156 DONDERDAG 10 OCTOBER 1912. toogd, dat zulk een geneesheer niet alleen niet noodig is, maar het aanwezig zijn van hem het verzuim in de hand werkt. Hij zeide tochin den Haag is het verzuim veel groo- ter en daar heeft men nog wel een controleerend geneesheer. De consequentie van zijn betoog schreef hij dus toe aan het bestaan van een controleerend geneesheer. Doch dit daargelaten. Burgemeester en Wethouders hebben er ten overvloede aan herinnerd, dat de meeste onderwijzers in een fonds zijn, waardoor zij een attest kosteloos kunnen krijgen. Daar ga ik mee accoord. Misschien worden de heeren, wanneer zij een attest moeten overleggen, zelfs een dagje eerder beter; dit in tegenstelling met hetgeen de heer Sijtsma heeft gezegd. Zoo werkt de her innering aan alle kanten goed. De heer Heeres. M. d. V. In het praeadvies lees ik het volgende »In het begin van dit jaar nu bemerkten wij, dat aan het voorschrift van genoemd artikel 8 niet steeds door alle hoof den de hand werd gehouden, terwijl ons ook wel verzoeken om toestemming voor een langer verlof dan 3 dagen in geval van ziekte bereikten, zonder dat die verzoeken vergezeld gin gen van de vereischte geneeskundige verklaring." Nu zou ik gaarne dit willen weten: gebeurde het vroeger bij ziekte wel, dat een geneeskundige verklaring werd over gelegd, of niet? De Voorzitter. Zeer zeker; maar er waren gevallen, dat het geheele verlof niet werd gevraagd; in enkele gevallen van langdurige ziekte, werd zelfs wel eens door het Hoofd der school verzuimd verlof voor een onderwijzer aan te vragen in de gevallen waarin dit wel werd gevraagd, werd bijna zonder uitzondering een attest overgelegd. Juist omdat eenige hoofden van scholen aan het voorschrift van de verordening niet de hand hielden, zijn alle hoofden aangeschreven te zorgen, dat dit wel gebeurde. Ik zou haast willen zeggen, dat deze geheele zaak is een storm in een glas water. De heer Heeres. Eigenlijk is dus van een nieuwe ver plichting geen sprake, vroeger werd ook een geneeskundige verklaring verlangd. De Voorzitter. Zeker. Maar toevallig hebben wij ontdekt, dat er verzuim had plaats gevonden en toen hebben wij den hoofden aangeschrevendat weder zou gebeuren, wat tot nog toe ook volgens de verordening altijd gebeuren moest. De heer Sijtsma. M. d. V. Ik meen dat u niet goed zijt ingelicht, althans wanneer mijne inlichtingen juist zijn. In het algemeen werd wel door de hoofden kennis gegeven, dat een onderwijzer ziek was, maar daarbij werd niet overgelegd een attest van den geneesheer. Het schijnt echter, dat een enkele maal ook de hoofden verzuimden mede te deelen, dat een onderwijzer langer dan drie dagen wegens ziekte van school was. Doch dit wettigt den maatregel niet te eischen dat een attest moet worden overgelegd. Indien, zooals u het doet voorkomen, het overleggen van een attest regel was zou immers er nu geen verzet tegen zijn De Voorzitter. Hoe wil men anders de hand houden aan art. 17 Hoe wil men anders beoordeelen of een onderwijzer ziek is Ik heb altijd gedacht, dat aan de bepaling de hand werd gehouden, totdat wij toevallig bemerkten, dat sommige hoofden van scholen verzuimden kennis te geven, wanneer een verlof langer dan drie dagen zou duren, zoodat dan ook geen attesten werden overgelegd. En toen hebben wij de aandacht van de hoofden nog eens op de bepaling geves tigd maar wij deelden daarmede niets nieuws mede. De circulaire heeft volstrekt geen rechtskracht. De heeren kunnen het recht veranderen, maar daar staat de circulaire buiten. De heer van der Pot. M. d. V. Uwe opmerking, dat de circulaire alleen eene interpreteerende kracht heeft, kan slechts slaan op de verordening tot regeling der jaarwedden, maar zij houdt geen rekening met de regeling der verloven in de instructie van 1894, waarmede de circulaire geheel in strijd is. U hebt niet bestreden wat ik gezegd heb, dat eigenlijk volgens de verlofsregeling de onderwijzers geen verlof behoeven te vragen. De Voorzitter. Dat hangt er van af hoe men een veror dening inziet. Waarom moet er meer rechtskracht worden toegekend aan de instructie dan aan de financiëele regeling. Wanneer geen verlof wordt gevraagd, kan ook geen trakte ment worden betaald. En hoe kan men zonder attest beoor deelen of verlof wegens ziekte moet worden verleend De verordening eischt het en in het belang van de onder wijzers moet het wel worden gehandhaafd; anders kan bun traktement niet doorloopen. En wat nu de vraag betreft, waaraan meer rechtskracht moet worden toegekend aan de verordening of aan de instructie, ik zou zeggenmen moet beide uitleggen met gezond verstand. Wanneer de chef eener particuliere zaak verloven moet beoordeelen, dan wil hij de redenen daarvan natuurlijk kennen. Is iemand ziek, dan zal de chef een attest van den dokter vragen. Nu zijn er twee soorten van verloven 1° die welke door de autoriteiten kunnen verleend worden en 2° die welke door