GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. 419 OGEKOMEK STUKKEN. N°. 226. Leiden, 3 October 1912. Na het bekende arrest van den Hoogen Raad van 25 Maart 1912, waarbij aan de door den gemeenteraad van Amsterdam vastgestelde verordening op de winkelsluiting verbindende kracht werd toegekend, bereikte Uwe Vergadering weldra een stroom van adressen en adhaesiebetuigingen aan eenige van die adressen, betreffende deze aangelegenheid. Achtereenvolgens werden in handen van ons College ten fine van praeadvies gesteld de 16 adressen en de 15 adhaesie betuigingen, welke hierachter zijn afgedrukt. De overige requesten werden om de U bekende redenen voor kennis geving aangenomen en blijven dus buiten beschouwing. Op vaststelling van eene verordening op de winkelsluiting hier ter stede werd aangedrongen in de adressen van: 1. de afd. Leiden van den Ned. Bond van confectie- bedienden 2. de afd. Leiden van den Alg. Ned. Bond van handels- en kantoorbedienden; 3. de afd. Leiden van de Hanze", bond van R.-K. Ver- eenigingen van den handeldrij venden en industriëelen mid denstand in het bisdom Haarlem 4. de afd. Leiden van den Ned. Bond van horlogemakers; 5. de afd. Leiden en Omstreken van den Ned. R.K. Volksbond; 6. de afd. Leiden van den Ned. Bond van boekverkoopers- bedienden 7. de kappers- en barbierspatroons-vereeniging »Hulp en Vriendschap"; 8. de kappers-en barbierspatroons-vereeniging »Ons Belang"; 9. de afd. Leiden van het Ned. Werkliedenverbond «Patri monium" 10. de afd. Leiden van den Nat. Bond van handels- en kantoorbedienden «Mercurius" 11. de Leidsche Schoenwinkeliersvereeniging alsook in de 15 adhaesiebetuigingen, terwijl verzet tegen eene bij verordening voorgeschreven winkelsluiting zich open baarde in de adressen van: 1. de Leidsche sigarenwinkeliers; 2. H. van Rosse en J. A. van Haarlem, vischnandelaren; 3. D. Dirkse e. a., neringdoenden in fruit en aanverwante artikelen 4. de Vereeniging van melkverkoopers «Eensgezindheid zij ons doel"; 5. de afd. Leiden van de Ned. Banketbakkersvereeniging. Teneinde nu over het onderwerp der adressen zoo veelzijdig mogelijk licht te laten schijnen, wendden wij ons al spoedig na de indiening van eenige der adressen tot de Kamer van Koophandel en Fabrieken, tot de Kamers van Arbeid voor de Winkel- en de Grossiersbedrij ven, voor de Voediugs- en Genotmiddelen, voor de Bouwbedrijven en voor de Textiel nijverheid, benevens tot de Vereeniging tot bevordering van het Vreemdelingenverkeer te Leiden en Omstreken met ver zoek ons te dezer zake haar gevoelen wel te willen mede- deelen. De verschillende antwoorden, die mede achter ons prae advies in extenso zijn afgedrukt, kwamen kort samengevat op het volgende neer. De Kamer van Koophandel en Fabrieken handhaafde zij het ook ditmaal niet eenparig, doch in hare grootste meerderheid hare in 1906 uitgesproken meening, dat het vaststellen eener verordening op de winkelsluiting als een niet te rechtvaar digen dwang moest worden beschouwd, al zou zij ook de winkelsluiting na 9 uur van harte toejuichen. De Kamer van Arbeid voor de Winkel- en Grossiersbedrij ven van haar kant bleef ook getrouw aan haar in 1906 uitge bracht advies, dat een bij verordening geregeld sluitingsuur van winkels en magazijnen zoowel voor werknemers als werk gevers tot zegen zou zijn Doch evenals de Kamer van Koop handel niet meer eenparig tégen het vaststellen eener veror dening zich verklaarde, bleek ook de Kamer van Arbeid voor de Winkel- en de Grossiersbedrij ven niet meer eenstemmig vóór die vaststelling. Uit de antwoorden van de 3 overige Kamers van Arbeid bleek, dat de Kamer voor de Voedings- en Genotmiddelen zich met bijna algemeene stemmen voor eene bij verordening geregelde winkelsluiting verklaarde, de leden van de Kamer voor de Bouwbedrijven voor de helft voor, en voor de helft tegen een dergelijken maatregel waren, terwijl de Kamer voor de Textielnijverheid adviseerde een onderzoek te doen instel len bij de winkeliers, teneinde hun oordeel te vernemen over het al of niet wenschelijke van een bij verordening vast te stellen sluitingsuur. De Vereeniging tot bevordering van het Vreemdelingen verkeer eindelijk vatte haar standpunt als volgt samen «Vreemdelingenverkeer houdt zich liefst buiten deze aange legenheid" en wel aangezien zij met haar bijna duizend leden uit alle kringen der samenleving huiverde eenige stelling in te nemen in deze zoo diep in het persoonlijk leven ingrij pende kwestie. De inhoud dier adviezen, alsook de daaromtrent uitgespro ken wensch in eenige der adressen bracht ons