DONDERDAG 10 OCTOBER -1912. 157 De heer van der Pot. M. d. V. Dat het inderdaad practisch iets nieuws is hetgeen wordt ingevoerd, bewijst dunkt mij het adres zelf. Waarom zouden de onderwijzers van ontstemming blijk geven, als niet een nieuwe maatregel werd ingevoerd? Sommigen hebben mij gezegd er nooit aan gedacht te hebben een attest aan te vragen en ik hoorde zelfs van een onder wijzer, dat hij twee maanden lang in Hèpital Wallon gelegen heeft zonder verlof te hebben gevraagd, laat staan een attest te hebben overgelegd. In de tweede plaats geloof ik M. d. V. dat gij aan de ver ordening van 1894 eene uitlegging geeft, die er niet in ligt. Gij zegt: de eerste maatregel is de kennisgeving aan het hoofd; daarna moet verlof worden gevraagd. In de artt. 4 en 5 wordt echter duidelijk onderscheid gemaakt tusschen het geval, dat de onderwijzer door ziekte verhinderd is aan de school te komen en alle andere gevallen van afwezigheid. Alleen in die laatste gevallen hebben zij verlof noodig. De Voorzitter. Ik geef nogmaals toe, dat die instructie vollediger had kunnen zijn, maar de zaak wordt toch in de bezoldigingsverordening ook geregeld en deze heeft toch even zeer rechtskracht. Bovendien is die van later datum. De heer van der Pot. De andere verordening regelt een ander onderwerp. Als nu beide verordeningen met elkaar in strijd zijn, had het m. i. op den weg van Burgemeester en Wethouders gelegen om een voorstel te doen tot wijziging van een van beide, teneinde zoodoende de verordeningen met elkander in overeenstemming te brengen. Zij hebben echter een maatregel gebouwd op één der twee verordenin gen en de andere waar het hier eigenlijk om gaat in den hoek gezet. De Voorzitter. Ik herhaal nu nog eens, dat wij geen nieuwen maatregel hebben genomen, maar dat vroeger de maatregel alleen wat minder krachtig werd toegepast. Ik geef toe, dat de instructie voor de hoofden van scholen niet klopt met de instructie van het hulppersoneel. In de laatste wordt alleen het begin der ziekte geregeld; maar om gekeerd is aan de hoofden van scholen de verplichting opge legd geen verlof te geven voor langer dan drie dagen. De beraadslaging wordt gesloten. De Voorzitter. Ik zal nu in stemming brengen het ver zoek van adressanten. Die tegen stemt, stemt dus voor het praeadvies van Burgemeester en Wethouders. Het verzoek, in stemming gebracht, wordt met 22 tegen 8 stemmen afgewezen. Tegen stemmen de heeren P. J. Mulder, Aalberse, Kore- vaar, Bots, Kruimel, Corts, Hoogenboom, Pera, van Hamel, van der Lip, Driessen, Timp, Vergouwen, Fischer, Heeres, Korlf, Bosch, Reimeringer, van Tol, Briët, A. Mulder en Roem. Vóór stemmen de heerenBotermans, Fokker, van der Pot, van Gruting, Sijtsma, van der Eist, de Boer en Zwiers. (Tijdens de beraadslaging verliet de heer Carpentier Alting en na afloop der stemming de heer Fokker de vergadering). XIII. Voorstel a. tot ingebruikgeving van twee ineenloopende beneden kamers van het perceel Pieterskerkgracht n°. 11 aan het genootschap „Mathesis Scientiarum Genitrix" b. tot beschikbaarstelling van gelden voor het in verband met die ingebruikgeving aanbrengen van eenige ver anderingen aan het sub a genoemde perceel. (Zie Ing. St. No. 218.) De beraadslaging wordt geopend. De heer Hoogenboom. Wanneer ik een oogenblik het woord vraag over dit voorstel, is het om mijn volle instemming te betuigen met het praeadvies van Burgemeester en Wethouders over het verzoek van Mathesis om van twee lokalen in het gebouw aan ae Pieterskerkgracht gebruik te mogen maken. Het is u allen bekend, dat de school van Mathesis een be langrijke onderwijsinrichting is in deze stad, en het is ook bekend, dat het volgen van de lessen in het teekenen in de 5de en hoogere klassen voor de jongelieden, die zich voor het bouwvak bekwamen, van veel belang is. Nu is de lokaliteit die in de bestaande Hoogere Burgerschool door Mathesis wordt gebruikt, al jaren te klein en al eenige jaren geleden is er tusschen het bestuur van Mathesis en Burgemeester en Wet houders gecorrespondeerd om tot een uitbreiding van loka liteit te geraken. Op het oogenblik is door den toevloed van jongelieden de nood zoo hoog gestegen, dat het Bestuur naar uitbreiding van lokaliteit heeft moeten omzien. Het heeft daarvoor het oog gevestigd op het gebouw der gemeente naast de Hoogere Burgerschooldoor het ingebruiknemen van twee lokalen in dat gebouw zal, meen ik, in de meest dringende behoefte aan ruimte kunnen worden voorzien. In de tweede plaats zal daardoor tevens een nuttig gebruik worden gemaakt van een gebouw, dat nu al jaren aan de gemeente toebehoort en al dien tijd