8
Het komt ons voor, dat deze bezoldiging voorloopig vol
doende is. Men moet toch niet vergeten, dat de agenten,
behalve hunne zooevengenoemde jaarwedden, nog verschillende
andere inkomsten hebben.
In de eerste plaats wordt jaarlijks aan de hoofdagenten
ƒ92.50 en aan de agenten ƒ85 voor kleeding toegekend. Deze
bedragen zijn belangrijk hooger, dan in bijna alle andere
gemeenten in ons land en veilig kan worden aangenomen,
dat de agenten jaarlijks gemiddeld 20 van hun kleedinggeld
overhouden. En nu zal hiertegen misschien worden aangevoerd,
dat de agenten deze overschotten in den regel eerst bij het
verlaten van den dienst uitbetaald krijgen, doch dan zouden
wij er op willen wijzen, dat ingevolge art. 9 van het op
26 Januari 1905 (Gem. Blad n°. 5) door ons College vast
gestelde reglement op het kleedingfonds der agenten van
politie, in buitengewone omstandigheden, te onzer beoordeeling,
ook tusscheritijds het den agent toekomend te goed hetzij
geheel, hetzij voor een deel kan worden uitgekeerd.
Bovendien is het, hoewel deze bepaling door ons steeds zeer
vrijgevig is toegepast en altijd uitkeering heeft plaats gehad,
wanneer de agenten slechts de reden opgaven, waarom zij
een deel van hun te goed gaarne wilden ontvangen, ons
voornemen, om het reglement nog zoodanig te wijzigen, dat
in het algemeen door de agenten bij hunne desbetreffende
aanvragen geene redenen behoeven te worden opgegeven.
Een zeker minimum deel van het tegoed, b.v. 25, zal echter
steeds moeten blijven staan en alleen in zeer bijzondere gevallen
ingevolge besluit van ons College worden uitgekeerd, nadat
een met redenen omkleed verzoek om uitkeering is ingediend.
Naast de overschotten uit het kleedingfonds hebben de
agenten evenwel nog eenige andere extra-inkomsten.
Ingevolge art. 3 der salarisverordening toch wordt, de jaar
wedde dei' vaste hoofd- en verdere agenten verhoogd met een
jaarlijksehe toelage van ƒ13 voor het bezit van het gewone
politie-diploma, hetwelk zonder bijzonder veel inspanning
gemakkelijk kan worden behaald, en van 26 voor het bezit
van het diploma met aanteekening.
Verder ontvangt een tiental agenten le en 2e klasse, die
of belast zijn met recherche-diensten, öf behulpzaam zijn bij
het toezicht op de naleving van verschillende wetten, als
hinderwet, arbeidswet, drankwet, enz., of die als wielrijders
dienst doen, een gratificatie van 20 a ƒ25 per jaar.
Neemt men bovendien nog in aanmerking, dat aan de
agenten, behalve hetgeen adressante ontvangt van de inge
zetenen, die donateur van hare vereeniging zijn en hetgeen
toch wel voornamelijk zal worden gegeven, omdat de vereeni
ging eerie politievereeniging is, gemiddeld per jaar 7.50
wordt uitgekeerd van de giften van ingezetenen voor bijzonder
toezicht, dat den agenten verder door de spoorwegmaat
schappijen twaalf maal per jaar vrij reizen buiten dienst is
toegestaan, onafhankelijk van den af te leggen afstand, dat
de stoombootmaatschappijen hun vrij vervoer geven tot een
onbepaald aantal malen, ook voor hun gezin, en dat zij. ook
met hun gezin, driemaal per jaar vrij kunnen reizen met de
stoomtram van Leiden naar den Haag en terug, dan kan naar
ons oordeel de betrekking van politieagent hier ter stede
moeilijk een der minst begeerlijke worden genoemd. Dit blijkt
ook hieruit, dat zich steeds een groot aantal sollicitanten voor
de betrekking aanmeldt en dat de mutatie in het agenten
corps hoogst gering is.
