152
in buitengemeenten meer en meer aansluitingen tot stand
komen, èn de bieronder voorgestelde abonnementstarieven
vermoedelijk tot aansluiting van blokken aaneengebouwde
kleinere woningen zullen leiden. Het zal daarbij van gewicht
zijn te zorgen de aanl.gkosten van deze aansluitingen zooveel
mogelijk te beperken; het is ook technisch van belang te
achten de straatkabels zoo min mogelijk door aftakmoffen te
onderbreken. De bedoeling is dus verschillende huizenblokken
elk één kabelaansluiting te geven en elk perceel vanaf deze
aansluiting door een geleiding binnendoor aan te sluiten wat
op eenvoudige wijze zonder last of hinder jegens de betrok
kenen kan geschieden, te meer, daar dit meestentijds tegelijk
met het aanbrengen der binnenleiding voor de verlichting van
het perceel zelve zal kunnen plaats hebben.
Artikel 4a is nagenoeg geheel gelijkluidend aan het slot
van het nu bestaande art. 4 (al. 712 van Art. 4).
Artikel 4b 2) volgt hierop en bevat de voorwaarden, waaraan
is te voldoen tot verkrijgen van een abonnementsiustallatie.
Ter verduidelijking van de bedoeling en van de werking
van de abonnementstarieven zij de opzet van deze zaak hierbij
kortelings uiteengezet.
Evenals bijv. te Delft, Bloemendaal, Velzen enz. geschiedt,
is het de bedoeling een abonnementsinstallatie slechts te doen
gelden voor zuiver lichtverbruik. Teneinde voor dit lichtver-
bruik ook de groote categorie van de bevolking te trekken,
die tot nu toe al naar de tarieven met meer of minder recht
de electrische verlichting als »te duur" weerde, die niet het
risico van een te voren onbekend verbruik volgens metertarief
op zich durfde nemeu eu bovendien geen geld of crediet bezat,
zich een electrische installatie in een vaak kort achtereen
bewoond perceel te doen aanleggen, is het noodig en ook
mogelijk gebleken, aan de navolgende voorwaarden te voldoen
1°. aanleg van de binnenleiding vanwege de gemeente Leiden
evenals bij de muntgasinstallaties
2°. wegvallen van de meterhuur die onevenredig zwaar moet
drukken op den kleinen man met gering jaarlijkse!) electrici-
teitsverbruik
3°. opstelling van een tarief, dat den nieter overbodig maakt
en den vei bruiker van tevoren het juiste bedrag van het door
hem verschuldigde doet kennen;
4°. wekelijksche inning van het door hem verschuldigde,
teneinde het aangroeien tot groote bedragen op ongelegen
oogenblikken en daarmede last met de inning der gelden te
voorkomen.
Aan de eerste dezer voorwaarden is eenvoudig te voldoen,
daar hiervoor reeds een antecedent bestaat. De z.g. huurinstaj-
laties, waarvan het aantal op 1 September 1912 reeds 153
bedroeg hebben getoond, dat aanleg van gemeentewege zeer
goed mogelijk is.
Over één punt omtrent de uitvoering der abonnements
installaties wenschen wij uit te wijden. Bij de bovengenoemde
»huurinstallaties" wordt n.l. door de electriciteitsfabriek de
aanleg uitbesteed aan een particulieren installateur, die dan
tevens de ornamenten, lampen, enz. voor de betreffende aan
sluiting levert en monteert. Op deze wijze werd het particuliere
initiatief niet tegengewerkt en behoefde de electriciteitsfabriek
geen speciale monteurs met de daarmede gepaard gaande
controle, magazijnsvoorraad enz. te bekostigen.
Bij de abonnementsinstallaties is echter het aantal en de
prijs van de te leveren ornamenten zoo gering, dat daaraan voor
een particulier weinig of niets te verdienen valt, evenmin als
aan de binnenleiding, tenzij deze installaties onevenredig
duur betaald zouden moeten worden.
Aan den anderen kant brengt het belang der gemeente
mede dat deze installaties bij gebruik van soliede materiaal
en degelijke afwerking, zoo weinig mogelijk zullen kosten.
De electriciteitsfabriek kan in het groot de zeer eenvou
dige ornamenten en verdere materialen inslaan, en evenals
bij het muntgas geschiedt, de afwerking der abonnements
installaties zoodanig regelen, -dat hiertoe weinig of geen
meerder personeel behoeft te worden aangesteld, zoodat bijv.
de monteurs, die in eene gemeente werkzaam zijn, daar ach
tereenvolgens het kabelnet en de installaties afwerken, waar
door goedkoope installaties worden verkregen.
Zoo mogelijk verdient het echter aanbeveling alle aanslui
tingen in één gemeente spoedig tot stand te brengen en onder
stroom te zetten, terwijl het ook kan voorkomen, dat juist niet
de monteurs der electriciteitsfabriek, maar wel die van een
bepaalden particulieren installateur aan het werk zijn in een
gemeente, waaruit aanvragen voor abonnementsinstallaties
inkomen. Ook is het mogelijk dat installateurs, geheele blokken
woningen gelijktijdig inrichtende, wél kans zien met eenige
winst hiervoor goed werk te leveren.
In de laatstgenoemde gevallen zal het raadzaam zijn de
abonnementsinstallaties door deze installateurs te doen uit
voeren. Wij stellen ons daarom voor, evenals bijv. door de
»Kennemer Electriciteits-Maatschappij" wordt gedaan, een
gemengd systeem te volgen, n,l. aanleg van abonnements
leidingen zoowel door de gemeente als door particulieren, in
het laatste geval echter steeds in naam en voor rekening van
de gemeente, en over elke installatie, die door een particu
lieren installateur wordt aangevraagd te mogen uitvoeren,
afzonderlijk te beslissen met het oog op prijs, soliditeit der
uitvoering, enz.
