266 DONDERDAG 19 DECEMBER 1912. om myn stem uit te brengen tegen het voorstel tot weder invoering van de kermis. De heer Fokker. M. d. V. Ik wil met een enkel woord mijn stem motiveeren. Ik heb het indertijd betreurd, dat de Raad tot afschaffing van de kermis besloten heeft. Ik heb dat een verkeerd besluit gevonden. Nu hier het voorstel ligt om opnieuw de kermis in te voeren en ik het niet eens ben met den heer van der Pot. dat men daarmede een nieuwe kermis invoert, doch veeleer meen, dat men daarmee den ouden toestand van weleer terugbrengt, ben ik geneigd voor het voorstel van de heeren van Gruting c. s. te stemmen. Ik zou echter nog een enkele vraag aan Burgemeester en Wethouders willen doen. Burgemeester en Wethouders hebben indertijd laten doorschemeren, dat wij, wanneer de kermis werd afgeschaft, van hunnentwege iets anders in de plaats zouden krijgen. Dat heeft destijds zeer duidelijk in de stukken ge staan. Ik zou Burgemeester en Wethouders willen vragen het antwoord kan misschien nog van invloed zijn op de houding van de voorstellers van de motie, die deze misschien, als het antwoord van Burgemeester en Wethouders hun bevredigt, zouden willen intrekken of Burgemeester en Wethouders in die richting al werkzaam zijn geweest en, zoo ja, met welk resultaat? En zouden Burgemeester en Wethouders in overweging willen nemen om, indien de kermis opnieuw door den Raad mocht worden ingevoerd, maatregelen te overwegen om deze te hervormen en te verbeteren. De heer Botermans. M. d. V. Ik werd door den heer Zwiers en door den heer van Gruting uitgenoodigd, deze motie mee te onderteekenen. Ik heb dat gedaan, ja op een ondoor dacht oogenblik; hoewel ik een halven dag of een dag den tijd heb gehad om erover te denken. Ik heb altijd de afschaf fing van de kermis iets onbillijks gevonden. Ai ben ik niet zoo verlicht als de twee andere heeren, zal ik toch trachten duidelijk te maken, waarom. Wij moeten met één ding rekening houden. Om het kermisterrein heen hebben ver scheiden menschen dure perceelen gehuurd voor vijf jaren, drie jaren of misschien korter. Zij moeten een hooge huur betalen, omdat zij in de omgeving van de kermis wonen en zij dus de kans loopen, die huur met de ruime opbrengst gedurende de kermis te dekken. Was nu de kermis afge schaft een drie jaren, nadat het besluit daartoe genomen was, dan ware het iets anders geweest. Maar ik vind het heel onbillijk, dat meerdere personen onverwachts uit hun brood zijn gestooten. Ik heb het zeer betreurd, dat het besluit zoo onverwachts genomen is. Ik had het beter gevonden, wanneer na twee of drie jaren de feitelijke afschaffing pas had plaats gevonden. Wat is nu gebeurd. Na de afschaffing van de kermis hebben wij het Lunapark gehad. Ik heb, ik meen van een van de bestuursleden van het Lunapark, vernomen, dat zij ƒ5100 staangeld hadden gekregen. Waarom heeft nu niet de gemeente die ƒ5100 in haar schatkist gestopt? Nu hebben particulieren het gehadzij hebben al hun kosten ermee gedekt. Daarna hebben wij een Kermesse d'été ge kregen. Daarover is al genoeg gesproken. Ik wil mij daar over niet verder uitlaten, want anders zou ik dingen moeten zeggen, die bepaald hinderlijk zijn. Ik zou u willen vragen, om voortaan geen vergunningen meer te geven, zooals aan het Luna-Park of aan de Ker messe d'été. De Voorzitter. Ik geloof, dat het wel begrijpelijk is, dat Burgemeester en Wethouders in deze nog op hetzelfde standpunt staan als een paar jaar geleden. Niet, dat wij den kinderen een rateltje of aan volwassenen, die in de kermis behagen scheppen, een genoegen misgunnen, want ik wil u wel zeggen dat, als de kermis nog was zooals in vroeger jaren,- dan wellicht een ander praeadvies van Bur gemeester en Wethouders zou zijn gekomenmaar Burge meester en Wethouders hebben een afwijzend praeadvies ge geven, omdat wij allen zelf hebben kunnen zien, hoe hier de kermis op den duur geworden was. Ik zelf heb het in het eerste jaar van mijn Burgemeesterschap kunnen zien. Het was slechts een week lang feest op de Beestenmarkt en in de omstreken daarvan in de café's. Ik kom uit een veel kleinere plaats dan Leiden, maar waar de kermis veel aar diger was dan hier. Dat die neringdoenden om de Beesten markt zijn benadeeld, wil ik graag gelooven, maar misschien worden zij nu weer bevoordeeld door de winkelsluiting! Zoo zal het wel steeds gaan met ingrijpende besluiten van den Raad I Er is indertijd uitdrukkelijk gezegd: »De vraag, of wanneer tot opheffing van de kermis wordt overgegaan, daarvoor iets anders aan het volk moet worden in de plaats gegeven, is er eene, die