DONDERDAG 7 NOVEMBER 1912. 197
ik weet niet hoelang wachten moet. Een kiezer zal toch, ook
al is het druk, niet langer behoeven te wachten dan een
minuut of tien, langer heb ik het tenminste zelden bij
gewoond.
Het komt mij dus voor dat het niet noodig is nu alweer
de kort geleden tot stand gekomen indeeling, te gaan ver
anderen.
De heer Sijtsma. Het maakte op mij ook wel eens een
eigenaardigen indruk, dat de menschen uit de Heerenstraat
het bureau daar voorbij moesten gaan om zich om te stem
men geheel naar de Ambachtsschool te begeven.
Het bezwaar nu van den heer van der Lip die zegt: wij
hebben voor een paar jaar een wijziging aangebracht, en
nu gaat het niet aan om weder te wijzigen, is geen erg
klemmend argument, dunkt mijwanneer wijziging noodza
kelijk blijkt, behoort men er toe over te gaan. Wanneer het
eenigszins kan, moet, dunkt mij, de zaak zoo geregeld wor
den, dat de menschen die het dichtst bij een stembureau
wonen, er ook gebruik van kunnen maken.
Het bezwaar door den heer van der Lip genoemd, dat
hierin geen verandering kan komen, omdat deze indeeling
eerst zoo kort geleden is tot stand gekomen, vind ik inder
daad geen argument. Wanneer er een verkeerde toestand
bestaat, dan moet daarin, zou ik meenen, hoe eer hoe beter
verandering komen.
De heer van der Lip. De heer Sijtsma heeft gelijk, wan
neer hij zegt, dat wat verkeerd is, veranderd moet worden
hoe eerder hoe beter. Ik geloof echter niet dat hier iets ver
keerds is. Ik heb er zooeven niet aan gedacht er op te wijzen,
dat de indeeling natuurlijk ook in verband staat met het
aantal kiezers. Het oude district is nu verdeeld in twee dis
tricten, ieder met een ongeveer gelijk aantal kiezers. Voegen
wij de menschen, waarover het nu gaat, bij het bureau aan
de Heerenstraat, dan wordt dit bureau te groot en dat aan
de Ambachtsschool te klein.
Dus niet alleen omdat de nieuwe regeling nog zoo kort
werkt, zou ik er geen wijziging in willen brengen, maar ook
omdat wij dan een verkeerde verdeeling over de beide stem-
bureaux zouden krijgen.
De heer A. Mulder. Ik stem den heer van der Lip toe,
dat het moeilijk is het ieder naar den zin te maken. Men
zou wel aan het veranderen kunnen blijven. De bewoners
aan den Maredijk passeeren het bureau aan de Mare, maar
moeten stemmen op het bureau aan de Timmerwerf. Dit is
niet gedaan om de menschen te plagen, maar staat in ver
band met het aantal kiezers.
De heer Vergouwen. M. de V. Bij de begrooting is deze
kwestie door mij reeds ter sprake gebracht. Als Voorzitter
van het stembureau in de Ambachtsschool bereikten mij
klachten van de kiezers uit de Magdalena Moonstraat. Het is
dan ook wel een heele afstand, dien zij hebben af te leggen.
Het is daar eene volkrijke buurt. De menschen wonen zoo
dicht mogelijk bij hun werk. Moeten zij gaan stemmen op
het bureau in de Ambachtsschool, dan moeten zij dus weer
terug om naar hun werk te gaan. Het is dus niet alleen een
kwartier heen, maar ook een kwartier terug, behalve den tijd,
dien zij moeten wachten. Kan er iets op worden gevonden,
dan zou dit voor hen zeer aangenaam zijn.
De heer Fokker. Ik zou pertinent willen vragen, M. d. V.
of Burgemeester en Wethouders bereid zijn deze kwestie te
onderzoeken. De heer Wethouder heeft wel geantwoord, maar
ik weet niet, of dit ook was namens Burgemeester en Wet
houders en kan dat ook niet veronderstellen.
De Voorzitter. Ik zal dit eerst met de Wethouders moeten
overleggen; anders zoudt gij misschien kunnen zeggen, dat ik
niet spreek namens Burgemeester en Wethouders, maar namens
mij zelf. Maar wij zullen er over denken. Vinden wij eene
oplossing, dan zullen wij eene nieuwe regeling treffen. Maar
ik geloof dat wij hier hebben te doen met de quadratuur van
den cirkel. Er zullen toch altijd menschen zijn die zeggen:
„Nu woon ik vlak bij een stembureau en nu mag ik er niet
heengaan om te stemmen." Ik geloof dat men per se op
deze moeilijkheid zal blijven stuiten.
De heer Carpentier Alting. M. d. V. Het zij mij vergund
een paar vragen te doen.
Naar ik heb vernomen wordt er zeer geklaagd over het on
derhoud van den weg langs den Witten Singel. In de laatste
begrootingsstukken hebben Burgemeester en Wethouders doen
blijken met den toestand van den weg bekend te zijn, maar
niet dat men denkt aan middelen van herstel. Ik voor mij
geloof echter, dat het zeer noodzakelijk is dit vraagstuk onder
de oogen te zien, want, in een tijd van veel regen gelijk tegen
woordig, gelijkt de Witte Singel één modderpoel. Er zal dus
m. i. naar doeltreffende verharding van den weg moeten worden
gestreefd.
