196 DONDERDAG 7 NOVEMBER 1912. willen geven om nu eerst te behandelen de punten 7 en 8 en dan over te gaan tot een vergadering met gesloten deuren. Het debat over de winkelsluiting zal toch wel van eenige be- teekenis zijn. Na afloop van de besloten vergadering kunnen wij altijd nog zien hoeveel tijd wij overhouden en of het de moeite waard is om met de behandeling van dit punt een aanvang te maken. De Voorzitter. Ik heb geen bezwaar om aan het verzoek van den heer Heeres te voldoen. VU, Verordening, houdende wijziging der verordening van 12 October 1905, op het Bouwen en Sloopen (Gemeenteblad No. 25). (Zie Ing. St. No. 241). Algemeene beschouwingen worden niet gevoerd. Het eenig artikel en daarmede de geheele verordening wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aange nomen. VIII. Verordening, houdende wijziging der verordening op het Rijden, van den 23en Mei 1912 (Gemeenteblad No. 18). (Zie Ing. St. No. 242.) Algemeene beschouwingen worden niet gevoerd. Art. 1 wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over art. 2 luidende: „In artikel 25 vervallen de woorden: „de Maarsmanssteeg, de Donkersteeg" en „de Watersteeg" en wordt tusschen de woorden „de Vestestraat" en „de Pelikaanstraat" ingevoegd „de Hooglandsche Kerkchoorsteeg in de richting naar de Hooigracht", terwijl na de woorden „den Nieuwen Rijn" aan het slot van het artikel nog wordt gelezen: „alsmede van des voormiddags 6 uur tot middernacht door de Maarsmanssteeg, de Donkersteeg en de Watersteeg". De heer van der Pot. M. d. V. Ik zou even de opmerking willen maken, dat wanneer het artikel wordt gewijzigd, zooals het nu wordt voorgesteld, m. i. twee zaken door elkander worden gehaald, die beter gescheiden bleven, n.l. het sluiten van bepaalde wegen voor alle of een bepaald soort motor rijtuigen en het verbod om enkele wegen in een bepaalde richting te berijden. Dat zijn twee zaken die krachtens de wet onderscheiden zijn. Het verbod om bepaalde wegen te berijden, de volkomen sluiting dus van die wegen, berust op artikel 8 van de Motor- en Rij wiel wet, terwijl het verbod om wegen in een bepaalde richting te berijden, waaromtrent trouwens kwestie bestaat of de gemeente wel bevoegd is dit te regelen (maar nemen wij aan dat de gemeente die bevoegd heid wel heeft), steunt op de algemeene bepaling van artikel 7 dier wet. Nu komt het mij voor dat het uit een oogpunt van techniek beter is, waar beide soorten van verbodsbepalingen steunen op verschillende artikelen van de wet, om die zaken ook in de verordening te scheiden, hetzij door ze in een af zonderlijk artikel of althans door ze in een afzonderlijke alinea te plaatsen. Ik acht dit te meer wenschelijk omdat nog onlangs ook de verordening op het Rijden is gewijzigd, o.a. met het doel haar technisch beter in elkaar te zetten. Daarom zou ik het jammer vinden, wanneer daaraan nu eenigszins af breuk werd gedaan. Sprekende over de borden, zeggen Burgemeester en Wet houders in hun voorstel, dat hoeveel modellen van borden men ook heeft, men soms toch in verlegenheid geraakt. Dit heeft bij mij de vraag doen rijzen hoe men handelen moet, als men het rijden in een bepaalde richting wil verbieden, zooals hier. Ik vermoed dat men zich redden wil door aan den ingang van de steeg, waar het inrijden verboden zal worden, een gewoon bord te plaatsen van het rijks-model, zooals men ook gedaan heeft aan de helling van de Vischbrug. Maar wanneer men in de wet nagaat, waarvoor de rijks borden bestemd zijn, dan zal men tot de conclusie moeten komen, dat het hiervoor niet is. In art. 8 staat uitdrukkelijk, dat de borden dienen voor het sluiten van een weg voor rijwielen en motorrijtuigen, al of niet met beperking. Maar zooals ik reeds opmerkte, betreft het hier iets anders. Nu kan men zich door het gebruik van een rijksbord wel redden, maar het is toch niet geheel juist. Men zou voor dit geval feitelijk genoodzaakt zijn een nieuw bord te bedenken. De Voorzitter. Dat is juist het groote bezwaar dat er zulk een bord niet bestaat. Wij moeten ons behelpen. Waar nu door de wet een algeheele sluiting wordt getolereerd, mag men aannemen dat een gedeeltelijke sluiting ook wordt toegestaan. Van gemeentewege is hier niets aan te doen. Wij zijn ver plicht de borden te gebruiken, die voorgeschreven zijn, anders zouden wij wel een nieuw bord kunnen maken. Wij moeten ons behelpen, daarom raad ik aan het artikel te handhaven. Nieuwe borden mogen we nu eenmaal niet maken, wel voor rijtuigen, maar niet voor rijwielen en motorrijtuigen. Wat uwe eerste opmerking betreft, herinner ik u, dat er reeds zulk een geval bestaat, n.l. op de helling