DONDERDAG 10
OCTOBER 1912.
155
Burgemeester en Wethouders zelf weder met eenige ontstem
ming spreken, eenigszins begrijpelijk. Misschien kan ik, omdat
ik zelf ambtenaar ben, daar iets beter in komen. Ik kan mij
wel begrijpen, dat wanneer de toestand totnogtoe zoo is ge
weest, dat men geloofd werd op eigen verklaring, er iets
onaangenaams in is gelegen, wanneer men nu voortaan moet
overleggen een verklaring van een anderdat hetgeen
men zegt werkelijk waar is. Toen ik dan ook de eerste maal
van de zaak hoorde, heb ik mij afgevraagd, of daar nu wer
kelijk het voordeel tegen opweegt, dat men misschien een
enkel geval van simulatie zal ondervangen. Hoe het ook zij,
de adressanten vragen op het oogenblik niet om er bij Burge
meester en Wethouders op aan te dringen, dat de circulaire
zal worden ingetrokken, doch alleen om een enkel bijkomend
onaangenaam gevolg te ondervangen.
Namelijk om, als de door de circulaire aan hen opgelegde
verplichting voor hen fmanciëele gevolgen mocht medebrengen,
die dan te nemen voor rekening van de gemeente.
Met hetgeen Burgemeester en Wethouders daarover zeggen
kan ik mij allerminst vereenigen. Zij zeggen wanneer iemand
zóó ziek is, dat hij langer dan drie dagen moet verzuimen,
zal hij wel steeds onder geneeskundige behandeling staan.
Maar wij weten toch allen uit ervaring, dat men vaak met
den aard eener ongesteldheid zóó vertrouwd is, dat medische
hulp niet dadelijk noodig is, ook al duurt de ziekte langer
dan drie dagen. En zal dat niet evengoed voorkomen bij
onderwijzers, te meer waar in die kringen aan het begrip
»doktersvisite" allicht nog eerder verbonden wordt dat van
de doktersrekening? Maar al komt dit geval weinig voor,
wat levert dit dan voor bezwaar op? Dan zal de inwilliging
van het verzoek de gemeente ook maar weinig behoeven te
kosten. De onderwijzers toch vragen niet een controleerend
geneeskundige, die voor elk geval bij hen komt. Zij wenschen
niet langs dezen weg kostelooze geneeskundige behandeling
van de gemeente te krijgen. Zij vragen alleen, dat de gemeente
den dokter zal betalen, als zij dien niet uit eigen beweging
zouden laten komen, en ik begrijp niet, wat daartegen is.
Burgemeester en Wethouders leggen hier eene verplichting
op, zuiver en alleen in het gemeentebelang, zooals zij dat
begrijpen. Als nu die verplichting in sommige gevallen fman
ciëele gevolgen voor de betrokkenen met zich brengt, dan is
het dunkt mij de hillijkste zaak ter wereld, dat de gemeente
voor die gevallen die kosten overneemt. Ik kan mij op deze
gronden niet met het voorstel vereenigen.
De heer Sijtsma. M. d. V. Ik kan mij geheel aansluiten bij
den vorigen spreker. Ook ik meen dat het praeadvies op de
door hem aangevoerde gronden kan worden bestreden. Bur
gemeester en Wethouders hebben ontdekt, dat er een enkel
schoolhoofd was, die geen kennis gaf van een meer dan drie-
daagsch verlof en zij hebben gemeend dat dit niet meer moet
voorkomen. Dat zij echter niet in de eerste plaats aan de
nu vooropgeschoven verordening gedacht hebben, blijkt wel
hieruit, dat toen de heer Vergouwen en ik voor eenigen tijd
aan den heer van Hamel eene vraag stelden naar aanleiding
van de eerste circulaire, hij ons niet op de verordening of de
instructie heeft gewezen. Hij heeft alleen gezegd: er komen
zooveel gevallen van ziekte voor en hij heeft daarbij tusschen
de regels laten doorschemeren, dat er simulatie gepleegd
werd. Wij hebben hem toen zwart op wit gevraagd, die ge
vallen van simulatie mede te deelen. maar het antwoord was:
ik kan dat niet doen, maar ik zal u eene lijst voorleggen
van de verloven, die wegens ziekte gegeven worden. Het
schijnt dus dat men alleen daarom en niet wegens de ver
ordening de circulaire heeft verzonden en de verplichting
heeft opgelegd. De verordeningen zijn er nu bijgesleept. Met
het oog daarop vraag ik: handelen wij nu wel goed tegen
over deze ambtenaren, waar wij riiet hetzelfde vragen van
de andere gemeenteambtenaren?
