152 DONDERDAG 10 OCTOBER 1912. dat adressanten behooren tot ben, die geen heil verwachten van ongezonde bevordering van de vaderlandsche nijverheid ten koste van de burgerij, maar zij toch meenen, dat Neder landers, en onder hen de Besturen der Gemeenten in de eerste plaats, moeten trachten de belangen der Nederlandsche industrie le bevorderen, waar dit zonder oilers van belasting- betalenden gaat; zij meenen zelfs te mogen verwachten, dat eene Gemeente aan de Nederlandsche industrie een zekere voor keur zal schenken, zonder dat zij daarom verdacht zouden kunnen worden eene bevoordeeling te verlangen; zij zijn toch overtuigd, dat uit de bestelling hier te lande dikwijls indirecte voordeelen voortvloeien, die door de bestellers al te licht over het hoofd worden gezien dat, waar adressanten vernemen, dat in dit geval door Uwe Gemeente op juist tegenovergestelde wijze is gehandeld, aan gezien hier namelijk niet, zooals dat veelal bij gemeentelijke aanbestedingen geschiedt, vele buitenlandsche fabrieken zijn opgeroepen om tegen de binnenlandsche industrie te concur- referen, maar dat hier de binnenlandsche nijverheid geheel is voorbijgegaan om het werk aan eene buitenlandsche fabriek, zonder eenige concurrentie, op te dragen, zij het noodig achten Uwen Raad op dit feit te wijzen; dat adressanten meenen, dat hier zelfs geen schijn van verontschuldiging kan worden gezocht in het feit, dat ook alle vorige turbo-generatoren voor de Electrische Centrale bij diezelfde buitenlandsche fabriek werden besteld, daar de vroeger bestelde installaties van geheel andere afmetingen waren dan deze en toch in bijna alle groote Centrales turbine-aggregaten van verschillende constructie voorkomen; dat adressanten kunnen wijzen op tal van leveringen aan den Nederlandschen Staat en alle grootere en verscheidene kleinere Gemeenten, waar zij ook in concurrentie met het buitenland hebben geleverd met uitnemend resultaat; redenen, waarom zij Uwen Raad eerbiedig verzoeken te willen nagaan, op welke gronden een achteruitstelling der Neder landsche nijverheid in naam Uwer Gemeente is geschied, en maatregelen te willen nemen, om te voorkomen, dat iets dergelijks in het vervolg weer geschiede. 't Welk doende, enz. Gebr. Stork Co. Aan den Raad der Gemeente Leiden. 9°. Verzoek van W. F. Maartense om eervol ontslag als onderwijzer met verplichte hoofdakte aan de school der 3e klasse No. 6. 10°. Bezwaarschriften tegen aanslagen in de plaatselijke directe belasting, dienst 1912. 11°. Verzoek van Mr. C. H. P. Klaverwijden om eervol ontslag als Regent van de R. K. Armen en van het Wees- en Oudeliedenhuis. Dit stuk luidt als volgt: Aan den Gemeenteraad van Leiden. Geeft met eerbied te kennen Mr. Cornelius Hermanus Petrus Klaverwijden, Regent van de Roomsch-Catholieke Armen en van het Wees- en Oude liedenhuis te Leiden, Dat hij die betrekking, waartoe hij is benoemd bij besluit van den Gemeenteraad van 13 April 1882, wenscht neer te leggen, Redenen waarom hij zich tot U wendt met eerbiedig ver zoek hem eervol ontslag te verleenen als Regent van de Roomsch-Catholieke Armen en van het Wees- en Oudelieden huis te Leiden. 't Welk doende enz. C. H. P. Klaverwijden. Leiden, 7 October 1912. Worden gesteld in banden van Burg. en Weth. 12°. Suppl. staat van begrooting, dienst 1912 en begrooting, dienst 1913, van het Geref. Minne- of Arme Oude Mannen-en Vrouwenhuis. Wordt gesteld in handen van de Commissie van Financiën. De Voorzitter. Dan is nog bij Burgemeester en Wethou ders ingekomen het navolgend schrijven, waarvan het goed is, dat ook de Raad kennis neemt. Aan Edelachtb. Heeren Burgemeester en Wethouders der Gemeente Leiden, geven met verschuldigden eerbied te kennen, de ondergeteekenden, Voorzitter en Secretaris van den