van de Vischbrug in de richting naar den Nieuwen Rijn. En nu komt dit geval er bij. Wanneer er meer gevallen waren, dan zouden wij er een apart artikel van hebben gemaakt, maar nu hebben wij er geen bezwaar in gezien deze bepaling in dit artikel op te nemen. Mocht er een nieuwe tekst worden vastgesteld, dan kan het overweging verdienen van deze bepaling een afzonder lijk artikel te maken. Nu kan het best zoo, want het geeft geen reden tot onduidelijkheid. Ik wil u wel bekennen dat ik eerst schrok, omdat ik meende, dat er nog geen dergelijk geval bestond, maar gelukkig bemerkte ik, dat wij reeds een verbod bezaten betreffende het rijden over de Vischbrug in de richting naar den Nieuwen Rijn. Hierdoor leverde dit geval niet de minste moeilijkheid op. Zooals ik reeds gezegd heb, vonden wij het voor deze kleinig heid de moeite niet waard een nieuw artikel te maken. De beraadslaging wordt gesloten. Art. 2 en daarna de geheele verordening worden zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De Voorzitter. Mijne heeren. Zou het niet wenschelijk zijn om eerst de rondvraag te doen, voor dat wij eene vergadering met gesloten deuren gaan houden? Wij kunnen niet weten hoe lang deze duren zal. De heer Zwiers. M. d. V. Het volgende jaar 1913 zal een druk verkiezingsjaar zijnvoor de Kamer, voor de Provinciale Staten, voor den Gemeenteraad. Nu heb ik er reeds vroeger op gewezen, dat de indeeling van de bewoners der Heerenstraat (westzijde) en het daarop uitkomend stratencomplex, bij een stembureau in de Ambachtsschool, dus precies aan den tegen- overgestelden uithoek van het district, al een heel ongelukkige is, vooral voor de zeer talrijke werkliedenbevolking van die wijk. Ik zou nu gaarne van Burgemeester en Wethouders vernemen, of er ook plannen bij hen bestaan om hierin ver andering te brengen, teneinde de nadeelige gevolgen van deze indeeling zooveel mogelijk te voorkomen. De heer van der Lip. Deze kwestie is al eens meer, ik meen verleden jaar bij de behandeling van de begrooting, ter sprake gekomen. Toen is er al op gewezen, dat wij pas die districten zoo hadden uitgedeeld en dat het niet aangaat om na zoo'n korten tijd daarin weer verandering te brengen. Bovendien hebben wij die groote bezwaren tegen deze indee ling aangevoerd, nooit kunnen inzien. Ik meen dat de voor naamste griet is, dat de bewoners van de Heerenstraat aan de zijde van den Witten Singel, thans moeten gaan stemmen in het stembureau in de Ambachtsschool. Dit is ook een eind uit de buurt, maar elke indeeling brengt natuurlijk soortgelijke bezwaren mede. Vroeger moesten de menschen die bij de Ambachtsschool woonden, naar het stembureau in de Heerenstraat. Om nu weder verandering te gaan brengen in een indeeling, die eerst sedert 2 jaren bestaat, komt mij niet raadzaam en ook niet noodig voor. Wanneer men een nieuw stembureau maakt, dan zal de een er gemak en de ander er last van ondervinden. Dat is nu eenmaal niet anders. De heer Zwiers. Dat bij verplaatsing van een bureau de een wat voordeeliger, de ander wat nadeeliger zal uitkomen, spreekt vanzelf. Maar het gevolg van den bestaanden toestand is, dat van de bewoners van het Magdalena Moons-kwartier, dat voor het overgroote deel een bevolking van gezeten werk lieden heeft, een gedeelte thans feitelijk zijn kiesrecht kwijt is. Tweemaal moeten zij den langen omweg van hun wijk via Heerenstraat en Witte Singel naar den Haagweg maken en hebben dan niet den tijd om bovendien nog queue te maken voor een vol stembureau. Zij moeten behoorlijk hun middagmaal kunnen gebruiken, en tijdig weer op hun werk kunnen zijn. Wanneer het stembureau meer in de buurt kon komeri, zou dit voor hen een uitkomst zijn. Voor de weinige kiezers aan den Haagweg, die bovendien meerendeels beter over hun tijd kunnen beschikken, zou het bezwaar van een wat verderen afstand niet groot zijn. De heer van der Lip. Ik geloof, dat de heer Zwiers schromelijk overdrijft, wanneer hij zegt, dat de bewoners van de Magdalena Moonsstraat bij de bestaande indeeling hun kiesrecht eigenlijk niet kunnen uitoefenen. Ik meen, dat zij niet langer behoeven te loopen naar het stembureau dan 5 minuten heen en 5 minuten terug, dus totaal 10 minuten. Hoe zou het dan wel in veel grootere steden b.v. Amsterdam en Rotterdam moeten gaan, waar de afstanden zoo veel grooter zijn. Men moet dus niet zoo overdrijven, dat men spreekt van een illusoir kiesrecht. De heer Zwiers stelt alles zoo over dreven voor, want hij spreekt ook van het »queue maken" in het stembureau in de Ambachtsschool, alsof men daar,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1912 | | pagina 4