106
Leiden, 9 September 1912.
Aan Burgemeester en Wethouders der
Gemeente Leiden.
Naar aanleiding van het bezwaarschrift van den heer J. H.
Jansse, die van de kiezerslijst der Kamer is afgevoerd meent
onze Kamer Uw College te moeten adviseeren het ingenomen
standpunt te handhaven.
De heer Jansse toch zoekt het criterium om kiezer te zijn
in het feit, dat hij hoofd der zaak Peek en Cloppenburg is
te Leiden.
Dit feit als vaststaande aannemende meent onze Kamer
niettemin, dat de heer Jansse geen kiezer kan zijn.
Artikel 6 alinea B van het reglement voor de Kamers
spreekt geenszins van »het hoofd» eener zaak of van.»aan
het hoofd staan eener zaak» doch van bestuurder of mede
bestuurder van een bedrijf van handel of nijverheid. Het
blijft ons voorkomen, dat reclamant daaronder niet valt; de
heer Jansse is chef of hoofd der zaak van de firma Peek en
Kloppenburg, die te Leiden is gevestigd, van een van de
vele zaken dus, die genoemde firma in Nederland uitoefent;
hij heeft namens genoemde firma het toezicht en het opper
toezicht dier zaak, doch hij is geen bestuurder of medebe
stuurder van de firma of in de firma Peek en Kloppenburg;
hij zou zelfs volgens de bepalingen van het Burgerlijk Wet
boek vallen onder het arbeidscontract. Evenmin als naar ons
oordeel een procuratiehouder, die namens zijn principaal de
zaken uitoefent en zelfs in die qualiteit aan het hoofd zou
staan eener zaak, kiezer zou zijn, evenmin de heer Jansse;
noch de een noch de ander kan geacht worden bestuurder
of medebestuurder te zijn, omdat al wat geschiedt, geschiedt
namens den principaal, die bestuurt.
Op die gronden adviseert onze Kamer Uw College het
ingenomen standpunt te handhaven.
Namens de Kamer van Kooph. en Fabr. te Leiden.
M. H. van Waveren, fd. Voorzitter.
J. H. Goudsmit, Secretaris.
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
Edel achtbare Heeren
Ondergeteekende gezien hebbende dat hij is afgevoerd van
de kiezerslijst voor de Kamer vaD Koophandel neemt daar
geen genoegen mede aangezien hij niet is filiaal houder doch
hoofd der zaak, en verzoekt als noch op de lijst gebracht te
worden
Met verschuldigde achting
UEd Dienstw. Dienaar
J. H. Jansse.
N®. 202. Leiden, 10 September 1912.
Ook met het gemeentebestuur van Valkenburg is thans
overeenstemming verkregen in zake de uitbreiding van den
Leidschen keuringsdienst van eet- en drinkwaren over die
gemeente.
Volgens art. 9 der concept-overeenkomst zal de aansluiting
aanvangen op 1 Januari 1913 en eindigen op 31 December
1913, dat is op hetzelfde tijdstip, waarop ook de overeenkom
sten met Voorschoten en Warmond afloopen. De voorwaarden
van aansluiting zijn overigens gelijkluidend aan die, welke
gelden voor de zooevengenoemde gemeenten.
Wij geven u derhalve alsnu in overweging ons te machtigen
de navolgende concept-overeenkomst met de gemeente Valken
burg aan te gaan.
CONCEPT-OVEREENKOMST in zake de uitbreiding van den
Leidschen Keuringsdienst van eet- en drinkwaren over
de gemeente Valkenburg (Z.H).
Artikel 1.
Door Burgemeester en Wethouders der gemeente Leiden
wordt aan den gemeentelijken keuringsdienst van eet- en
drinkwaren te Leiden opgedragenhet handhaven van de
verordening op de keuring van eet- en drinkwaren der ge
meente Valkenburg van 19 Juli 1912het handhaven van
eventueele wijzigingen in die verordening door den keurings
dienst te Leiden heeft alleen plaats wanneer die wijzigingen
ten genoegen zijn van Burgemeester en Wethouders van
Leiden.
Art. 2.
