DONDERDAG 12
DECEMBER 1912.
237
De heer Fokker. M. d. V. Zou het niet gewenseht zijn een
maximumprijs vast te stellen, opdat wordt voorkomen, dat de
pachter tegen een al te hoogen prijs gaat verkoopen. Door het
vaststellen van een behoorlijken prijs zal men het marktbezoek
bevorderen. Er staat wel, dat men moet gedoogen, dat de
menschen zelf stroo meebrengen, maar dat is veel duurder.
De heer Fischer. M. d. V. Ik zou willen vragen, welken
karit wij dan uitgaan, als wij nu ook de belangen van de
stroo- en hooihandelaren gaan behartigen. Als de pachter
exorbitant is in zijn prijzen, dan zullen de menschen het zelf
meebrengen. Daarom is die bepaling juist opgenomen.
De heer Fokker. M. d. V. Wij willen bij art. 7 de belangen
van de markt behartigen en als wij nu toelaten, dat de
pachter, door een hoogen prijs te vragen voor hooi en stroo
de menschen dwingt öf te veel te betalen, of zelf hun stroo
mee te brengen, dan bevorderen wij niet de belangen van
de markt. Daarvoor moeten wij een maximumprijs vast stellen.
Ik zal er echter geen voorstel van maken.
De beraadslaging wordt gesloten en art. 7 zonder hoofdelijke
stemming aangenomen.
Beraadslaging over art. 8, luidende:
Na afloop der markt wordt van wege de verpachters alle
gebezigde stroo of zaagsel alsmede de mest gestort in schuiten,
die op door de verpachters aan te geven tijd en plaats door
den pachter moeten worden geleverd en door hem onmiddellijk
na de vulling buiten de gemeente moeten worden gebracht.
Bij dicht water, ter beoordeeling der verpachters, zal het
vervoer dezer stoffen van wege de verpachters in wagens ge
schieden naar het terrein, genoemd in art. 28 en is de pachter
verplicht de stoffen aldaar in ontvangst te nemen.
De pachter is verplicht bij de aankomst van alle vaartuigen,
die vee vervoeren, te onderzoeken of deze van mest en stroo
moeten gezuiverd worden, bij het zoo noodig zuiveren de be
hulpzame hand te bieden, deze stoffen in ontvangst te nemen en
op de hierboven omschreven wijze buiten de gemeente te brengen.
De Voorzitter. De heeren hebben in het Ingekomen Stuk
No. 291 gezien, dat, naar aanleiding van een schrijven van de
Gezondheidscommissie, door Burgemeester en Wethouders
wordt voorgesteld, om aan art. 8 toe te voegen:
»Zoo dikwijls de verpachters het noodig oordeelen, dat de
in dit artikel bedoelde schuiten of stoffen worden ontsmet, zal
dit vanwege en op kosten van de verpachters geschieden en
is de pachter verplicht deze ontsmetting te gedoogen.
Indien hem naar het oordeel van de verpachters hierdoor
schade mocht zijn berokkend, zal deze hem naar billijkheid
worden vergoed, en wordt het bedrag daarvan door de ver
pachters betaald."
De heer Heeres. M. d. V. Is deze toevoeging al overlegd
met den eventueelen pachter
De Voorzitter. Ja zeker, de heer van Uldén gaat daarmede
accoord.
De beraadslaging wordt gesloten en het gewijzigd artikel
8 zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
De artikelen 9 en 10 worden zonder beraadslaging of hoofde
lijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over artikel 11 luidende:
Voor het vervoer van alle in artikel 10 bedoelde stoffen zal
de pachter op door de verpachters aan te wijzen plaatsen
binnen de gemeente moeten beschikbaar stellen een naar het
oordeel der verpachters voldoend aantal vaartuigen, ingericht
ten genoegen der verpachters en overeenkomstig den aard der
te vervoeren stoffen.
De vaartuigen, waarin stoffen verzameld worden, die starik
of stof kunnen veroorzaken, moeten overdekt zijn. De zorg
voor het overdekt houden der vaartuigen rust op hen, die de
stoffen daarin uitstorten, d.i. op de werklieden der verpachters.
Alleen de stoffen, afkomstig van plaatsen, fabrieken of percee-
len, die aan of dichtbij het water gelegen zijn, zullen van
wege den pachter worden opgehaald en uitgestort in de vaar
tuigen, voor wier behoorlijke overdekking in dit geval de werk
lieden van den pachter hebben te zorgen.
Na voldoende vulling der vaartuigen, ter beoordeeling der
verpachters, zullen deze van wege den pachter onmiddellijk
buiten de gemeente moeten worden vervoerd.
Bij dicht water, ter beoordeeling van de verpachters, zal
het vervoer der in artikel 10 bedoelde stoffen in wagens van
wege de verpachters geschieden en is de pachter verplicht
deze stoffen in ontvangst te nemen op het terrein, genoemd
in artikel 28, hetwelk hem door de verpachters voor de uit
oefening van zijn bedrijf ter beschikking wordt gesteld. Voor
de verbinding van dit terrein met den vasten wal zal de pach
ter bij dicht water leveren, opstellen en onderhouden een weg-
neembare brug ten genoegen der verpachters.
De pachter moet tevens gedoogen, dat het drijvend vuil,
hetwelk door de werklieden van de verpachters wordt opge-
vischt, voor zoover dit niet wordt verbrand, van wege de ver
pachters naar het terrein genoemd in artikel 28, in schuiten
zal worden vervoerd en aldaar gelost.