de autoriteiten moeten verleend worden. Tot de laatste soort behooren de verloven wegens ziekte en wegens militieplichten. Om die twee rede nen moet verlof worden verleend, maar dan moeten de autori teiten ook weten of die redenen daartoe inderdaad aanwezig zijn. Ten aanzien van den militieplicht kunnen zij het nagaan op de Secretarie, bij ziekte is echter een attest van een geneesheer noodig. Maar er is meer. In de Instructie der Hoofden staat, dat zij in geen enkel geval langer dan drie dagen verlof geven om welke reden men dan ook wegblijft. Langer verlof dan drie dagen wordt door Burgemeester en Wethouders verleend. Nu geef ik toe, dat de Instructie voor het personeel vollediger had kunnen zijn, maar zij is t®ch wel rationeel. Als iemand 's morgens opstaat met zware hoofdpijn, kan hij geen verlof vragen, maar geeft kennis van verhindering. Het is als het ware »de eerste hulp bij ongelukken". Wil men echter zijne familie opzoeken, dan moet men te voren verlof vragen. Bovendien staat altijd ook nog in de Instructie, dat het personeel verplicht is stiptelijk alle voorschriften op te volgen, die door het hoofd der school worden gegeven. Wanneer Burgemeester en WTethouders nu van het Hoofd de verlof- aanvrage kunnen verlangen, zal deze het personeel weer het voorschrift geven aan hem verlof te vragen en zoo zou dus ook op grond van die bepaling in de Instructie de aange vochten verplichting zij het indirect bestaan. Ik kan mij trouwens absoluut niet voorstellen, hoe men denken kan dat men, als men langeren tijd uit zijn werk zal blijven, daarvoor geen verlof gaat vragen, ook al is het wegens ziekte. Dat zou iedereen doen. Het bezwaar van het overleggen van een attest bij ziekte van langer dan drie dagen, acht ik niet gegrond. Er zijn een massa menschen die als zij zich een dag of drie niet lekker gevoelen, zullen zeggen: ik ga maar weer aan mijn werk; men moet toch ook het belang van de gemeente wat in het oog houden. De verordening is altijd toe gepast, alleen niet krachtig genoeg. De eenige oplossing zou nog kunnen zijn, en daarop wordt dan ook aangedrongen in het adres van de onderwijzers, dat het attest van wege de gemeente zal worden betaald. Maar is datnu geen spijkersop laag water zoeken Wanneer zal zulk een geval zich voordoen Wan neer men den termijn van drie dagen te kort acht en men stelt dien op vier dagen, dan kan weer worden gezegd, dat iemand ook 4-| dag ziek kan zijn, zonder den dokter te halen. Ik weet met hoe anderen hun taak opvatten, maar als ik eenigszins kan, ga ik naar mijn bureau, al voel ik mij soms niet zoo heel goed. Men past het toch niet op een halven dag af. Wanneer men werkelijk drie dagen thuis moet blijven, dan zullen er maar weinigen zijn, die in dat geval geen dokter nemen. En nu kan de gemeente niet gaan zeggendie wel een eigen dokter heeft, betaalt zelf het attest; neen, dan moet een cou- troleerend geneesheer worden aangesteld, waardoor men de gemeente weer op een massa kosten jaagt. Het wordt een soort van »rechthaberei". Al ondervindt niemand van de bepaling last, of veroorzaakt zij niemand kosten, toch zullen de onderwijzers nu eenmaal meenen, zoo staat er in de Memorie van Toelichting op het request, dat zij onbillijk worden be handeld. Dat gevoel van onbillijk behandeld te worden zit tegenwoordig in de lucht. Dat vindt men in allerlei adressen terug. Al is een zaak nog zoo rechtvaardig, toch wordt er gezegd ik voel er iets onbillijks in. Maar het is niet de quaestie of men in de zaak iets onbillijks voelt, maar of zij waarlijk onbillijk is! Wat nu geschiedt, ik herhaal het nog eens, is niets dan het handhaven van hetgeen vroeger altijd gebeurde, alleen wordt er nu wat strenger de hand aan gehouden, omdat wij bemerkten toen de absenties zoo sterk toenamen, dat som mige hoofden in verzuim waren. Eenig nadeel is er niet aan verbonden. De heeren hebben gedacht dat wij met iets nieuws kwamen, misschien wel om hen te plagen, maar dat is vol strekt niet het geval. Wanneer er geen simulatie is, dan dreigt er ook geen gevaar. Gebeurt het op de Secretarie ook? is gevraagd. Neen, maar daar heeft men ook te doen met een heel klein corps. Wanneer wij hier zooals op de dorpen slechts hadden een hoofd van de school met bijv. zes onderwijzers, dan zou de bepaling ook overbodig zijn, maar bij een zoo groot corps onderwijzers als wij hier hebben, is zij noodig. Bij de gemeentewerklieden heeft men ook deze bepaling. In artikel 15 van het Werkliedenreglement staat: »Om ziekengeld te ontvangen moet zoodra mogelijk aan den Directeur eene verklaring van een geneesheer zijn overgelegd waaruit blijkt dat en waarom de werkman geen arbeid kan verrichten, tenzij de Directeur zich daaromtrent op andere wijze heeft overtuigd." Bij de Politie is het ook zoo en bij andere groote corpsen zal het wel niet anders zijn.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1912 | | pagina 8