DONDERDAG 28
NOVEMBER 1912.
213
wij direct beginnen met een hoog salaris te geven, dan zou
het kunnen gebeuren, dat het er net mee gaat als met het
Slachthuis, waar wij het traktement verhoogd hebben in de
gedachte, dat er een stroom van sollicitanten zou komen,
terwijl er tenslotte maar één op de voordracht stond. Daarom
zou ik het beste vinden, te behouden, wat wij hebben. Als
het blijkt iemand te zijn, zooals de heer Riickert, dan kunnen
wij altijd nog een persoonlijke toelage geven. Als wij het
traktement vast leggen, dan doen wij dat voor altijd. Laten
wij het dus zuinig doen.
De heer van der Pot. M. d. V. Ik ben het geheel eens
met den heer Fokker, die zich in dezen schaart aan de zijde
van Burgemeester en Wethouders. Het komt mij voor, dat
het door Burgemeester en Wethouders voorgestelde salaris
niet te hoog is. Als men uitsluitend afgaat op den titel en
denkt, dat deze Ingenieur werkzaam is onder de leiding en
de volle verantwoordelijkheid van den Directeur van Gemeente
werken, dan zou men met het lage salaris genoegen kunnen
nemen, maar uit de adviezen, die wij telkens krijgen, blijkt
toch voldoende, dat het werk tusschen de beide hoofdambte
naren min of meer wordt verdeeld. Tal van adviezen gaan
misschien onder de verantwoordelijkheid van den Directeur
van Gemeentewerken, doch zijn geheel afkomstig van den
Ingenieur, en worden dan door den Directeur met een klein
geleidend briefje ingezonden. En bij de uitbreiding, welke
onze technische dienst gaandeweg gekregen heeft, kan ik mij
ook levendig begrijpen, dat dit niet anders mogelijk is.
Daaruit volgt intusschen, dunkt mij, dat wij als Ingenieur
iemand moeten hebben, die volkomen berekend is op zelf
standig werken. En in verband daarmede komt het mij voor
dat, bij de vraag die er tegenwoordig naar ingenieurs is en
bij de salarissen, die op andere plaatsen aan ingenieurs wor
den gegeven, men met 2400 volstrekt nog niet aan den
hoogen kant is. In elk geval kan ik mij beter vereenigen met
het standpunt van Burgemeester en Wethouders dan met dat
van de Commissie van Fabricage.
De heer Hoogenboom. M. d. V. In de rede die de heer van
der Pot heeft gehouden merk ik één punt op, waarover ik
wat wil zeggen. De heer van der Pot doet het voorkomen,
alsof de Ingenieur een zelfstandige betrekking inneemt naast
den Directeur. Ik geloof, dat we den opvolger van den heer
Riickert volstrekt zoo iets niet mogen voorspiegelen en dat
deze dat allerminst uit deze discussie mag afleidein. Ik wil
even opkomen tegen de meening, dat de Ingenieur zelfstan
dig zou staan, naast den Directeur.
De heer Fischer. M. d. V. De zaak is nu door de leden van
verschillenden kant bekeken. Ik heb daar dus heel weinig
aan toe te voegen. In de eerste plaats is de opmerking ge
maakt, dat Leiden een doorgangshuis is, als het ware, voor
ingenieurs. Ik moet daar tegenover stellen, dat dat niet alleen
met Leiden maar ook met elke andere plaats het geval is.
leder wordt eerst ingenieur bij Gemeentewerken en wordt na
eenige jaren dienst op een andere plaats adjunct-directeur of
directeur. Voor ons gaat het er om, dat doorgangshuis zoo
lang mogelijk doorgangshuis te laten. Wij moeten door onze
salarissen o.a. trachten, de menschen hier zoo lang mogelijk
te houden. Wij kunnen dat ook gedaan krijgen, door een
zoo laag mogelijk salaris te geven Dan krijgen we een heel
slechten, die nergens anders een plaats kan vinden, f 2000
is tegenwoordig zeker te weinig. Wanneer we op dat salaris
iemand krijgen, kunnen wij gerust zeggen, dat het geen goede
en geen geschikte is. En dan komen wij nooit van z'n leven
meer Aan hem af. Ik kan den heeren ten zeerste aanbevelen,
op de voordracht van Burgemeester en Wethouders in te
gaan. Nu wordt er gezegd: wij kunnen de sollicitanten een
personeele toelage in het vooruitzicht stellen. Dat is heel mooi
gezegd. De menschen zijn wel bekend met den geest van den
Raad, maar: hebben is hebben en krijgen is de kunst. Een
personeele toelage in het vooruitzicht is niet iets, waarop men
vast rekenen kan. Iemand, die zijn werk op prijs stelt, zal
in deze geen sollicitatie willen doen.
De heer Roem. M. d. V. Het is nog niet zoo lang geleden,
dat de heer Riickert is aangesteld en sedert zijn de salarissen
ook gerezen. Het aanvangssalaris was toen lager dan nu. En
niettegenstaande dat heeft de heer Riickert de genie verlaten.
Het feit, dat het aanvangstraktement lager was dan nu, heeft
verscheiden ingenieurs niet weerhouden te solliciteeren.
De Voorzitter. Ik geloof, dat u zich daarin vergist. Het
aanvangssalaris was toen niet lager, maar er is in 1908 een
derde verhooging bij gekomen. Het aanvangssalaris is altijd
geweest ƒ2000.Vroeger was het traktement 2000.— tot
ƒ2400.-, nu ƒ2000.— tot 2600.—.