De gemeente Valkenburg betaalt voor de in art. 1 bedoelde
handhaving jaarlijks aan de gemeente Leiden een geldsom
overeenkomende met twaalf cent (ƒ0.12) per jaar en per in
woner, berekend naar het aantal inwoners op 31 December
van het vooralgaande jaar, een en ander onder uitdrukkelijke
verklaring, dat onder deze som zullen zijn begrepen alle kos
ten, die de handhaving der in art. 1 bedoelde verordening zal
medebrengen behoudens de hierna te noemen uitzonderingen.
De betaling geschiedt jaarlijks in vier gelijke driemaande-
lijksche termijnen, verschijnende 1 April, I juli, 1 October
en 1 December 1913.
Art. 3.
De handhaving der in artikel 1 bedoelde verordening zal
op zooveel mogelijk gelijksoortige wijze plaats hebben als de
handhaving der desbetreffende Leidsche verordening.
Het aantal te onderzoeken monsters zal per jaar niet min
der zijn dan 4 per 100 inwoners; hieronder begrepen de
monsters, die eventueel volgens de bepalingen van de artt.
4, 5 en 6 worden ingezonden en onderzocht.
Art. 4.
Onderzoekingen ten behoeve der gemeente Valkenburg, niet
in onmiddellijk verband staande met de handhaving der meer-
vermelde verordening zullen door den Keuringsdienst niet
worden verricht dan na machtiging van Burgemeester en Wet
houders van Leiden en onder de voorwaarden, door dezen te
stellen.
Art. 5.
Ingeval ingezetenen van Valkenburg twijfelen aan de deug
delijkheid van eenig voedingsmiddel, dat te Valkenburg ten
verkoop wordt aangeboden, kunnen zij door middel van door
het Gemeentebestuur van Valkenburg beschikbaar te stellen
formulieren, gratis bemonstering en onderzoek van deze voe
dingsmiddelen door den Keuringsdienst aanvragen. De Keu
ringsdienst is echter niet gehouden deze monsters te onder
zoeken.
Art. 6.
De kosten, voortvloeiende uit den aankoop en de verzending
van monsters, eventueel te Valkenburg genomen door de
ambtenaren van Rijks- of Gemeentepolitie, zullen niet door
den Keuringsdienst worden vergoed, tenzij deze monsters zijn
genomen op verzoek of op aanwijzing van den Directeur-
scheikundige van den Keuringsdienst. Ook zal de Keurings
dienst niet verplicht zijn deze monsters te onderzoeken.
Art. 7.
Omstreeks de maanden April en October '1913 wordt door
den Directeur-scheikundige van den Keuringsdienst aan
Burgemeester en Wethouders van Valkenburg schriftelijk
rappoi't uitgebracht over de werkzaamheden door den Keu
ringsdienst verricht, in verband met de handhaving der in
art. 1 bedoelde verordening en over de bevindingen daarbij
opgedaan.
Art. 8.
Alle geschillen, tusschen beide contractanten uit of naar
aanleiding van deze overeenkomst ontstaande, zullen in hoogste
ressort beslist worden door drie scheidsrechters, door partijen
in gemeen overleg te benoemen of, indien bedoeld overleg'tot
geene overeenstemming heeft geleid, binnen vier weken nadat
de eene partij de andere schriftelijk heeft uitgenoodigd tot
benoeming over te gaan, door den bevoegden rechter.
De arbiters spreken recht als goede mannen naar billijkheid.
Art. 9.
Deze overeenkomst wordt aangegaan voor den tijd van één
jaar, aanvangende 1 Januari 1913 en eindigende 31 December
1913.
De kosten dezer overeenkomst komen voor rekening van
beide partijen.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 203. Leiden, 10 September 1912.
Eenigen tijd geleden vernamen wij, dat Mej. J. van der
Laan, onderwijzeres aan de openbare lagere school 4e klasse
No. 2 het voornemen had in de zomervacantie in het huwelijk
te treden en na de voltrekking van het huwelijk, hare be
trekking te blijven bekleeden.
Met een en ander stelden wij zoowel de Plaatselijke School
commissie als den Arrondissements-Schoolopziener in kennis,
met verzoek ons te dier zake wel hun gevoelen te willen
mededeelen.