DONDERDAG 10 OCTOBER 1912. 151 Gemeente Raad van Leiden. Edel Achtbaren Heeren. 5 Septb. 1.1. ontving ik een schrijven van uwen raad waarin mededeeling er geen termen gevonden zijn om op mijn ver zoek in te gaan van teruggave van het door mij niet ver schuldigde betaalde Plaatselijke directe belasting. Het blijkt dus omdat uwe voormalige Controleur niet naar mijn toestand heeft geinformeerd en mij maar aangeslagen heeft wat ik zou moeten en kunnen verdienen, maar niet verdiend heb, en ik abusivelijk heb verzuimd tijdig te reclameren ik daar het slachtoffer van moet zijn. Daar ik dit niet kan aannemen zend ik u hier ingesloten een afschrift van wat ik van af 1 Jan. 1911 tot en met einde Maart 1911 bij den Heer v. Dam verdiend heb. Hiervan moest nog af 3 X de re^s van Beiden naar den Haag om de '14 dagen a 40 ct. per keer, plus vuur en verdere kleermakers- fournituren, onnodig dus om te zeggen ik niet in de termen viel om belasting te betalen. Hoe ik verder rond gekomen ben, dat heb ik u reeds gezegd in mijn vorig schrijven, door verkoop en beleenen van mijn meubelen enz. Nochmaals kom ik tot u Edel Achtbaren Heeren om mij de betaalde belasting terug te geven, daar ik niet kan aan nemen omdat uwen voormalige Controleur mij te hoog heeft aangeslagen en ik onwillekeurig verzuimd heb tijdig te recla meren ik toch moet betalen. In het volste vertrouwen Edel Achtbaren Heeren u dit maal aan mijn beleefd maar dringend verzoek zult gelieven te voldoen, daar ik mij anders genoodzaakt zal zien mij tot Hare Majesteit de Koningin te wenden, blijf ik in afwachting van uw gunstig antwoord met de meeste hoogachting UEd. dw. dienaar M. J. v. d. Voort. Vaillantlaan 594, den Haag. P.S. de eerste week in April 1911 heb ik gewerkt voor de firma Peek en Cloppenburg heb toen f 8.50 verdiend en ben Maandag 11 April 1911 naar den Haag vertrokken. De Voorzitter. Het betreft hier weer hetzelfde verzoek om teruggaaf van belasting, en dit verzoek is geheel ongemoti veerd. De tijd van reclame is verloopen, de man heeft daarin niet gereclameerd, dus is de zaak daarmede uit. Burgemeester en Wethouders stellen voor, afwijzend op het verzoek te beschikken. Daartoe wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming besloten. 4°. Adhaesiebetuigingen aan het adres van den Bond van Nederlandsche Onderwijzers, afd. Leiden, in zake de stichting van een inrichting voor voortgezet onderwijs, ingezonden door: de Leidsche Kappers- en Barbierspatroonsvereeniging: »Ons Belang"; De Voorzitter. Het behoort absoluut niet tot den werkkring van een vereeniging van kapperspatroons om over deze zaak te requestreeren. Burgemeester en Wethouders stellen daarom voor, dit stuk aan te nemen voor kennisgeving. Daartoe wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming besloten. den Leidschen Bestuurdersbond de afd. Leiden van den Vrijzinnig-Democratischen Bond. Worden gesteld in handen van Burg. en Weth. 5®. Verzoeken van den Kerkeraad der Gereformeerde Kerk en van de afd. Leiden van het Nederlandsch Werklieden verbond «Patrimonium" om het voorstel tot toekenning van een subsidie aan den Schouwburg niet aan te nemen. Deze stukken luiden als volgt: Aan den Edelachtbaren Raad der Gemeente Leiden. De Kerkeraad der Gereformeerde Kerk alhier, overwegende 1°. dat bij de tegenwoordige losheid van zeden hooge eischen worden gesteld aan alle factoren, die kunnen medewerken tot de zedelijke verheffing des volks; 2°. dat de stukken, die ter opvoering worden aangeboden over het algemeen staan op een minderwaardig peil, zoodat zelfs bij het gewaardeerde toezicht, hetwelk hier ter stede bestaat, vaak stukken doorglippen, die niet aan die hooge eischen voldoen, ja eer kwetsend zijn voor het belijdend deel des volks; redenen, waarom de Kerkeraad bovengenoemd den edel achtbaren Raad bij dezen eerbiedig verzoekt, de subsidie aan den Schouwburg alhier verstrekt, niet langer te bestendigen. Verblijvende met verschuldigden hoogachting en eerbied Namens den Kerkeraad der Geref. Kerk