Nederlandschen Schildersbond, thans genaamd »Bond van Nederlandsche Schilderspatroons" gevestigd te Rotterdam, dat, wegens het niet-toekennen door de Provinciale Staten van Zuid-Holland, der door voorn. Bond aangevraagde sub sidie ter zake van door hem daar te stellen »Patroonsleer- gangen" zij de eer hebben u wel te bedanken voor uwe welwillendheid in het toestaan der aan uw college te dier zake aangevraagde subsidie. U beleefd verzoekende zich in uwe welwillendheid te mogen aanbevelen, wanneer het eventueel mogelijk mocht blijken bedoelde leergangen ook in uwe gemeente daar te stellen, teekenen Namens den Bond v.n. W. C. van As, Voorzitter. H. M. Soumans, Secretaris. Rotterdam, den lOden October 1912. De Voorzitter. Ik stel voor dit adres voor kennisgeving aan te nemen. Daartoe wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stem ming besloten. De Voorzitter deelt alsnog mede: 1°. dat in de Commissie, bedoeld in art. 22 van het Werk liedenreglement, zijn benoemd: door Burgemeester en Wethouders: tot leden: A. M. Touw en J. Bots; tot plaatsverv. leden: W. C. Mulder en C. Peltenburg. en hij de op 18 September gehouden verkiezing: tot leden: J. van Weizen en J. J. Limburg; tot plaatsverv. leden: G. A. Annokkee en C. Sloots; 2*. dat op 20 September j.l. heeft plaats gehad de opneming der boeken en kas van den Gemeente-Ontvanger, waarvan proces-verbaal is opgemaakt, dat aan Gedep. Staten is mede gedeeld en in de Leeskamer ter lezing is nedergelegd. De Voorzitter. Mag ik voor het doen van de volgende benoemingen den heeren van der Eist, Korff, Briët en Corts verzoeken het stembureau te willen uitmaken? Aan de orde is alsnu: I. Benoeming van een Wethouder. Wordt benoemd de heer Fischer met 20 stemmen; 10 stemmen werden uitgebracht op den heer A. Mulder en 1 op den heer Zwiers. De Voorzitter. Mag ik den heer Fischer vragen of hij bereid is de benoeming aan te nemen? De heer PTscher. Ik ben den heeren die tot mijne benoeming als Wethouder hebben medegewerkt, daarvoor zeer dankbaar, doch in verband met particuliere omstandigheden, zou ik toch wenschen gebruik te maken van den termijn van 24 uren mij door de wet gegeven. II. Benoeming van een onderwijzeres in de handwerken aan de school der 3de klasse No. 8. (Zie Ing. St. No. 217). Wordt benoemd met 30 stemmen Mej. M. C. J. J. Riswick; 1 stem werd uitgebracht op Mej. M. P. Sibbes. De Voorzitter. Ik dank de leden van het stembureau voor de genomen moeite. III. Rekening, dienst 1911, van de Stedelijke Werkinrichting. (Zie Ing. St. No. 211.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goed gekeurd. De heeren Reimeringer, Bots, Sijtsma en P. J. Mulder hadden tijdens de behandeling van dit punt tijdelijk de vergadering verlaten. IV. Verzoek van de Vereeniging tot Bevordering van het Vreemdelingenverkeer om vergunning tot het maken vaneen houten gebouwtje, op het Stationsplein van de Holl. IJzeren Spoorweg- Maatsch appij (Zie Ing. St. No. 216). De beraadslaging wordt geopend. De heer Fischer. M. d. V. Ik heb tegen den bouw van een huisje door de Vereeniging geen bezwaar, maar heb ik uit de teekening goed begrepen, dat het gebouwtje vlak achter het geprojecteerde urinoir van de gemeente komt te staan De Voorzitter. Het bedoelde urinoir is er nog niet. Wij hebben immers, in opdracht van den Raad, aan de Spoorweg maatschappij verzocht nog eens na te willen gaan of er niet nog eene betere plaats voor kon worden gevonden. Maar dit voorstel heeft daarmede niets uit te staan en loopt alleen over de vraag of de Raad aan die Vereeniging den bouw van een houten in plaats van een steenen huisje wil toestaan. De heer Fischer. M. d. V. Misschien vindt de Vereeniging

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1912 | | pagina 4