Dat er vele ziektegevallen voorkomen is nog geen reden te
gelooven aan simulatie. Burgemeester en Wethouders hebben
eene vergelijking gemaakt tusschen de ziektegevallen in dezen
tak van dienst en die in andere diensttakken. Die vergelijking
gaat echter niet op.
Wanneer men een zuivere vergelijking wil maken, dan
moeten wij onzen blik richten naar andere plaatsen naar
denzelfden tak van dienst, want het is zeker waar, dat de eene
betrekking veel moeilijker is dan de andere, dat de eéne
werkkring heel wat meer van de gezondheid vraagt dan de
ander. Ik heb mijn blik bijv. gericht op den Haag. Daar heett
men een controleerend geneesheer; daar worden de onder
wijzers wel onderzocht bij ongesteldheid en ziekte, en toch
zijn daar de verzuimen niet minder dan hier. Dooreengenomen
was in 1911 in den Haag het getal verzuimen per jaar van
de hoofden der scholen 13,4 van de schooltijden in het jaar;
van de onderwijzers 13,9 en van de onderwijzeressen 34,7.
Wanneer wij de cijfers bij elkander tellen van de verzuimen
hier, in de Leeskamer ons gegeven en het gemiddelde er van
nemen, dan geloof ik, dat de verzuimen hier niet zooveel be
dragen als in den Haag, waar men wel een controleerend
geneesheer heeft. Op deze wijze zal men dus hetgeen men
beoogt, niet bereiken. De ervaring zal wel leeren, dat wanneer
wij een attest van den geneesheer gaan vragen, in de prak
tijk het getal verzuimen nog zal toenemen.
Eu waarom Omdat als we een dokter bij ons laten komen,
het in den regel is: ge moet maar een paar dagen naar bed
gaan, ik kom morgen wel eens kijkendan wordt een drankje
gegeven en zoo blijft het eenige dagen loopen. Iemand die het
druk heeft, zal dan ook niet zoo spoedig naai- een dokter
gaan, want die houdt hem maar liefst thuis, wat van zijn
standpunt n.l. om te genezen ook het voorzichtigst en ver
standigst is. De geheele zaak waarom het hier gaat is: heeft
er simulatie plaatst. Heeft er zooveel simulatie plaats dat een
attest noodig is. Dat ontken ik. Dat moge noodig schijnen
voor groote plaatsen als bijv. Amsterdam en den Haag, aan
genomen dan nog dat de onderwijzers zoo weinig plichtsbesef
bezitten, dat zij simuleeren, voor kleinere gemeenten geldt
dit niet of veel minder, omdat men daar de onderwijzers bij
name kent, omdat zij zich daar onderling wel kunnen con
troleeren. Wanneer Burgemeester en Wethouders echter per
se willen hebben een controleerend geneesheer, mits te betalen
van gemeentewege, dan zal ik me daartegen niet verzetten.
Doch wanneer dit niet het geval is, dan kan ik er niet toe
meewerken om nu deze nieuwe verplichting aan de onder-
derwijzers op te leggen, die van hen fmanciëele offers zal
vragen en door de omstandigheden niet noodig is gebleken.
