DONDERDAG 6 JUNI 1912. 81 aan te houden tot de volgende vergadering omdat men er weinig aan heeft precies te weten, waaraan de overschrijding te wijten is. Zulke overschrijdingen komen ieder jaar voor en zullen ook wel altijd blijven voorkomen. De heer Fokker. M. d. V. Het spreekt van zelf, dat ik Burgemeester en Wethouders er geen verwijt van maak, dat wanneer het brandspuithuis moest worden verplaatst, dit ge beurd is. Ik geef toe, dat tot de overschrijding der kosten, die ons zijn voorgelegd en waarvan ik enkelen heb genoemd, feiten kunnen hebben bijgedragen waardoor wij te maken hebben met buitengewone uitgaven, die van te voren niet waren te voorzien. Ik begon straks met dit te zeggen. Evenwel is het brandspuithuis niet alleen verplaatst, maar blijkens de toelichting bij punt 109 is het ook vergroot. De Voorzitter. Dat is maar heel verstandig. De heer Fokker. Misschien zou het nog verstandiger geweest zijn mede te deelen aan den Raad, dat het verplaatst moest worden en dan tevens voor te stellen het te vergrooten. Over No. 157 heeft u M. d. V. geen explicatie gegeven. Daar is het uitgetrokken bedrag vermeerderd met eene uitgave van meer dan ƒ200 en dat voor aanschaffing van natuurkundige instru menten. Nu kan men wel zeggen, dat ligt aan de leeraren, die eene raming hebben gemaakt. Die raming gaat dan langs den directeur naar Burgemeester en Wethouders en komt zoo op de begrooting. Maar ik wil wel zeggendat als de leeraren eene raming hadden gemaakt van ƒ550, dan zou in den Raad gezegd zijnwaarom is er zooveel voor noodig en dan zou de Raad een paar honderd gulden van de raming hebben geschrapt. Maar om te handelen op de wijze, die thans is gevolgd en te zeggen wat door den Raad is toegestaan, dat is te weinig; ik heb ƒ200 méér noodig, dat gaat niet aan. Op die manier wordt geld uitgegeven het doet er niets toe of het al uitgegeven is of dat het nog uitgegeven moet worden waarin de Raad berust, omdat de Raad het liever niet in privé door Burgemeester en Wethouders zou laten betalen. Op deze wijze wordt meer uitgegeven dan bij de begrooting door den Raad is toegestaan. Hier past, meen ik, wel een woord van protest te laten hooren. Waaraan dit bedrag van ƒ200 is besteed, is door u niet nader verklaard. Ik heb u de gelegen heid gegeven dit uit een te zetten in eene volgende verga dering, maar dat vondt gij niet noodig. De bedoeling van mijn spreken is, dat de ambtenaren er op wordt gewezen, dat in het vervolg zulke dingen moeten worden nagelaten. U beantwoordt handig, hetgeen ik heb opgemerkt aangaande de volksfeesten. De Raad heeft besloten, dat de volksfeesten niet meer mogen kosten dan ƒ1250, terwijl er bij wordt gezegd, dat de begrooting toch al heel krap is geraamd. Nu gaat het toch niet aan, om als Burgemeester en Wet houders ƒ1400 meer daarvoor uitgeven, dit te willen verde digen door te zeggen, dat er ook gelden bij zijn voor de feesten van de veld-artillerie. Dat is niet geheel juist M. d. Y. Die gelden zijn in de ƒ1400 niet begrepen. Met het geld voor de artillerie zou het ƒ1500 meer zijn. Wat betreft de kosten van de gemeente-apotheek maakt gij de opmerking, dat het vorige jaar met den walkant het zelfde geval is geweest. Dat is niet zoo. Dit is afzonderlijk door Burgemeester en Wethouders meegedeeld, en door u is daarvoor aan den Raad voorgesteld gelden ter beschikking te stellen. Dit is dus een geheel ander geval dan met de kosten voor de gemeente-apotheek. Gij zegt, dat mijn verwijt gericht is tegen de reparatie aan het dak, maar gij ziet over het hoofd, dat de gelden zijn uitgegeven niet alleen voor het dak, maar ook voor verfwerk, het behangen van kamers en het maken van een zolderkamer. Gij zult wellicht zeggende nieuwe apothekeres had dit graag vernieuwd. Maar dan had den Burgemeester en Wethouders moeten zeggen: dat kunt gij het volgende jaar krijgen e.: niet dit jaar. Men kan toch maar. niet altijd aan alle wenschen van nieuwe gemeente ambtenaren voldoen. Ik zal tegen dezen post niet stemmen, maar heb