146
Op 3 October j.l. had deze conferentie met een der leden
van de Directie plaats.
Als resultaat der besprekingen werd het volgende tusscheri
ons College en de maatschappij overeengekomen.
De maatschappij verklaarde zich, behoudens goedkeuring
van den Minister van Waterstaat, bereid, indien de door-
vaartwijdte der bestaande Zijlpoortsbrug voor het doorvaren
der schuiten van de meelfabriek van de firma de Koster vol
doende bleek te zijn, aan de gemeente Leiden een bedrag
van 20.000,uit te keeren, dadelijk nadat het hieronder
sub c genoemde werk tot stand gekomen was, onder voor
waarde dat
a. de gemeente de maatschappij onthief van de verplichting,
omschreven sub I c, 4e lid van het subsidiebesluit van 6 Juni
'1907, gewijzigd 9 Juli 1908
b. de gemeente zich verbond tot het maken, onderhouden
en bedienen van een beweegbaar gedeelte van ten minste
8 M. wijdte in de Zijlpoortsbrug, welke brug vóór 1 Augustus
1922 voor het scheepvaartverkeer zoude moeten zijn open
gesteld
c. de gemeente zich verbond als tijdelijke maatregel zoo
spoedig mogelijk de bestaande Zijlpoortsbrug beweegbaar te
maken, z'oodat de schuiten der meelfabriek van de firma de
Koster door de brug konden varen;
d. de gemeente zich verbond de sub c bedoelde klap te
bedienen
e. bij naasting van den spoorweg LeidenHoofddorp de
Staat gerechtigd was zich in de plaats der maatschappij te
stellen.
Verder verklaarde de maatschappij de helft der kosten van
het sub c bedoelde werk voor hare rekening te zullen nemen,
indien behalve de schuiten der meelfabriek, ook die der Grof
smederij en van een 3e firma, met welke de maatschappij over
goederenvervoer in onderhandeling was, door de brug konden
varen.
Nadat de technische uitvoerbaarheid van het sub c bedoelde
werk zou zijn gebleken en na kennisneming van de raming
der daaraan verbonden kosten, zou dan door ons College een
beslissing over het nader voorstel der maatschappij worden
genomen en indien wij ons daarmede konden vereenigen, de
vereischte voorstellen bij Uwe Vergadering aanhangig worden
gemaakt.
In verband met een en ander werden door den Directeur
van Gemeentewerken een tweetal plannen ontworpen in zake
het beweegbaar maken der bestaande Zijlpoortsbrug. Beide
plannen 'zijn in de Leeskamer ter inzage nedergelegd.
Plan A omvat het maken van een brug, waardoor, behalve
de schuiten der meelfabriek van de firma de Koster, ook die der
Grofsmederij en van de derde fabriek, waarmede de maat
schappij in onderhandeling is, kunnen varen. De doorvaartwijdte
bedraagt +7.30 M., terwijl de stempeling der pijlervoorkanteri
is aangebracht op 2.75 M -f- N. A. P., zoodat 3 M. diepe vaar
tuigen kunnen binnenvaren.
Het hameigebint staat aan de zijde der Schrijversbrug met
het oog op de gemakkelijke bediening der brug. Waar het
hier een werk van tijdelijken aard geldt, bestaat o. i. tegen
dezen stand der brug geen bezwaar.
De totaalkosten van dit plan worden globaal begroot op
ƒ8700.—, waarbij echter zij opgemerkt, dat het juiste cijfer
der uitvoeringskosten in hooge mate afhangt van den toestand,
waarin zich de fundamenten der pijlers zullen blijken te
bevinden, en waaromtrent eerst zekerheid bestaat, wanneer
het werk is begonnen en de pijlers door afdamming zijn
blootgelegd. Hoewel dan ook op voorziening tegen ontgronding
der pijlers bij het project en de begrooting op ruime mate
is gerekend, bestaat toch de mogelijkheid dat nog in meerdere
mate tot bescherming of bekleeding der pij Ier voeten zal moeten
worden overgegaan.
Plan B beoogt het maken eener doorvaar twijdte van 3.50 M.
teneinde de brug open te stellen voor de schuiten der meel
fabriek van de firma de Koster.
Uitvoering van plan B komt ons, mede met het oog op de
geraamde kosten ad 5200, waarin door de maatschappij
niets wordt bijgedragen, niet gewenscht voor. Wij meenen
daarop niet nader te behoeven in te gaan.
Daarentegen achten wij het beweegmaken der bestaande
brug volgens plan A, waarmede de maatschappij zich heeft
vereenigd, onder de met haar overeengekomen voorwaarden
in het belang der gemeente.
Weliswaar toch wordt de maatschappij dan ontheven van
hare verplichting tot het verbouwen der Zijlpoortsbrug en de
bediening en het onderhoud dier brug en moet de gemeente
in hare plaats die brug vóór 1 Augustus 1922 maken, en
later onderhouden en bedienen en als tijdelijke maatregel de
bestaande Zijlpoortsbrug beweegbaar maken en bedienen, doch
hiertegenover staan voor de gemeente verschillende voordeelen.
In de eerste plaats verbindt de maatschappij zich, dadelijk
na de uitvoering van plan A, aan de gemeente een bedrag
van 20.000, overeenkomende met de geraamde kosten der
ophaalbrug met een doorvaartwijdte van 8 M., uit te keeren.