Alle bovenbedoelde stoffen worden in het algemeen aan den
pachter geleverd in den toestand, waarin zij verzameld wor
den. Mocht niettemin cm eenige reden sorteering der opge
haalde stoffen aan de verpachters gewenscht voorkomen, dan
heeft de pachter geen recht op het vervoer of de opbrengst
van het uitgesorteerde. Indien hij evenwel met het vervoer
daarvan wordt belast, komt ook de opbrengst hem ten goede.
De verpachters behouden zich het recht voor om zooveel
der opgehaalde stoffen voor eigen gebruik te bestemmen, als
zij meenen noodig te hebben en verder die veranderingen in
de wijze van afvoer en ledigen der riolen aan te brengen,
die zij rioodig oordeelen, zonder daarvoor eenige vergoeding
aan den pachter verschuldigd te zijn.
De verpachters kunnen vorderen, dat de te vervoeren stof
fen in plaats van buiten de gemeente naar de Stadswerf,
de Stadshulpwerf of eenig ander te water bereikbaar, binnen
de gemeente gelegen terrein, worden gebracht, om aldaar van
wege en ten bate van de verpachters te worden gelost.
De heer Vergouwen. M. d V. Ik zou een opmerking willen
maken betreffende de redactie van dit artikel. Een zelfde
opmerking is onlangs door Burgemeester en Wethouders bij
een kwestie met de waterleiding gemaakt. In de tweede alinea
wordt gesproken van »dicht bij". Was het niet beter, te be
palen, hoeveel dat dichtbij moet zijn? Men had bijv. kunnen
zeggen: binnen 10 of 25 M. van het water. Het is wel een
kleinigheid, maar er kunnen moeilijkheden door ontstaan.
De Voorzitter. Ik kan u hetzelfde antwoorden, als ik in
het begin reeds gedaan heb. Ik geloof niet, dat deze uitdruk
king tot moeilijkheden aanleiding zal geven. Bij het geval
met de Duinwater-Maatschappij was het heel wat anders;
daarbij moest men een rayon vaststellen en kwam het dus op
een juiste bepaling van den afstand aan. Hier doet dit er minder
toe; hier moet men de plaatselijke omstandigheden in aanmer
king nemen. In onze gemeente zijn bijv. verschillende fabrieken
aan grachten gelegen. Bepalen wij nu den afstand op 10 M. en
ligt een fabriek 11 M. van het water verwijderd, dan zou men
juist in moeilijkheden komen. Zooals gezegd, ik geloof niet, dat.
er moeilijkheden zullen ontstaan, wanneer hier geen bepaalde
maat wordt genoemd.
De heer Vergouwen. Tenzij hij ruim genomen wordt.
De Voorzitter. Ook dan valt dit weer onder de bepaling
van artikel 23. Het hangt, volgens die bepaling, af van het
oordeel der verpachters, of de pachter zijn verplichtingen nakomt.
Wanneer wij een maat noemen, maken wij het werkelijk veel
lastiger. Wij zouden den afstand wel op een kilometer kunnen
bepalen, maar het moet natuurlijk een afstand zijn, die in over
eenstemming is met de plaatselijke toestanden in het algemeen.
Ik zou daarom willen voorstellen de redactie zoo te laten
omdat ik niet geloof, dat dit artikel tot moeilijkheden aan
leiding zal geven.
De heer Vergouwen. M. d. V. Als u dat gelooft, zal ik het
hier maar bij laten.
De beraadslaging wordt gesloten en artikel 11 zonder hoof
delijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over artikel '12, luidende:
Onder de faecale stoffen van het Liernurstelsel worden ook
verstaan de rioolstolfen, die eventueel door andere opvoer-
werktuigen mochten verkregen worden.
De Lier nurstoffen worden bij het taplokaal aan de Jan
van-Houtkade dagelijks afgeleverd (Zon- en de in art. 3
al. 3 genoemde feestdagen uitgezonderd) des avonds tusschen
11 en 1 uur.
De heer Fokker. M. d. V. In artikel 12 wordt gezegd:
«Onder de faecale stoffen van het Liernurstelsel worden ook
verstaan de rioolstoffen. die eventueel door andere opvoer-
werktuigen mochten verkregen worden." Nu is bij mij de
vraag gerezen, of daar niet bij moet staan»ter plaatse waar
deze door de verpachters zullen worden geleverd." Van de
faecale stoften staat erbij. Maar de pachter zou later bezwaar
kunnen maken, wanneer die andere stoffen op een eenigszins
lastiger plaats zouden worden afgeleverd.
De heer Fischer. M. d. V. Ik zou den heer Fokker er op
willen wijzen, dat een dergelijke bepaling hier al gewerkt
heeft, terwijl het vorige contract geldig was en dat zij nooit
tot moeilijkheden aanleiding heeft gegeven. Wanneer wij eens
tot een ander rioleeringsstelsel overgingen, zou dat misschien
kunnen gebeuren. Maar bij den tegenwoordigen stand van zaken
hebben wij daar absoluut geen moeilijkheden van te vreezen.
De heer Fokker. Wanneer men niet met andere opvoer-
werktuigen gewerkt heeft, heeft deze bepaling ook niet tot
moeilijkheden aanleiding kunnen geven. Maar wanneer men
wel nieuwe opvoerwerktuigen krijgt, zouden zich wel moei-