DONDERDAG
6 JUNI 1912.
83
doen dat er ook andere panden te koop worden aangeboden,
dan staat het gemeentebestuur veel sterker. Dan kan men
zien op wat wijze hier het best een oplossing gevonden wordt.
Het wil mij n.l. voorkomen, dat als men weet dat de ge
meente langs anderen weg klaar kan komen, dat men dan
licht geneigd zal zijn, het pand voor minder prijs af te staan
te meer daar het een paar jaar geleden voor ƒ4000 goed-
kooper is verkocht geworden. Daarom, vertrouwen stellende
in het beleid van Burgemeester en Wethouders, stel ik voor,
tenminste als het geval spoedeischend is, de zaak ter afdoe
ning te stellen in hunne handen.
De heer Bosch. M. d. V. Niettegenstaande uwe opmerking
blijft bij mij de vrees bestaan, dat te een of anderen tijd als
alle kleine pandjeshuizen zijn verdwenen, het noodig zal zijn
het aantal bijkantoren uit te breiden, en dan zou ik het be
treuren, dat wij het nu niet meteen hadden gedaan. Daarom
geef ik in overweging heeren Commissarissen uit te noodigen
hun oordeel over deze vraag mede te deelen: Achten zij het
noodig dat binnen korten tijd het aantal banken wordt uit
gebreid Is vergrooting volgens hun oordeel voor den eersten
tijd voldoende, dan zou ik mij er bij neerleggen, maar niet
voldoende acht ik het wanneer b. v. over enkele jaren toch
andere kantoren moeten worden opgericht. Daarom zou ik
gaarne willen vernemen, hoe hierover door hen wordt gedacht.
De heer Vergouwen. M. d. V. Het idéé van den heer Bosch
is wel de overweging waard, om aan Commissarissen van de
Bank van Leening te vragenof uitbreiding in den eersten
tijd te verwachten is, ja of neen. Want het is best mogelijk,
dat wanneer uitbreiding noodig wordt door opheffing van de
kleine pandjeshuizen, dat wij dan zullen moeten overgaan tot
het bouwen van nieuwe banken.
Daar wij met de beslissing over het voorgestelde pand den
tijd hebben tot 15 Juli, hebben commissarissen de gelegenheid
deze vraag te overwegen en hun rapport uit te brengen. Wij
hebben ruim eene maand den tijd. Vóór het verloop *'an den
termijn kan er eene vergadering worden belegd om te be
slissen of het pand al of niet zal aangekocht worden. Misschien
zullen de besprekingen van dezen middag andere aanbiedingen
uitlokken, die yoor de gemeente voordeeliger zijn, evenals het
publiceeren van het aanbod van het eerste perceel, deze tweede
aanbieding heeft tengevolge gehad. Er is alleszins reden het
eerste perceel te laten varen en dit tweede aanbod aan te
houden tot eene volgende raadsvergadering, en intusschen het
oordeel te vragen van de Commissarissen van de Bank van
Leening.
De heer Sijtsma. M. d. V. Ik aarzel om den voorgestelden
weg in te slaan, te meer daar gij hebt gezegd, dat het uit
breiden van het bestaande kantoor veel voordeeliger is dan
het plaatsen van een nieuw hulpkantoor, ten gevolge van de
uitbreiding van personeel. Het perceel aan de Heerengracht
ligt tusschen de beide punten in, die de heer Bosch heeft
voorgesteld, dus wat de afstand betreft, scheelt dat zooveel
niet. Wat aangaat het perceel, dat wij te koop hebben, daar
omtrent hebben wij vernomen, dat het ongeveer even groot
is als het vorige, dat het niet zoo heel veel kosten zal aan
verbouwen, en dat het vorige huis bij publieken verkoop even
6000 heeft opgebracht. Deze prijs van 7800 is dus niet
overmatig hoog te noemen, te minder nu men weet, dat de
gemeente in deze buurt een pand wil hebben. Wij zullen
wel aanbiedingen krijgen, maar er zullen er niet veel zijn,
die geschikter of goedkooper zijn, want men zal denken: de
gemeente wil het hebben en dan zou de gemeente wel eens
duurder uit kunnen komen. Nu hebben wij een behoorlijk
aanbod het huis van prof. Hartman is een groot huis, dat
niet te hoog in prijs is. De '10200 voor het vorige pand
acht ik wel hoog. Daarom ben ik niet voor uitstel en wensch
den weg, die de heer Bosch aangeeft, niet op te gaan.
De heer Fokker. In de eerste plaats wil ik den heer Kore-
vaar antwoorden naar aanleiding van wat hij zeide op mijn
vraag, hoe lang wij den tijd hadden met dit nieuwe pand.
Volgens den heer Korevaar moest worden gevraagd, hoelang
wij den tijd hadden met het eerste pand. Maar ik zou willen
opmerken: dat huis is niet meer in het debat. Burgemeester en
Wethouders hebben immers hun voorstel om dit huis voor
10200 te koopen, teruggenomen. Daar behoeven wij dus niet
over te praten. De heer Korevaar behoeft mij dit niet als een
boeman voor te houden om mij het voorstel van Burgemeester
en Wethouders te doen aannemen. Dit eerste voorstel is weg,
dat is afgedaan. Nu wil ik zeggen, waarom ik zoo straks aan
Burgemeester en Wethouders gevraagd heb: is het huis den
prijs van 7800 waard? Want ik wist dat het vorige pand
een paar jaar geleden voor 6125 was gekocht. Als Burge
meester en Wethouders ons hier het voorstel doen en meenen
dat het is iri het belang van de gemeente om iemand ƒ4000
aan dit huis te laten verdienen, dan zal ik mij wachten voor
het voorstel van Burgemeester en Wethouders te stemmen.