Aan die geringe mutatie is echter, tengevolge van de in
1911 in werking getreden reorganisatie, een bézwaar ver
bonden en wel hierin bestaande, dat het voor de agenten
2e klasse, die in aantal ongeveer dubbel zoo talrijk zijn, als
de agenten 'le klasse, zeer lastig is om promotie te maken.
Teneinde dit nadeel voor de agenten 2e klasse zooveel
mogelijk op te hefïen, is de Burgemeester, zooals U bekend
is, van plan tot eene geleidelijke uitbreiding van het aantal
agenten le klasse te geraken. Thans bedraagt het aantal
agenten le klasse 30 en dat der 2e klasse 56, doch bij door
voering van het denkbeeld van den Burgemeester zal eerst
genoemd cijfer aanvankelijk tot 40 en later tot 50 stijgen en
het aantal agenten der 2e klasse langzamerhand kleiner wor
den. Het gevolg hiervan zal zijn, dat zij, die zich door dienst
ijver onderscheiden, binnen niet te lang tijdsverloop agent
ie klasse zijn met een jaarwedde van 725 825 be
nevens de bovengenoemde meerdere inkomsten en voordeelen
en dat slechts de minder ijverige en minder geschikte agenten
zich op den duur zullen moeten tevreden stellen met den
rang van agent 2e klasse en de voor dien rang vastgestelde
bezoldiging 640.60 725 benevens de extra inkomsten),
lntusschen kan men wel vrij zeker aannemen, dat deze personen,
wanneer zij niet tot politieagent waren aangesteld, minder
verdiensten zouden hebben, dan zij thans in den politiedienst
deelachtig worden.
Een voordeel voor de politieagenten hier ter stede is ein
delijk ook hierin gelegen, dat zij reeds na 30 jaar dienst, dus
op betrekkelijk jeugdigen leeftijd, in het genot van hun maxi
mum-pensioen kunnen komen.
Thans willen wij de salarissen van de politieagenten hier
ter stede eens vergelijken met die der politiedienaren in
eenige andere gemeenten. In aanmerking dient daarbij te
worden genomen, dat eene dergelijke vergelijking hoogst moei
lijk is. Niet alleen toch is de titulatuur en de rangverdeeling
soms zeer verschillend, doch ook het aantal personen, dat in
een bepaalden rang dient, verschilt, aanmerkelijk. Eri juist dit
laatste is een factor, die men vooral niet moet wegcijferen.
Indien toch in eene gemeenle, alwaar volgens de verorde
ning de bezoldiging in de verschillende rangen hooger is, dan
in onze gemeente, in de hoogere rangen slechts weinig per
sonen worden aangetroffen, doch verreweg de meesten in de
lagere rangen dienen, dan is het duidelijk, dat aldaar de trak
tementsregeling slechts schijnbaar gunstiger is. De jaarwedden
zijn dan wel volgens de verordening hooger, doch slechts
weinigen genieten dat hoogere traktement.
Uit den vergelijkenden staat, die gemakshalve hierachter is
afgedrukt, blijkt ten opzichte van de agenten van politie, die
den hoogsten rang bekleeden, dat de maximum-jaarwedde in
Utrecht en Nijmegen gelijk, doch in GroningenHaarlem,
Arnhem, Zwolle en Leeuwarden lager is dan hier ter stede.
In Tilburg, Dordrecht, Delft en Zaandam is het maximum
salaris daarentegen hooger.
Hier staat echter tegenover, dat de hoofdagenten in Tilburg
voor kleeding en schoeisel niet zooals hier 92.50, doch slechts
78 per jaar ontvangen en bovendien in het bezit moeten
zijn van het politie-diploma, terwijl het politiepersoneel aldaar
ook geen recht op pensioen heeft.
