DONDERDAG 10
OCTOBER 1912.
149
Zitting Tan Donderdag ÏO October 1912
Geopend des namiddags te twee uur.
Voorzitter: de heer Burgemeester Jhr. Mr. N.C. DE GIJSELA AR.
Te behandelen onderwerpen:
1° Benoeming van een Wethouder.
2° Benoeming van eene onderwijzeres in de handwerken
aan de school der 3e klasse No. 8. (217)
3° Rekening, dienst 1911, van de Stedelijke Werkinrichting.
(211)
4° Verzoek van de Vereeniging tot Bevordering van het
Vreemdelingenverkeer om vergunning tot het maken van
een houten gebouwtje, op het Stationsplein van de Holl.
IJzeren Spoorweg Maatschappij. (216)
5° Verzoek van de Leidsche Pluimvee-Vereeniging om de
Stads-Gehoorzaal tegen verminderd tarief beschikbaar te
stellen. (219)
6° Verzoek van het Bestuur van het strijkorkest »Euterpe"
om het gebruik van het zanglokaal der Kweekschool voor
onderwijzers en onderwijzeressen. (215)
7° Verzoek van de Leidsche Duin water-Maatschappij om ver
gunning tot levering van duinwater in een gedeelte der
gemeente Leiderdorp. (213)
8° Voorstel om de Commissie van Beheer over de gestichten
«Endegeest", «Voorgeest" en «Rhijngeest" te machtigen
tot de uitvoering van eenige werken ten behoeve van het
gesticht «Endegeest". (221)
9° Verordening, regelende de heffing van eene belasting onder
den naam van Marktgeld te Leiden. (220)
10° Verordening, regelende de heffing van eene belasting
onder den naam van Liggeld in de gemeente Leiden. (220)
11° Verordening, regelende de heffing van eene belasting onder
den naam van Havengeld in de gemeente Leiden. (220)
12° Verzoek van de afd. Leiden van den Bond van Nederlandsche
onderwijzers om de kosten van het geneeskundig attest
ten behoeve van zieke onderwijzers(essen) voor rekening
der gemeente te nemen. (204)
13° Voorstel:
a. tot ingebruikgeving van twee ineenloopende beneden
kamers van het perceel Pieterskerkgracht n° 11 aan
het genootschap «Mathesis Scientiarum Genitrix"
b. tot beschikbaarstelling van gelden voor het in verband
met die in gebruikgeving aanbrengen van eenige ver
anderingen aan het sub a genoemde perceel. (218)
14° Bezwaarschriften tegen aanslagen in het Vergunningsrecht,
dienst 1912—1913. (214).
15° Voorstel:
a. tot beschikbaarstelling van gelden voor de op- en in
richting van een gebouwtje, bestemd tot vetsmelterij,
op het terrein van het Openbaar Slachthuis;
b. tot verhuring van het sub a genoemde gebouwtje aan
de "Leidsche Varkensslachtersvereeniging. (212)
16° Verordening, houdende wijziging der verordening van
11 Mei 1911, regelende het beheer van het Openbaar
Slachthuis en den rang, het getal, de bezoldiging en de
wijze van benoeming van het daaraan verbonden personeel.
(Gem.bl. No. 15). (223)
17° Vaststelling van het le suppletoir kohier der plaatselijke
directe belasting, dienst 1912. (224)
18° Vaststelling van het forensenkohier der plaatselijke directe
belasting, dienst 1912. (225)
Tegenwoordig zijn alle (31) leden, n.l. de heeren: Sijtsma,
van Hamel, van der Lip, van der Eist, Driessen, Timp, Ver
gouwen, Fischer, de Boer, Heeres, Korff, Bosch, Reimeringer,
van Tol, Briët, A. Mulder, Roem, Carpentier Alting, Zwiers,
P. J. Mulder, Aalberse, Korevaar, Bots, Kruimel, Botermans,
Corts, Hoogenboom, Pera, Fokker, van der Pot en van Gruting.
De notulen van het verhandelde in de vorige vergadering
van '19 September 1912 worden goedgekeurd.
De heer van Hamel. M d. V. Ik zou gaarne een enkele
aanvulling wenschen in de notulen. In de laatste vergadering
heb ik gezegd, dat de heer Pera in de vergadering van de
Schoolcommissie op 23 Mei tegenwoordig was. Nu is mij nader
gebleken, dat de heer Pera in die vergadering wel tegenwoordig
was, doch vóór dat het punt in quaestie aan de orde kwam,
de vergadering heeft verlaten.
Ik heb getracht dit nog bij een noot onderaan in het steno-
graphisch verslag verbeterd te krijgen, doch het is niet opge
nomen, en daarom zou ik alsnog gaarne die aanvulling van
het door mij gesprokene zien aangebracht.
De Voorzitter. Mag ik u doen opmerken, dat u eigenlijk
spreekt over het stenographisch verslag en niet over de notulen.