De heer Korff. M. d. V. Ik wil nog even opkomen tegen
de woorden van den geachten Wethouder. De Wethouder zegt:
wij kunnen wel een heel laag salaris geven, dan zijn wij zeker
dat wij geen [goede krijgen. Hoe is dit mogelijk te beweren,
daar dan toch op ditzelfde 'salaris de heer Riickert hier kwarn.
In de praktijk is dat toch gebleken zeer onjuist te zijn, want
wij hebben den heer Riickert gekregen op een aanvangssalaris
van f 2000.terwijl hij ten slotte bleek een uitnemende
werkkracht te zijn.
De heer Fischer. De heer Riickert is wel gekomen op een
klein salaris, maar heeft dadelijk werk gemaakt van een ver
hooging, omdat hij wel begreep, dat dat niet ging.
De heer Korff. Wij weten niet vooruit, of degene, die na
den heer Riickert zal komen, zal blijken te zijn the right
man on the right place, maar als hij blijkt te zijn een goede
werkkracht, dan twijfel ik niet, of de Raad zal een verhooging
toestaan en blijkt de stemming daartoe voldoende uit de hier
gevoerde discussie.
De heer Mulder, M. d. V. Dat wij een slecht ambtenaar
zouden moeten verwachten, zijn wel wat groote woorden van
den heer Fischer. De heer Korft heeft al gezegd, dat dat wel
bleek uit de benoeming van den heer Riickert. Ook begrijp
ik niet, hoe de heer Fokker iemand zou willen aanstellen
voor een jaar. Dan weten wij toch zeker, dat wij een stum-
perd krijgen, die nergens meer weet te blijven en hier nog
een jaartje wil komen zoek brengen.
De heer Fokker. M. d. V. Als de heer Mulder op een
beetje minder onheusche wijze had gesproken, dan had ik
mijn mond gehouden, maar nu moet ik toch zeggen, dat de
heer Mulder blijkbaar niet weet, dat men als officier in mili
tairen dienst een jaar op nonactief kan worden gesteld en
dus dat jaar hier zou kunnen komen.
Nog even wil ik er op wijzen, dat de vergelijking tusschen
Arnhem en Leiden niet opgaat. Mij is bekend, dat twee men
schen hier zullen komen solliciteeren, wanneer het traktement
hoog is, maai' dat zij niet zullen komen bij een laag trak
tement.
De Voorzitter. De heeren moeten niet vergeten, dat toen
destijds de bezoldiging van de genie-officieren niet verbeterd
werd, verscheidene officieren den dienst verlieten, om een
burgerbetrekking te krijgen. Toen bestond er dus meer kans
een goed ingenieur te krijgen dan nu op het lage salaris.
Wij kunnen met Arnhem geen vergelijking maken. Er
wordt hier benoemd een Plaatsvervangend-Directeur met den
titel van Ingenieur. Als wij daarvoor een oproeping doen op
een aanvangssalaris van 2000.dan geloof ik niet, dat wij
thans een man zullen kunnen krijgen van de hoedanigheden
van den heer Rückert.
Bij mij is thans een voorstel ingekomen van den heer Korff,
luidende:
ündergeteekende stelt voor de benoeming van een Ingenieur
der Gemeentewerken te doen plaats vinden op een tractement
van 2000.— instede van de voorgestelde 2400.
Zou ik den heer Korff echter mogen verzoeken, dit voorstel
in te trekken en af te wachten, of het voorstel van Burge
meester en Wethouders wordt aangenomen of niet.
De heer Korff. Daartegen heb ik geen bezwaar, M. d. V.
De Voorzitter. Dan sluit ik thans de algemeene beschou
wingen.
Beraadslaging over art. 1 luidende:
In de artt. 1 en 2 van bovengenoemde verordening wordt
in plaats van „Ingenieur" gelezen: „Ingenieur, plaatsvervan-
gend-Directeur".
De heer Roem. M. d. V. Is dat woord niet veel te lang'?
Is het niet beter hem te noemen Adjunct-Directeur?
De Voorzitter. Het lijkt mij beter van niet. De Adjunct-
Directeur van de Gemeentereiniging heeft ook den titel van
Adjunct-Directeur en daarom is het dunkt mij beter om in
den thans vast te stellen titel te doen uitkomen, dat de
Ingenieur plaatsvervangend Directeur is; veel bezwaar kan dit
lange woord niet opleveren. Men wordt er niet bij verplicht
dien titel op zijn visitekaartje te zetten, of op een insigne!
De heer Roem. Als het woord «plaatsvervangend" wordt
weggelaten, dan wordt het Ingenieur-Directeur.
De beraadslaging wordt gesloten en art. 1 zonder hoofdelijke
stemming aangenomen.
Artikel 2 der verordening luidende:
In art. 2 wordt in kolom 2 in plaats van „ƒ2000" gelezen
„ƒ2400" en in kolom 3 in plaats van „ƒ2600": „ƒ3000".
wordt in stemming gebracht en met 18 tegen 11 stemmen
verworpen.
Tegen stemmen de heeren: Driessen, Corts, Botermans, P.
J. Mulder, Briët, Sijtsma, Pera, Carpentier Alting, Roem, Korff,