In Dordrecht gaat 't pensioen eerst na 40 jaar dienst in en
ontvangen de agenten geen toelage voor kleeding, doch zijn
zij enkel in het genot van vrije uniformkleeding. zoodat dus
van een jaarlijksch tegoed geen sprake is.
In Delft is dit laatste evenmin het geval, tejwijl voor de
hoofdagenten het bezit van het diploma met aanteekening
verplichtend is, zonder dat daarvoor eenige geldelijke vergoe
ding wordt gegeven.
In Zaandam eindelijk ontvangen de agenten ook geen toe
lage voor het diploma en zijn zij enkel in het genot van vrije
uniformkleeding, terwijl het pensioen na 40 jaar dienst eerst
kan worden verkregen.
Met betrekking tot de overige agenten toont de staat het
volgende aan.
In Utrecht blijft zoowel het minimum- als 't. maximum
salaris van de agenten le en 2e klasse (tezamen 200 man)
beneden de bezoldiging alhier Een 24 tal agenten, dus onge
veer Jjj deel, heeft echter een jaarwedde van 800 850.
Het pensioen woidt toegekend na 40 jaar dienst; het kleeding
geld bedraagt 100.
In Groningen is zoowel de jaarwedde als het kleedinggeld
belangrijk lager dan in Leiden.
De bezoldiging der agenten, die in Haarlem op één na den
hoogsten rang bekleeden. bedraagt 800's jaars zonder perio
dieke verhoogingen; de minimum-wedde der agenten le klasse
alhier is dus lager, doch het maximum-salaris hooger. De
agenten van den laagster) rang. waartoe in Haarlem f deel
behoort, zijn in het genot van een hooger traktement, dan de
agenten 2e klasse alhier, doch ontvangen geen kleedinggeld.
't Gemiddelde traktement van een agent van politie te Haar
lem bedraagt 775; in Leiden kan men, na doorvoering
van het plan van den Burgemeester, om het aantal agenten
le klasse geleidelijk tot 50 uit te breiden en na het vervallen
dei' eerste periodieke verhooging op 1 Januari 1914. dit ge
middelde stellen op 745 -j- 20 (overschot kleedinggeld)
765. Veel gunstiger is de traktementsregeling in Haar
lem <tus niet.
Het minimum-salaris der agenten 2e klasse is in Arnhem
ƒ25 hooger dan in Leiden, het maximum ongeveer gelijk.
Ook de minimum-jaarwedde der agenten le klasse is 25
hooger, hun maximum blijft evenwel '^0 beneden het
maximum alhier. Aangezien echter in Arnhem het aantal
agenten 2e klasse bijna 5 maal zoo groot is als dat der
le klasse (86 tegen 18) en dus verreweg de meesten tot de
lager bezoldigden beboeren, kan bezwaarlijk beweerd worden,
dat de Leidsche salarisregeling achterstaat bij de in Arnhem
geldende, en dit te minder, wanneer men in aanmerking
neemt, dat het kleedinggeld m laatstgenoemde gemeente 20
lager is dan hier. Ook de pensioensregeling is minder gunstig.
Irt Nijmegen worden de agenten 3e klasse, na gedurende
4 jaren als zoodanig dienst te hebben gedaan op een jaar
wedde van 575, bevorderd tot agent 2e klasse op een jaar
wedde van ƒ650 tot een maximum van 725. De agenten
le klasse genieten aldaar ƒ725ƒ800 salaris.
De regeling is dus voor de agenten 2e klasse niet gunstiger
dan liier en voor de le klasse ongunstiger', iloudt men ei'
echter rekening mede, dat het aantal agenten 2e klasse 69
en dat der le klasse slechts 11 bedraagt, dan is de regeling
in Nijmegen belangrijk minder voordeelig voor de agenten.
Bovendien kent de Nijmeegsche regeling geen kleedinggeld
en is ook de pensioensregeling minder gunstig. Alleen de