A. Roorda, President. D. G. v. d. Horst, Scriba. Leiden, 27 Sept. 1912. Aan Edel Achtbare Heeren den Raad der Gemeente Leiden. Geeft ondergeteekende, de afdeeling Leiden van het Neder landsch Werkliedenverbond Patrimonium, eerbiedig te kennen, dat door Burgemeester en Wethouders op de» begrooting voor 1913 wordt voorgesteld aan de schouwburg eene sub sidie te verleenen groot 1500, dat zij dit ten zeerste betreurd 1°. Omdat dit het steunen is eener instelling die in strijd met het gebod des Heeren de Zondag gebruikt tot het geven van tooneelvoorstellingen, 2°. Omdat de opgevoerde stukken zelve, volgens de daar van verschenen verslagen, meermalen in strijd zijn met de goede zeden, en dus het volk verlagen in plaats van het op te heffen. 3°. Omdat deze steun wordt verleend uit de belasting penningen van allen, terwijl velen zich om de sub 1 en 2 bedoelde redenen tegen de genoemde instelling verklaren. Redenen waarom adressant UEd. Achtbare dringend ver zoekt het voorstel tot het verleenen eener subsidie aan de schouwburg niet te willen aannemen. 't Welk doende enz. Namens de afdeeling voornoemd, De Voorzitter J. Bosch. De Secretaris H. Wetselaar. Leiden, 30 Sept. 1912. De heer Fokker. M. d. V. Wij hebben zoo even een adres voor kennisgeving aangenomen, omdat het zich bewoog op een terrein, dat niet behoorde tot de bevoegdheid van adressant; maar geldt dit argument nu niet voor deze adressen. Ik ken de statuten van «Patrimonium" niet en ik weet ook niet of het onderwerp van het adres valt binnen de bevoegdheid van den adresseerenden Kerkeraadmaar het komt mij wel eenigszins twijfelachtig voor. De Voorzitter. Ik kan den heer Fokker antwoorden, dat ik van eene andere meening ben. In beide adressen wordt eene lans gebroken voor de zedelijke verheffing des volks en deze ligt zeer zeker evenzeer op het terrein van «Patrimonium" als op dat van den Kerkeraad. Wij kunnen natuurlijk niet alle adressen op een goudschaaltje wegen. Als het apert is, dat een adres zich buiten het aan adressant aangewezen terrein beweegt, dan stellen wij voor, het voor kennisgeving aan te nemenwant deden wij dit niet, dan zouden wij hier ten slotte niets anders te doen krijgen dan adressen behandelen. Zoodra er echter ook maar eenig dubium is aangaande de toelaatbaarheid van het adres, dan nemen wij éen ruim stand punt in en stellen evenals nu voor, het adres in handen te geven van Burgemeester en Wethouders en het te behandelen bij de begrooting. Daartoe wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stem ming besloten. 6°. Verzoek van J. Belt om bestendiging van de pacht van het grasgewas van het Plantsoen, de kleine plantsoenen en de singeltaluds. 7°. Verzoek van J. N. Botermans en P. Kooreman om over name in eigendom en onderhoud door de gemeente van de Groenhovenstraat. 8°. Adres van Gebr. Stork Co. in zake de levering van een turbo-generator met toebehooren ten behoeve van de Electriciteitsfabriek door eene buitenlandsche fabriek. Dit stuk luidt als volgt: Hengelo (O.), 3 October 1912. Geven met verschuldigden eerbied te kennen, ondergetee- kenden, Gebroeders Stork Co., Machinefabrikanten te Hengelo (O.), dat, naar hun uit eene correspondentie met den Directeur der Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit in Uwe Gemeente is gebleken, ten behoeve Uwer Gemeentelijke Centrale is overgegaan tot aanschaffing van een turbo-generator met toebehooren, zonder dat aan adressanten, fabrikanten van stoomturbines hier te lande, zelfs de gelegenheid werd ge schonken eene aanbieding te doen, terwijl de levering dier belangrijke installatie in haar geheel aan eene buitenlandsche fabriek als eenigst uitgenoodigde inschrijfster werd opgedragen dat adressanten zich hierdoor ernstig in hun belang bena deeld voelen niet alleen, maar meenen, dat de Nederlandsche machine-industrie recht heeft door eene groote Gemeente als de Uwe op eene andere wijze te worden behandeld, dan hier geschiedde;

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1912 | | pagina 3