Dan vraag ik mij af, als 10.000 niet te duur wordt geacht,
dan zal men 7800 ook wel niet te duur vinden. Daarom
vraag ik uis de waarde van het gebouw wel goed nagegaan
Mijn vertrouwen in het beleid van Burgemeester en Wethou
ders ten deze is niet zoo heel groot M. d. V. Vandaar mijn
voorstel dit punt aan te houden. Maar nu is de vraag: is het
mogelijk de zaak aan te houden? Tot wanneer hebben wij
het huis van den heer Hartman op zicht? De heer Korevaar
is het antwoord hierop schuldig gebleven.
De heer Korevaar. Ik heb gezegd tot 15 Juli.
De heer Fokker. Dat had ik niet verstaan, M. d. V. Dan
stel ik voor dit punt aan te houden, opdat Burgemeester en
Wethouders aan de Comissarissen van de Bank van Leening
kunnen verzoeken volgens het voorstel van den heer Bosch,
hunne meening te kennen geven. De Commissarissen zouden
de zaak kunnen overwegen. Daarom stel ik voor de behande
ling van het voorstel, dat door Burgemeester en Wethouders
als spoedeischend is aan de orde gebracht, tot de volgende
vergadering uit te stellen.
De Voorzitter. Mijne heeren. Bij mij is ingekomen het vol
gende voorstel
Ondergeteekende heeft de eer voor te stellen punt 18 der
agenda aan te houden en aan Commissarissen van de Bank
van Leening de vraag voor te leggen, of niet op andere wijze,
door vestiging van nog een bijbank bijv., in de behoefte aan
plaatsruimte kan worden voorzien. Fokker.
Dit voorstel wordt voldoende ondersteund en maakt een
onderwerp van beraadslaging uit.
De Voorzitter. Ik geloof, dat het het beste zal zijn het
voorstel van den heer Fokker in stemming te brengen, maar
ik wil er nogmaals op wijzen, dat de aanneming daarvan
slechts nutteloos uitstel geeft, vooral wanneer op den duur
besloten wordt tot oprichting van een derde kantoor. Die
oprichting zal bovendien op de opbrengst van de Bank van
Leening een zeer nadeeligen invloed hebben. Thans levert
de Bank reeds een niet onaanzienlijk tekort op; komt er nu
nog een derde kantoor bij, dan zullen wij voor een nog grooter
deficit komen te staan.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het voorstel van den heer Fokker wordt in stemming ge
bracht en aangenomen met 20 tegen 6 stemmen.
Vóór stemmen de heerenP. J. Mulder, Botermans, Zwiers,
de Boer, Kruimel, Aalberse, Pera, van der Pot, Hoogenboom,
Vergouwen, Fischer, Timp, Driessen, Fokker, Bosch, Heeres,
Korff, van Tol, Carpentier Alting en van der Eist.
Tegen stemmen de heeren: Sijtsma, van Hamel, Bots, Ko
revaar, van der Lip en A. Mulder.
XIX. Voorstel tot wijziging der begrooting, dienst 1912, in
verband met de te verwachten hoogere winst van de Stede
lijke fabrieken van gas en electriciteit.
(Zie Ing. St. No. 115.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aan
genomen
XX. Voorstel:
a. tot vaststelling van het kohier der plaatselijke directe
belasting, dienst 1912;
b. tot vaststelling van het vermenigvuldigingscijfer, bedoeld
in art. 4 der verordening, regelende de heffing van eene
plaatselijke directe belasting.
(Zie Ing. St. No. 115.)
De Voorzitter. Ik moet den heeren "mededeelen, dat ten
gevolge van een voorgestelde wijziging het kohier ƒ1200.
hooger wordt.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt, aldus
gewijzigd, zonder beraadslaging of hoofdelijke, stemming aan
genomen.
De Voorzitter. Ik acht het noodig nu de deuren te doen
sluiten. Verlangt iemand nog in de openbare zitting het woord
te voeren?
De heer Fokker. M. d. V. Het heeft mijne aanlacht getrokken,
dat wij midden op de Breestraat naast het magazijn van de
firma Fongers een sigarenwinkel hebben gekregen. Midden op
straat is eene schutting geplaatst daar het huis wordt afge
broken en nu wordt daar midden in de schutting een winkel
gehouden. Is dat volgens eene vergunning van Burgemeester
en Wethouders, M. d. V.?
De Voorzitter. Ik kan hierop alleen antwoorden, dat het
hier wel meer gebeurt als de straat breed genoeg is; boven
dien is er eene recognitie voor verschuldigd. Ik meen zelfs te
weten, dat men eerst heeft aangevraagd een kiosk te mogen
plaatsen, maar later die gedachte heeft laten varen.
De heer Fokker. Ik dank U, M. d. V.