en Weth. van Leiden.
2 October 1912
Aan het Bestuur der Gemeente Leiden.
Ondergeteekenden, het bestuur van de Vereeniging «Zuige
lingenzorg" te Leiden hebben de eer aan uw college te ver
zoeken aan genoemde Vereeniging een jaarlijksch subsidie van
vijfhonderd gulden uit de gemeentekas te verleenen.
Voor het jaar 1911 mocht de vereeniging «Zuigelingenzorg"
een subsidie van ƒ200.ontvangen. Het bestuur verkeerde
in de meening, dat dit als jaarlijksch subsidie was gevoteerd.
Immers de vereeniging had een jaarlijksch subsidie van 500.
gevraagd en de Gemeenteraad had een subsidie van ƒ200.
toegestaan zonder te vermelden, dat dit slechts voor één jaar
was toegestaan. Daarom werd verleden jaar geen subsidie
voor 1912 aangevraagd.