144 Art. 12. Onder de faecale stoffen van het Liernurstelsel worden ook verstaan de rioolstoffen, die eventueel door andere opvoer- werktuigen mochten verkregen worden. De Liernurstoffen worden bij het taplokaal aan de Jan van-Houtkade dagelijks afgeleverd (Zon- en de in art. 3 al. 3 genoemde feestdagen uitgezonderd) des avonds tusschen 11 en 1 uur. 5. Algemeene bepalingen. Art. 13. De werklieden van den pachter staan, voor zoover zij zich in de uitoefening van hun bedrijf binnen de gemeente be vinden, onder de bevelen van de personen, die door de ver pachters met het toezicht op de naleving van het contract worden belast. Niettemin is ook de pachter verplicht behoor lijk toezicht uit te oefenen op de verrichtingen zijner werk lieden en is hij verantwoordelijk voor hunne handelingen bij het doen der in deze voorwaarden genoemde werkzaamheden. De pachter is verplicht aan de werklieden, die in vasten dienst bij hem zijn, geen lager loon te betalen dan 9. per week, zoolang zij de uit deze voorwaarden voortvloeiende werkzaamheden ten behoeve van en binnen de gemeente ver richten. Indien zij gedurende korteren tijd dan eene week voor de gemeente werkzaam zijn, zal hun een loon van ten minste 17 cent per uur door den pachter moeten worden betaald. Art. 14. De werklieden van den pachter zullen gedurende den werk tijd, zoolang zij zich in de gemeente bevinden, alleen het werk mogen verrichten, waarvoor zij zijn aangesteld en mogen der halve gedurende dien tijd niet met andere werkzaamheden worden belast. Art. 15. De vaste werklieden van den pachter, die voor de in deze voorwaarden begrepen werkzaamheden gebezigd worden, zijn verplicht bij de uitoefening van hun bedrijf een voor rekening van den pachter aan te schaffen pet te dragen met rooden hand, voorzien van een nummer en een opschrift, welke onderscheidingsteekenen ten minste eenmaal 'sjaars moeten worden vernieuwd. Art. 16. De pachter of zijn gemachtigde, ten genoegen van de ver pachters, zal zich dagelijks bij den aanvang van den middag werktijd op het kantoor der Gemeente-reiniging vervoegen om te vernemen, wat er in zake de naleving van het contract moet worden verricht. Voor zoover noodig zullen op dit of een ander uur ook de werklieden aldaar kunnen worden ont boden om bevelen te ontvangen. Art. 17. De pachter zal van elk der bij hem in dienst zijnde werk lieden, benoodigd voor de naleving dezer overeenkomst, aan den Directeur der Gemeentewerken maandelijks opgeven den naam en de werkzaamheden, waarmede hij belast is. Art. 18. Alle door den pachter tot uitvoering van dit contract binnen de gemeente gebezigde vaartuigen zullen van buiten aan heide zijden op voor- en achtersteven van een duidelijk aan gebracht volgnummer en van den naam van den pachter ten genoegen der verpachters moeten worden voorzien. Een lijst dezer vaartuigen zal driemaandelijks bij den Directeur van Gemeentewerken, alsmede bij den Commissaris van Politie en bij den Aigemeenen Markt- en Havenmeester worden in gediend. De pachter is verplicht voor de uitoefening zijner werk zaamheden behoorlijke vaartuigen en gereedschappen ten ge noegen van de verpachters te bezigen en deze steeds in goeden staat te onderhouden. Art. 19. De verpachting geschiedt voor den tijd van 5 achtereen volgende jaren, ingaande 1 Januari 1914 en eindigende 31 December 1918. Na verloop van dit tijdvak heeft de pachter het recht, des- gewenscht, mits negen maanden van te voren daarvan schrif telijk kennisgevend, gedurende de 5 daarop volgende jaren wederom de in dit contract genoemde werkzaamheden onder gelijke voorwaarden te verrichten, zullende echter in dit geval de in art. 20 genoemde en door de Gemeente te betalen pacht sommen met 5 worden verminderd. Art. 20. De verpachting geschiedt voor de som van 650.per maand, door de gemeente aan den pachter te betalen. Voor elke M3., die vanwege den pachter ter naleving van de in 4 omschreven verplichtingen, buiten de gemeente of naar de in art. 11 al. 8 bedoelde stortplaatsen binnen de gemeente wordt vervoerd, (met uitzondering van de te ver voeren stoffen genoemd in art. 10 sub 1°, 