Verder draagt de maatschappij de helft der kosten, ver
bonden aan de uitvoering van plan A.
De gemeente houdt dus feitelijk in handen f 20.000
4350 15.650. Op 1 Augustus 1922, op welken datum
de brug van 8 M. doorvaart voltooid moet zijn, zal dit bedrag
tegen 4% samengestelde interest aangegroeid zijn tot
22.270, een som ruim voldoende om daarvoor een brug van
8 M. wijdte en van gelijke brugbreedte als de tegenwoor
dige te maken.
Het voornaamste voordeel is echter voor de gemeente hierin
gelegen, dat thans riog geen beslissing behoeft te worden
genomen, inzake de definitieve verbouwing der brug. Deze
beslissing, die zooals wij boven reeds zeiden op het oogenblik
voor de gemeente hoogst moeilijk is, aangezien de eischen,
die het verkeer te land daar ter plaatse in de naaste toekomst
zal stellen, in vele opzichten nog niet zijn te overzien, kan
kan nu zonder eenig geldelijk nadeel voor de gemeente, eenige
jaren worden uitgesteld. Immers, eerst in 1922 moet de brug
een doorvaartwijdte van 8 M. hebben en de gemeente heeft
dus voldoenden tijd, om de in de toekomst noodige veranderin
gen te overwegen.
Op grond van al het bovenstaande geven wij U alsnu in
overweging:
a. de Hollandsche Electrische Spoorweg-Maatschappij te
ontheffen van de verplichting, omschreven sub Icv 4e lid der
voorwaarden, waaronder haar bij raadsbesluit van 6 Juni 1907,
gewijzigd bij besluit van 9 Juli 1908 een subsidie is verleend
ten behoeve van den aanleg en de exploitatie van een net
van tramwegen in de Haarlemmermeer en omgeving;
b. te besluiten, dat de gemeente zich tegenover genoemde
maatschappij verbindt:
1°. tot het maken, onderhouden en bedienen van een be
weegbaar gedeelte van ten minste 8 M. wijdte in de Zijl
poortsbrug, welke brug vóór 1 Augustus 1922 voor het scheep
vaartverkeer moet zijn opengesteld;
2°. tot het uitvoeren als tijdelijke maatregel van het hierbij
overgelegde plan A betreffende het beweegbaar maken dei-
bestaande Zijlpoortsbrug;
3°. tot het bedienen van de sub 2°. bedoelde klap;
c. te bepalen, dat bij naasting van den spoorweg Leiden
Hoofddorp de Staat gerechtigd is zich in de plaats der
maatschappij te stellen;
een en ander onder voorwaarde:
a. dat de maatschappij dadelijk na de voltooiing van het
beweegbaar maken der bestaande Zijlpoortsbrug volgens meer
genoemd plan A aan de gemeente uitkeert een bedrag van
ƒ20.000.benevens de helft der kosten, verbonden aan de
uitvoering van plan A.
b. dat de Minister van Waterstaat zijne goedkeuring hecht
aan de met de maatschappij te sluiten overeenkomst.
De noodige begrootingsregelingen zullen U te zijner tijd ter
vaststelling worden aangeboden.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Wetb. van Leiden.
No. 262. Leiden, 19 November 1912.
In verband met de benoeming van den heer Rückert, inge
nieur van Gemeentewerken alhier, tot Directeur van den Tech-
nischen dienst te Tilburg, zal binnenkort een oproeping van
sollicitanten naar diens tegenwoordige betrekking moeten
plaats hebben.
Bij ons College is nu de vraag gerezen, of het niet aan
beveling zoude verdienen, om, alvorens tot die oproeping over
te gaan, eenige wijziging te brengen in de bij verordening
van 6 Februari 1908 (Gem. Blad no. 4) vastgestelde bezoldi
ging van den Ingenieur.
Een salaris toch van 2000 met drie driejaarlij ksche
verhoogingen van 200 tot een maximum van 2600
komt ons op grond van de uiterst belangrijke beteekenis en
den omvang van de te vervullen betrekking niet voldoende
voor en wij gelooven dan ook niet, dat voor een dergelijk
salaris zich uit technisch oogpunt bekwame en praktisch
ervaren sollicitanten zullen aanmelden.
De werkkring van den ingenieur van Gemeentewerken alhier
zal in de volgende jaren zeker niet minder belangiijk zijn
dan deze thans is. Zeer omvangrijke werken, waarvan aan
den ingenieur de leiding is opgedragen, wij noemen slechts
den bouw eener nieuwe Hoogere Burgerschool en de werken
in verband met den op 1 Januari 1914 in te stellen gemeente
lijken reinigingsdienst, staan op het punt van uitvoering.
Bovendien wordt de werkkring van den ingenieur eerstdaags
nog van meer beteekenis, omdat hij als de aangewezen ver
vanger van den Directeur, onder wien de zooevengenoemde
-reinigingsdienst zal ressorteeren, zich ook van dit bedrijf op
de hoogte zal moeten stellen.
Eindelijk vergete men niet, dat een laag traktement en
minder goede vooruitzichten de kans verhoogen, dat de inge-