Het wegvallen van de meterhuur is mogelijk door het in
voeren van het in Duitschland als „Pauschaltarif" bekende
systeem van berekening. Hierbij wordt nagegaan wat de aan
sluiting, de inbeslagneming van het machinevermogen der
electriciteitsfabriek, de productiekosten van den verbruikten
electrischen stroom en de verdere exploitatiekosten per lamp
voor de betreffende aansluitingen over een bepaald tijdsverloop
bedragen en deze van tevoren vaststaande kosten aan den
verbruiker in rekening gebracht. Deze totale kosten veranderen
zooals vanzelf spreekt met den duur van het gebruik der
lampen in een aansluiting. Dit gebruik wordt niet gecontro
leerd, wanneer geen meter wordt geplaatst, zoodat het ver
moeden voor de hand ligt, dat de consument uit gemakzucht
en omdat het hem niets kost, deze steeds laat doorbranden.
De ondervinding heeft echter geleerd, dat dit niet geheel
opgaat, en de bepaling, dat de betrekkelijk kostbare vernieu
wing der opgebr ande lampen voor rekening van den verbruiker
komt, is wel het krachtigste remmiddel tegen overdadig elec-
triciteitsverbruik. De ervaring wijst dan ook uit, dat het
verbruik per lamp en per jaar voor „PauschaT'-aansluitingen
betrekkelijk weinig meer bedraagt dan volgens meteraanwij
zing, terwijl dit meerdere verbruik alleen van invloed is op
de directe productie-kosten van den electrischen stroom, die
slechts een onderdeel van de totale jaarlijksche kosten per
lamp uitmaken. Bovendien is bij de bepaling der tarieven
voor de abonnementsaansluitingen nog met een ruimen jaar-
lijkschen brandduur gerekend, zoodat met zekerheid voorspeld
kan worden, dat de gemeente met deze tarieven zal uit
komen.
Het omslaan van de totale jaarlijksche kosten per ge-
installeerde lamp heeft nu het groote voordeel, dat ieder
verbruiker tevoren weet waar hij aan toe is en zijn bereke
ning tegenover petroleum en andere verlichtingsmiddelen
kan maken.
Zooals uit art. 6 C1) blijkt, is de betaling gesplitst in een
betaling per lichtpunt en een betaling per beschikbaar ver
mogen. Dit heeft ten doel een eenvoudig tarief te verkrijgen,
dat rekening houdt met de verschillende door de gemeente
Leiden te maken kosten. Voor de kabelaansluiting, de binnen
leiding, de inning der gelden, enz. is per aansluiting een
bedrag door de electriciteitsfabriek te besteden onafhankelijk
van de grootte en het verbruik der lampen, en ook niet
geheel evenredig aan het aantal lichtpunten per aansluiting.
Meerdere lichtpunten kosten onevenredig veel minder dan
het eerste in eenige woning te maken lichtpunt. Vandaar het
tarief onder C. 1° voorgesteld. Daarbij wordt voor het eerste
lichtpunt per jaar 5.20 betaald. Dit schijnt, vergeleken bij
de nu te Leiden in zwang zijnde huurinstallaties, waarbij ƒ0.60
per lichtpunt is verschuldigd, vrij veel. Het minimum ver
schuldigde bedraagt echter voor huurinstallaties f 6.per
jaar, waarhij dan nog als vaste kosten de meterhuur komt.
Bovendien is er op te rekenen, gezien de categorie van de
bevolking, die voor abonnementsinstallaties in aanmerking
komt, dat ondanks het bepaalde in art. 4b 2) al. 3, vaak bij
verhuizing e. d. de gemeente voor het doen van reparaties en
vernieuwingen zal komen te staan, terwijl bij beschadigingen
de kosten voor herstel vaak niet op de verbruikers zullen zijn te
verhalen. Lenige voorzichtigheid is in dit tarief dan ook be
tracht.
Uit ditzelfde voorzichtigheidsargument spruit ook de be
paling voort, dat de huur steeds blijft doorgaan uit de huur
kunnen vernieuwingen en reparaties betaald worden, daar
waar de kosten der binnenleiding door reeds betaalde huur
geheel zijn vergoed. Verdere argumenten voor het steeds laten
doorgaan van de installatiehuur zijn o. a., dat de innings- en
verdere administratiekosten steeds blijven bestaan, en dat door
vermindering ot wegvallen van huurbetaling complicaties en
ongewenschte toestanden, bijv. bij verhuizingen, enz. zouden
teweeggebracht worden.
De betaling volgens art. 6 C. 2° 3) houdt rekening met de
grootte en het aantal der lampen en dus rnet het vermoedelijk
jaarlijkse!) electriciteitsverbruik in een installatie. Meer nog
dan dit laatste is het van belang te weten met welk ver
mogen de machines belast kunnen worden, daar met het
hiertoe in de electriciteitsfabriek beschikbaar te stellen machine
vermogen, plaatsruimte, bediening en slijtage noodwendig ver
bonden zijn en dus in de eerste plaats met rente, afschrijving
l) Nieuw art. 6.
j> n
1) Bedoeld is nieuw art. 10 Sub C.
s) Nieuw art. 7.
3) Nieuw art. 10 sub C 2°.