2° en 4°, de laatste voor zoover betreft puin en grond, afkomstig van gemeente lijke bouwwerken) zal bovendien door de gemeente aan den pachter worden betaald een bedrag van 0.50. Onderdeelen van een Ms. beneden een halve M3. zullen bij de inhouds- opmeting van een schuit niet in rekening worden gebracht een halve M3. en meer wordt berekend als een M3. Vergoeding voor het vervoer van Liernurstoffen, van riool- en kolkspecie en van puin en grond, afkomstig van gemeente lijke bouwwerken, wordt niet gegeven. Dagelijks zal door den pachter worden ingediend een op gave van de hoeveelheid en de soort der daags te voren door hem vervoerde stoffen, waarvoor hij aanspraak op betaling kan doen gelden. Door den pachter zal geen havengeld voor het gebruik zijner vaartuigen behoeven te worden betaald, mits die vaar tuigen gebezigd worden ten dienste van volgens deze voor waarden te verrichten of verrichte werkzaamheden, zij van het in art. 18 bedoelde volgnummer en opschrift voorzien zijn en bediend worden door werklieden, die de in art. 15 bedoelde pet dragen. Art. 21. De verrekening van het over en weer verschuldigde zal driemaandelijks geschieden, met inachtneming van het be paalde omtrent het betalen der boeten en kosten wegens verzuim. Op het einde van elk kwartaal zal de pachter eene gespe cificeerde rekening over het hem toekomende op het Bureau der Gemeentereiniging indienen onder overlegging van de door of van wege de verpachters geteekende orders, zullende zonder overlegging daarvan geene betaling geschieden. Art. 22. De pachter zal de pacht noch geheel, noch gedeeltelijk voor korter of langer tijd aan een ander mogen overdoen dan met schriftelijke toestemming van de verpachters. Art. 23. Indien de pachter nalatig mocht zijn in de nakoming van eene of meer zijner contractueele of wettelijke verplichtingen, ter beoordeeling van de verpachters, zal hij door het enkel verloop van den bepaalden termijn of de enkele overtreding in gebreke zijn, zonder dat het noodig zal zijn hem bij exploit of andere gerechtelijke acte in gebreke te stellen en zullen de verpachters in die gevallen het recht hebben om de pacht terstond te doen eindigen, alles onverminderd de vergoeding van alle kosten, schaden en interessen en onverminderd het bepaalde bij art. 24. Art. 24. In geval de pachter een of meer der krachtens deze over eenkomst op hem rustende verplichtingen niet mocht nakomen of overtreden, of in strijd daarmede mocht handelen, ter be oordeeling van de verpachters, zullen deze, onverminderd hun recht bij art. 23 vermeld, zonder eenige ingebreke stelling van den pachter als boete voor iedere overtreding of niet nakoming kunnen vorderen en zal door den pachter verschuldigd zijn aan de verpachters een bedrag van ten hoogste vijf en twintig gulden, welke boeten telkens verrekend zullen worden bij de driemaandelijksche verrekening bedoeld in art. 21. Van de opgelegde boete zal door of van wege de verpach ters onmiddellijk worden kennis gegeven aan den pachter. Aanmerkingen hierop moeten door den pachter binnen 8 dagen zijn ingebracht op straffe van ongeldigheid. Bovendien hebben de verpachters het recht om alles, wat door den pachter in strijd met deze voorwaarden is verricht, ondernomen of nagelatenop kosten van den pachter te doen wegnemen, beletten of zelf uitvoeren. Art. 25. De pachter is, voor zoover de verpachters zulks wenschen, verplicht bij het einde van den pachttijd of bij het ontbinden van de pachtovereenkomst, zijn geheelen inventaris van vaar tuigen, gereedschappen, enz. benoodigd voor de uitoefening van zijn bedrijf, of een gedeelte van dien inventaris, aan de gemeente Leiden over te dragen tegen betaling door deze van de waarde van dien inventaris, volgens taxatie door drie deskundigen, waarvan een door de verpachters, 'een door den pachter en de derde door de beide benoemden, of bij verschil door den Kantonrechter te Leiden benoemd wordt. Art. 26. De pachter moet twee borgen, ten genoegen van de ver pachters, stellen, welke borgen zich voor de behoorlijke na-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1912 | | pagina 8