ongebruikt bleef. Om deze redenen wil ik de aanneming van het voorstel van Burgemeester en Wethouders ten zeerste aanbevelen. De heer Bosch. Een enkele vraag slechts om inlichting. Het heelt mijn aandacht getrokken, dat nu wordt gevraagd het gebruik van twee betrekkelijk groote kamers in het gebouw naast de Hoogere Burgerschool. Nu zou ik gaarne deze vraag beantwoord wenschen te zien. Wanneer dit gebouw te eeniger tijd voor het een of ander doel mocht worden be stemd, is het dan, als wij deze twee kamers laten inrichten voor het gebruik door Mathesis, weder geschikt te maken voor dat dóel, en is er dan niet zooveel aan veranderd, dat het voor een ander doel niet meer geschikt is? Het zou toch jammer zijn, dat alleen door het gebruik van deze twee kamers het geheele huis verder doelloos werd. De heer van der Lip. M. d. V. Ik geloof, dat van misvor ming geen sprake kan zijn. Er wordt niets anders gedaan dan een eenvoudige doorgang gemaakt, van het eene perceel naar het andere Krijgt bet huis eene andere bestemming, dan moet Mathesis er weer uit; deze ingebruikgeving geschiedt immers tot wederopzeggens toe. Wij zijn dus in geen enkel opzicht gebonden. De heer Bosch. M. d. V. Dan ben ik tevreden. De heer Botermans. M. d. V. Ligt het ook in de bedoe ling den gevel wat op te knappen? De heer van der Lip. M. d. V. De bedoeling is dat de planken er voor blijven. Dit is wel niet mooi, maar zeer doelmatig; want gaan de planken er af, dan komen de ge broken ruiten in het gezichten worden deze gemaakt, dan zijn ze heel gauw weer vernield. De beraadslaging wordt gesloten en het voorstel zonder hoofdelijke stemming aangenomen. XIV. Bezwaarschriften tegen aanslagen in het Vergunnings recht, dienst 1912—1913. (Zie Ing. St. No. 214.) De beraadslaging wordt geopend. De heer Bosch. M. d. V. Ik wil mij een enkele opmerking veroorlooven naar aanleiding van een in de Leeskamer neer gelegd stuk van een der Wethouders, die na de inzending van het rapport door de Commissie gemeend heeft op verlangen van Burgemeester en Wethouders nog een nader onderzoek te moeten instellen. In de eerste plaats had ik gaarne gezien, dat die weg vroeger was ingeslagen, toen de schatters hunne gegevens aan Burgemeester en Wethouders verstrekt hadden, althans wanneer zij die volledig verstrekt hadden, want wij vonden ze zeer onvolledig en hebben ze later nog laten aan vullen. Dan zou gebleken zijn, dat eene vergelijking, zooals thans door den Wethouder gemaakt is, tot andere uitkomsten zou hebben geleid en verschillende belastingen misschien zouden kunnen worden verhoogd. Die cijfers nu zijn te groepeeren, zooals men ze heeft willen groepeeren. De geachte Wethouder heeft enkele cijfers genomen voor de groep van 12 M2. of daaromtrentwij nebben andere cijfers genomen, die grooter waren en die ons juist het tegendeel leerden van de conclusie, waartoe de Wethouder gekomen is. Wij hebben, om ons te bepalen tot de reclamanten, bijv. genomen het perceel-Smulders, dat vlak vooraan op de Hoogewoerd, bijna op de Breestraat ligt, een zeer mooi pand met 30| M2. lokaalruimte. Dit pand staat vermeld voor ƒ100.Komen wij dan bij Hilarius, een pand van 12 M2., dan vinden wij ƒ90.genoteerd, terwijl vervolgens het pand-Scnoondergang aan de Steenstraat met 25 M2. aangegeven staat ook voor ƒ90.Daaruit meenen wij te mogen opmaken, dat Hilarius te hoog staat aangegeven. Zoo zouden nog verschillende groepeeringen te maken zijn, maar ik bepaal mij tot de twee laatste. Met het stelsel waarvan zoo hoog opgegeven is, komt men blijkbaar tot zeer wille keurige uitkomsten en het verwondert mij, dat wij nog niet meer reclames ontvangen. De geheele Commissie is er daarom dankbaar voor, dat Burgemeester en Wethouders hebben toegezegd, onze opmer kingen op dit punt nog eens in overweging te zullen nemen. Er moet toch een andere weg van schatting komen, die tot een meer billijke beoordeeling van de op te brengen belasting zal leiden. Want werkelijk, ik vrees, dat men op deze wijze tot uitkomsten zal geraken, die inderdaad al te gek zijn. In de vergelijking tusschen de perceelen van Schoondergang, groot 25 M2. met een lokaalwaarde van ƒ90.van Smulders groot 30| M2, met een lokaalwaarde van ƒ100.vinden wij alle reden om Hilarius met een lokaal groot 12 M2. op 75. te zettenwij handhaven dus ons voorstel. De heer Zwiers. Ik zou nog een enkel woord over Hilarius in het midden willen brengen. Burgemeester en Wethouders vinden voor een oppervlakte van 12 M2. een huurwaarde van 90.niet te veel. Wanneer Burgemeester en Wethouders

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1912 | | pagina 9