Een tweede punt is de verlichting van den Haagweg. Daar
over is reeds meermalen sterk geklaagdmen loopt, als de
maan niet schijnt, uit gebrek aan licht daar altijd gevaar te
vallen, ook omdat de bestrating daar in den regel in een
slechten toestand verkeert.
Het derde punt betreft den overweg bij den Rijnsburger weg. Ik
heb reeds de vorige week gezegd, dat de toestand daar onhoud
baar is, speciaal op een paar tijdstippen van eiken dag, voor
namelijk des middags te 2 en te 4 uren, wanneer er ook
gerangeerd wordt of vele treinen passeeren en de boomen
langs den spoorweg telkens geruimen tijd gesloten blijven.
Dan is er dikwerf een opeenhooping van voetgangers, rijwielen,
wagens, trammen enz. Het verbaast mij, dat er nog geen
ongeluk is gebeurd; dat kan, dunkt mij, niet uitblijven dat
deze gebeuren. Herhaaldelijk is er op die uren aan beide zijden
een opstopping van voetgangers, voertuigen enz. Wanneer de
boomen dan open gaan, denkt ieder dat hij alleen maar voor
zich zelf heeft te zorgen en doet zijn best om zoo spoedig
mogelijk over te komen; auto's en trams rijden maar door, er
is absoluut gebrek aan orde of regelmaat. Wellicht zou pos
teering van een agent met den bekenden witten stok ge
wapend, mogelijk kan het ook met enkel handbeweging, vol
doende zijn de orde te handhaven, door de volgorde aan te
wijzen waarin men moet gaan. In elk geval moet er iets gedaan
worden, dat zal ieder toegeven, die zooals ik zelf dikwerf dit
drukke punt moet passeeren.
Op deze drie punten wensch ik dus de aandacht van Burge
meester en Wethouders te vestigen.
De heer Fischer. Uit den aard der zaak kan ik thans op
de vragen van den heer Carpentier Alting geen antwoord
geven, maar ik kan hem verzekeren, dat zijne opmerkingen
over het onderhoud van den Witten Singel en over de ver
lichting en bestrating van den Haagweg in overweging zullen
worden genomen.
De Voorzitter. Het verzoek van den heer Carpentier Alting
om politietoezicht bij den overweg aan den Rijnsburgerweg,
zal ik overwegen. Ik zie het echter niet zoo donker in als
de heer Carpentier Alting; dat zijn van die dingen waaraan
men wel went. Wat men eerst groote opstoppingen vindt,
blijkt later mede te vallen; maar ik wil met genoegen zien
wat er aan gedaan kan worden.
De heer Carpentier Alting. Mijn opmerking geldt ook
niet het voortdurend verkeer daar, maar het verkeer op enkele
oogenblikken van den dag; aan drukte op zulke enkele tijd
stippen went men niet.
De Voorzitter. Het Hollandsche publiek is op dit punt
ook nog al lastig; in Duitschland is men meer aan orde
gewend.
De heer Fokker. Ik had een dergelijke opmerking ten
aanzien van de Blauwpoortsbrug. Daar zou het te wenschen
zijn dat het verkeer door de politie werd geregeld. Rijwielen
en voertuigen gaan er niet over voordat de voetgangers zijn
gepasseerd, maar de tram rijdt er door, men houdt zijn hart
vast als het er druk is. Ik zou willen vragen, of op de tram
niet dezelfde bepaling kan worden toegepast als op rijwielen
en rijtuigendat er geen ongelukken gebeuren is een wonder,
de tram rijdt maar dooi'.
De Voorzitter. Dat is ook natuurlijk, daarvoor is het een
tram. Wanneer de heer Fokker in een tram zit, zou hij het
ook niet aangenaam vinden als telkens langzaam moest ge
reden worden. De tram kan men bovendien uit den weg
gaan, die loopt op een vaste baan. Ik vind de klacht sterk
overdreven. Met auto's is het wat anders, die hebben geen
eigen baanmaar als men niet tusschen de rails loopt, heeft
men van de tram geen gevaar te duchten.
De heer Fokker. M. d. V. Ik heb mijne opinie meegedeeld.
Acht men het niet noodig maatregelen daartegen te nemen,
dan moet men het zelf maar weten als er een ongeluk gebeurt.
De heer Sijtsma. M. d. V. Ik zou nog eene enkele opmer
king willen maken naar aanleiding van de raadsvergadering
van 10 October, betreffende het genomen besluit aangaande
het verzoek van de afdeeling Leiden van den Bond van Neder-
landsche onderwijzers, om de kosten van het geneeskundig
attest ten behoeve van zieke onderwijzers(essen) voor reke
ning der gemeente te nemen.
De heer van der Pot en ook ik waren van meening, afgaande op
de ons gegeven inlichtingen, dat het vóór het toezenden der
circulaire van Burgemeester en Wethouders geen regel was
een geneeskundig attest over te leggen. De heer Heeres heeft
toen blijkbaar zijn stem afhankelijk gemaakt, althans dit
was mijn indruk, van de vraag, of dit waar was of niet.
In het begin van dit jaar, zoo luidt het praeadvies, nu
bemerkten wij, dat aan het voorschrift van genoemd artikel 8
niet steeds door alle hoofden de hand werd gehouden, terwijl