eerst dan met vrucht kan worden onder de oogen gezien, wanneer tot opheffing zelve besloten is." Daar ligt volstrekt geen toezegging van de zijde van Burgemees ter en Wethouders in opgesloten. Trouwens ik zou er ook niet voor zijn weer een ander feest in te stellen! Men heeft nu al de Maskerade en elk jaar den 3-Octoberdag, Koninginnedag en Julianadag, verder heeft men gelegenheid, om naar Katwijk of Noordwijk te gaan, een genoegen, waar van men veel meer kan profiteeren, dan met vele menschen in een bekrompen ruimte te gaan hossen. Wat het Lunapark betreft en het feest op het Posthof, dat heeft met de kermis niets uit te staan. Toen er nog ieder jaar kermis was, kwam bij een tentoonstelling evengoed een ver makelijkheid, en de kermis op het Posthof was er vroeger ook evengoed. Een belofte, om het Lunapark of de Kermesse d'été in het vervolg te verbieden, zal ik niet afleggen, om de redenen, die ik in een vorige zitting reeds uitvoerig heb uiteengezet. Wil de Gemeenteraad een verordening maken, waarbij dergelijke vermakelijkheden voortaan verboden worden, dan moet de Raad dat weten. Maar ik geloof, dat het thans niet in mijn bevoegd heid ligt, misschien wel formeel, maar niet materieel, om een vergunning voor dergelijke vermakelijkheden te weigeren; d. w. z. altijd onder de restricties door mij in een vorige zitting genoemd. De heer van Gruting. M. d. V. Ik ben te rade gegaan met mijn medevoorstellers en wij hebben besloten om onze motie in te trekken. De Voorzitter. Nu de motie door de heeren van Gruting, Zwiers en Botermans is ingetrokken, maakt zij verder geen onderwerp van beraadslaging uit. Punt XV van de agenda komt op deze wijze te vervallen. (Tijdens de beraadslaging over dit punt had de heer Kore- vaar de vergadering verlaten). De heer Pera. M. d. V. Ik zou willen voorstellen, nu de vergadering te sluiten, opdat wij een-beetje rust krijgen. Ik meen we hebben nu een zit gehad van ruim vier uur dat wij op het oogenblik lang genoeg bezig zijn geweest. De Voorzitter. Wilt n de zitting nu reeds schorsen, om vijf uur? Is drie uur vacantie niet veel te lang? Mijne Heeren, is het het verlangen van de meerderheid om nu reeds te gaan pauseeren? Want ik zou toch meenen, dat wij de agenda zoo mogelijk heden moeten afwerken. De heer Sijtsma. Ik zou wenschen door te gaan, M. d. V. Wij doen in een half uur nog heel wat af! De Voorzitter. De kwestie is voor mij alleen, of wij van avond met de agenda klaar komen. Verlangen de meeste hee ren ik kan dat wel zoo'n beetje aan de gezichten zien schorsing? Goed, maar dan moet ik den heeren wel zeggen, dat de vergadering van avond wordt voortgezet, al wordt het ook nog zoo laat! Mijne Heeren, dan schors ik nu de zitting tot hedenavond 8 uur. Voortzetting van de geschorste zittiing des avonds te acht uur. (Deze zitting werd niet bijgewoond door de heeren Kore- vaar en Roem.) De Voorzitter. Ik heropen de vergadering en geef het woord aan den heer Bosch, die daarom heeft gevraagd. De heer Bosch. M. d. V. Het is mij gebleken, dat heden middag in het debat mij een onvoorzichtige uitdrukking is ontvallen, die den schijn zou kunnen hebben voor het betrok ken lid, den heer Botermans, persoonlijk minder aangenaam te zijn. In zooverre dit derhalve het geval mocht zijn, neem ik die uitdrukking gaarne terug en geef ik de verzekering, dat het niet mijne bedoeling is geweest, om den heer Boter mans iets beleedigends toe te voegen. Aan de orde is alsnu XVI. Voorstel tot beschikbaarstelling van gelden voor het inrichten van het terrein der voormalige boomkweekerij ten behoeve van den aldaar te vestigen gemeentelijken reinigings dienst. (Zie Ing. St. Nos. 275 en 284). De beraadslaging wordt geopend. De heer van der Elst. M. d. V. Ik heb met belangstelling van deze voordracht kennis genomen, doch ik moet zeggen, dat ik de schriftelijke toelichting niet heel uitvoerig vind. Wij hebben ontvangen een aantal teekeningen, die vrij kort zijn toegelicht in een schrijven van den Directeur van Ge meentewerken en in een schrijven van de Commissie van Fabricage. Voorzoover ik er over kan oordeelen, heb ik den indruk gekregen, dat het gebouw, ofschoon niet heel mooi, toch nog wel wat eenvoudiger kan zijn. Zoo zijn bijv. de ramen niet eenvoudige lichtopeningen, maar aan den boven kant versierd met kleine ruitjes, wat in dit geval wellicht minder of niet noodig is. Verder vraag ik mij af, of het wel noodig is een afzonderlijke smederij er op na te houden en een afzonderlijke schilderswerkplaats. Zou het niet mogelijk

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1912 | | pagina 18