tot de over tuiging, dat het alleszins aanbeveling verdiende, om, alvorens onze houding in zake de in de verschillende adressen be lichaamde verzoeken te bepalen, bij de verschillende winkeliers en magazijnhouders hier ter stede te informeeren naar hun opinie over het vraagstuk der verplichte winkelsluiting. Tot dit doel werd de onder de bijlagen van ons.praeadvies opgenomen vragenlijst ontworpen. Teneinde nu niet alleen die winkeliers en magazijnhouders te bereiken, die op de kiezerslijst van de verschillende Kamers van Arbeid voorkwamen, doch ook, overeenkomstig den wensch van de Kamer voor de Voedings- en Genotmiddelen, hen, die daarop niet stonden vermeld, werd een viertal daartoe geschikt geachte personen belast met de taak, om deze lijsten, voorzien van eene begeleidende missive, bij de verschillende winkeliers en magazijnhouders te bezorgen. Volgens de verdeeling der gemeente in schoolwijken, moest ieder dezer personen de straten van 2 wijken afloopen, zoodat geen winkel of magazijn behoefde te worden overgeslagen. Zooveel mogelijk werd trouwens controle op het rondbrengen uitgeoefend. Het rondbrengen, hetgeen den 6en Juli j.l. aanving, werd op 9 Juli d. a. v. beëindigd. Rondgebracht werden 1690 lijsten. Na het rondbrengen werd nog tweemaal een officiëele publicatie in het Leidsch Dagblad geplaatst, waarbij werd medegedeeld, dat voor winkeliers en magazijnhouders, aan wie nog geen vragenlijst was uitgereikt, alsnog gelegenheid bestond ter secretarie een vragenlijst te verkrijgen. Vóór den 15en Juli in de begeleidende missive was ver zocht de lijsten vóór dien datum ingevuld en onderteekend terug te zenden, onder mededeeling, dat de lijsten anders van onzentwege zouden worden teruggehaald waren een 400-tal lijsten terugontvangen. Den 18en Juli begonnen de genoemde 4 personen met het ophalen der lijsten, hetgeen den 21sten Juli d. a. v. afliep. Op deze wijze kwamen van de 1690 rondgebrachte lijsten 1311 antwoorden in; een alleszins bevredigende uitkomst,als men die vergelijkt met het resultaat der in 1906 door de Kamer van Arbeid voor de Winkel- en Grossiersbedrij ven gehouden enquête; toen kwamen van de 750 ouder den win kelstand verspreidde circulaires slechts 258 exemplaren ingevuld terug. Bij het vaststellen van den uitslag der enquête zijn de 379 lijsten, die niet werden ingevuld, buiten beschouwing gebleven. De reden, waarom deze biljetten niet werden inge leverd, is natuurlijk moeilijk na te gaan. Bij verschillende personen, die hun antwoord noch inzonden, noch medegaven aan de ophalers der lijsten, ontvingen deze laatsten een ont wijkend antwoord; blijkbaar durfden die personen de lijst niet in te vullen noch te onderteekenen. Bij anderen weer waren de lijsten zoek of werd den ophalers medegedeeld, dat de lijst wel zou worden bezorgd. Maar hoe dit zij, of men de niet-invulling op rekening moet stellen van vrees of wel van onverschilligheid, het best lijkt het ons de 379 lijsten buiten rekening te laten. De onverschilligen of vreesachtigen tot de voorstanders van ver plichte winkelsluiting te rekenen, zooals de Kamer van Arbeid voor de Textielnijverheid blijkens haar advies zou wenschen, zij het ook na voorafgaande vermelding daarvan op de toe gezonden vragenlijstzou tochzooals reeds werd opge merkt in ons praeadvies, over hetzelfde onderwerp in 1907 (Ingekomen Stukken n". 52) uitgebracht, blijk geven van een volslagen miskenning van het Hollandsche volkskarakter, «immers", zoo schreven wij destijds, «bier te lande is het veeleer regel dat de voorstanders van een zaak zich daar krachtig voorspannen, de tegenstanders daarentegen uit een zekere aangeboren onverschilligheid zich schuilhouden, totdat hette laat is. Eerst wanneer de regeling is tot stand gekomen en zij de nadeelen, welke daar uit voor hen voort vloeien, gewaar worden, worden zij wakker enprotesteeren, wanneer er aan de zaak zelve niet meer te veranderen is". Wil men hen, die niet antwoordden, onder een der beide rubrieken voorstanders of tegenstanders brengen, dan zal men ze dus o. i. eerder onder de tegenstanders, dan onder de voorstanders moeten rangschikken. Doch, gelijk gezegd, ons komt het voor, dat zij niet mogen meetellen bij het opmaken der balans. Van de 1311 ingekomen antwoorden moeten een 9-tal worden terzijde gelegd, aangezien daaruit niet voldoende is op te maken, of de inzenders tot de voor-, dan wel tot de tegenstanders moeten worden gerekend. De overige 1302 antwoorden zijn als volgt te verdeelen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1912 | | pagina 1