Wat u echter hebt medegedeeld, zal nu van zelf in het steno
graphisch verslag van deze vergadering worden opgenomen,
zoodat uw doel daarmede toch wordt bereikt.
De Voorzitter deelt mede dat is ingekomen:
1°. Missive van den heer J. Korevaar P.Azn, houdende mede-
deeling dat hij zich, om gezondheidsredenen genoopt ziet,
ontslag te nemen als Wethouder dezer gemeente.
Dit stuk luidt als volgt:
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
Ik heb de eer U mede te deelen dat tot mijn groot leed
wezen gezondheidsredenen mij hebben genoopt ontslag te
nemen als Wethouder.
Het zij mij vergund U mijn hartelijken dank te betuigen
voor het vertrouwen en de medewerking gedurende vele jaren
bij de vervulling van mijn ambt als Wethouder ondervonden.
Hoogachtend Uw medelid,
J. Korevaar P.Azn.
Leiden, 1 October 1912.
De Voorzitter. Mijne Heeren Gij kunt zeker wel begrijpen,
dat ons College met groot leedwezen van dit schrijven heeft
kennis genomen en datzelfde gevoel zal wel bij u allen zijn
opgewekt, toen gij kennis ontvingt van het besluit van den
heer Korevaar om ontslag te nemen als Wethouder. Wij
verliezen in den heer Korevaar een groote kracht in ons
College en wij zouden zeker alle moeite in het werk hebben
gesteld om den heer Korevaar op zijn besluit te doen terug
komen, wanneer wij er niet zeker van waren geweest, dat de
heer Korevaar dat besluit had genomen na zelf een grooten
inwendigen strijd te hebben gevoerd. Zijn besluit is onher
roepelijk, te meer omdat zijn familie er op stond en ook zijn
geneesheer hem had geadviseerd zijn ontslag als Wethouder
te nemen. Ik kan echter niet nalaten nu het oogenblik is aan
gebroken, waarop de Wethouder Korevaar als zoodanig van ons
College afscheid neemt, om hier in de eerste plaats uit naam
van de gemeente hem hartelijk dank te betuigen voor al
hetgeen hij voor de gemeente heeft gedaan. Sedert 15 jaren
ongeveer is de heer Korevaar Wethouder geweest; het over-
groote deel van dien tijd heeft hij gestaan aan het hoofd van
Fabricage. En zonder twijfel zult u allen met mij instemmen
wanneer ik zeg, dat wanneer Leiden in de laatste jaren is
vooruitgegaan, wanneer het geworden is van een eenigszins
doode stad, een stad, waar nu veel meer leven heerscht, waar
vooruitgang is te bespeuren op elk gebied, dat dit voor een
groot deel te danken is aan den Wethouder Korevaar. Ik behoef
slechts te wijzen op de verschillende verbeteringen die in het
verkeerswezen zijn aangebracht, op de verschillende verbeterin
gen in de woningtoestanden, op de vele openbare gebouwen
die hier in die 15 jaren verrezen zijn: verschillende scholen,
de electrische Centrale, het Abattoir; op de belangrijke zaken
die nog in voorbereiding zijn de vuilverbranding, de Hoogere
Burgerschool enz. Ik behoef zeker niet in herinnering te
brengen wat de heer Korevaar als Voorzitter van de Commissie
voor de Gasfabriek heeft gedaanhoe het gebruik van gas en
electriciteit tijdens zijn Voorzitterschap zich als het ware hier
over den geheelen omtrek heeft uitgebreid, ik geloof, dat het
noodeloos is hierop de aandacht te vestigen, gij weet het
allengij weet hoe de groei en de bloei van Leiden ten nauwste
verbonden is aan den naam van den heer Korevaar. En daarom
wensch ik den heer Korevaar uit naam van de gemeente
hartelijk dank te betuigen voor hetgeen hij als Wethouder
voor de gemeente heeft gedaan.
En wanneer ik nu ook als Voorzitter van deze vergadering
nog een woord mag spreken, dan is het om als zoodanig mijn
dank te betuigen voor de wijze waarop de heer Korevaar steeds
in deze vergadering is opgetredenvoor de manier waarop hij
zijne voorstellen steeds heeft voorbereid en verdedigd, altijd
op dezelfde vriendelijke en toch zakelijke wijze. Gij, mijne
heeren, hebt hem hier allen leeren kennen als lid van het
Dagelijksch Bestuur. Als zoodanig was hij niet alleen een
krachtig, maar ook een welwillend en vriendelijk man. Een
zeer groot verlies heeft dan ook wel hen getroffen die als
ambtenaar, beambte of werkman onder den heer Korevaar
hebben gestaan. Hij was een flinke, doortastende en tevens
humane chef, en ik houd er mij van overtuigd, dat velen
die onder hem werkzaam zijn geweest, met genoegen zullen
terugdenken aan den tijd, toen hij nog hun chef was.