Eerder zou ik aan Burgemeester en Wethouders en aan den
Raad in overweging willen geven om er toe mede te werken,
dat de circulaire wordt ingetrokken. Wanneer Burgemeester en
Wethouders in die richting niets wenschen te doen, dan zou ik
bij steun van den Raad daartoe gaarne een poging willen doen.
De Voorzitter. Er heerscht alweder een misverstand. Al
trokken wij de circulaire in, dan geeft dit nog niets; de circulaire
heeft geen rechtskracht. Door die circulaire worden alleen
de hoofden van scholen er aan herinnerd: denk aan de ver
plichtingen die uit de bestaande verordening voortvloeien. Het
intrekken van de circulaire geett dus niets. Rechtskracht heeft
alleen de verordening. Bovendien wil ik hierop wijzen. Wan
neer de heeren meenen, dat het niet noodig is verlof te vragen
bij ziekte, dan kunnen ook de traktementen gedurende dien
tijd van ziekte niet worden uitbetaald. Wanneer de heeren
meenen, dat de onderwijzers kunnen volstaan met te zeggen:
ik ben ziek, ik heb dus verlof, een attest is niet noodig, dan
stel ik daartegenover, dat dan niet kan worden voldaan aan
artikel 17 der Verordening van 7 December 1911 (Gemeenteblad
No. 41), dat z;egt: Aan onderwijzers en onderwijzeressen, aan
wie overeenkomstig advies van hun geneesheer een verlof
wegens ziekte wordt toegestaanwordt dit verlof met behoud
der jaarwedde niet langer verleend dan gedurende twaalf
achtereenvolgende maanden.
De meening is geheel onjuist dat die circulaire een nieuwe
verplichting schept. Wij hebben daardoor alleen de aandacht
van de schoolhoofden op de bestaande verordening willen vesti
gen, omdat sommige hoofden in de naleving daarvan wat slordig
bleken.
Dit nu zal voortaan stipt moeten geschieden, zooals overal
elders. Wij hebben dus geen recht willen veranderen en
de circulaire doet dus aan de zaak zelve niets af. Wat
rechtskracht betreft is zij alweer niets anders dan scheur
papier. Wil men een controleerend geneesheer of wil men het
verlof vragen afschaffen, waardoor dan ook tevens onmogelijk
wordt dat het traktement doorgaat, goed, maar dan moet de
verordening worden gewijzigd.
De heer Vergouwen. M. d. V. Ik sta geheel op het stand
punt van Burgemeester en Wethouders, van de onderstelling
uitgaande, dat Burgemeester en Wethouders niet zouden
hebben herinnerd aan hetgeen in de verordening staat, als
er geen aanleiding toe gegeven was. Er schijnen zich geval
len te hebben voorgedaan, die niet in den haak waren en op
grond daarvan hebben Burgemeester en Wethouders gezegd
denkt er aan, het vragen van verlof staat in de verordening
en daaraan hebt gij U dus te houden.
Eene andere vraag is of wij een contröleerend geneesheer
zullen aanstellen. Laat ons de zaken eens practised bezien.
Iemand wordt ziek en geeft daarvan kennis aan het hoofd.
Duurt de ziekte twee of drie dagen, dan roept hij een dokter
en natuurlijk zijn huisdokter, die dan zoo noodig een briefje
kan afgeven voor het hoofd der school. In zoo'n geval zijn
er geen groote fmantiëele gevolgen voor dien onderwijzer te
wachten. Nu zullen er natuurlijk wel grensgevallen voorko
men, maar die kunnen op den grooten hoop toch niet zoo
mede tellen, dat er een afzonderlijk geneesheer voor aange
steld zou moeten worden. Ik acht het overigens goed, dat
Burgemeester en Wethouders de herinnering in kwestie heb
ben gezonden, al was het alleen om simulatie te voorkomen.
Den controleerenden geneesheer acht ik ook voor de enkele
ernstige gevallen niet noodig, dewijl ook daarvoor de huisarts
zal worden genomen. Trouwens de heer Sijtsma heeft be-