slechts een woord van protest willen doen hooren, ten bewijze dat door den Raad op dergelijke dingen wordt gelet. Men moet maar niet denken, dat zulke dingen zoo maar passeeren. Men kan met het geld van de gemeente maar niet doen, wat men maar wil. De heer Koorevaar. M. d. V. Ik wensch den heer Fokker onder de aandacht te brengen, dat de Commissie van Fabricage gisteren bezig is geweest met het opmaken der begrooting voor 1913. Nu is het toch niet mogelijk de kosten te ramen van alle kleine benoodigdheden en onderhoudswerken, die noodig zijn voor alle gebouwen tot 1 Jan. 1914. Nu zal de heer Fokker misschien zeggen: als er getwijfeld wordt dan moet er maar hooger geraamd worden; maar Burgemeester en Wethouders en de leden van de Commissie van Fabricage zijn ook leden van den Raad en dus ook verantwoordelijk voor de gelden der gemeente, en die zouden dat stelsel niet willen aanvaarden, omdat het te duur zou zijn, want raamt men hoog dan wordt het geld zoo licht uitgegeven, terwijl men bij lage raming wel eerder tot overschrijding komt, maar eer daartoe wordt overgegaan, wordt er wel twee of drie keer over gesproken. De mogelijkheid bestaat toch bijv. altijd, dat er elk jaar een nieuwe titularis in een dienstwoning komt, en wij weten nu eenmaalverandering van bewoner kost den eigenaar geld; maar daardoor kunnen wij die post toch niet elk jaar op de begrooting brengen. De heer Fokker denkt, dat de belastingbetalende inwoners de dupe van het door Burge meester en Wethouders gevolgde stelsel zullen zijn, want die moeten het geld opbrengen. M. d. V. Ik ben overtuigd, dat die inwoners zich daarover niet hebben te beklagen, want ik heb voor mij liggen een staat van de overschreden posten der begrooting van Fabricage over 1911. Deze bedraagt in dit jaar 10934. Daar zijn evenwel ook posten, waarop is overgeschoten, terwijl hieronder is begrepen werk, dat voor anderen is verricht, zooals voor de lichtfabrieken, de duin waterleiding, de electrische tram, enz. welke gelden onder de Ontvangsten terugkomen met winst. Bij vergelijking van de overschotten, vermeerderd met de ontvangsten van anderen, met de overschreden som van ƒ10934, blijft er nog een voor- deelig saldo van 2000. Nu zou ik willen vragen: hebben wij dan zoo roekeloos gehandeld met het geld der gemeente? Ik geloof het niet. De Voorzitter. Het spreekt van zelf, dat er geene over schrijding plaats zal hebben, wanneer wij de raming ruimer nemen. Maar dat wij niet zoo ruim ramen, heeft zijn goede reden. Immers door het slotcijfer der begrooting wordt het be drag van den hoofdelijken omslag bepaald. Nu zou het zeker veel gemakkelijker zijn, om ruim te ramen, maar dan wordt daar door het slotcijfer veel hoogerhet bedrag door den hoofdelijken omslag op te brengen, stijgt en het gevolg is, dat wij dan wel licht meer belasting laten betalen dan strikt noodig is. Bij eene krappe raming spreekt het daarentegen van zelf, dat er op sommige posten wordt te kort gekomen, maar op andere blijft ook wel wat over, en in ieder geval eischt men van de ingezetenen niet meer belasting dan noodig is. Het is niet de eerste maal dat dit ter sprake komt. In het begin van het jaar hebben wij ook zulk eene regeling gehad; dat kan niet anders bij eene groote administratie. Ik geloof, dat het veel beter is op deze manier voort te blijven gaan; want nu kan ieder zien, waaraan het meerder noodige wordt uitgegeven. In theorie kan men gemakkelijk zeggen, dat de raming niet mag worden overschreden, maar in de praktijk gaat dit niet op. En wanneer bij de thans gevolgde wijze van opmaken der begrooting, sommige posten later blijken te krap te zijn ge raamd, dan weet men ten minste zeker dat men aan hoofde lijken omslag niets meer te betalen heeft gehad dan noodig was. De heer Sijtsma. Ik zou naar aanleiding van hetgeen dooi den heer Fokker is gesproken willen zeggen dat wie te veel bewijzen wil, zwak komt te staan. Dit is ook met hem het geval, doordat hij posten heeft genoemd als onderhoud van brandweerkazernen, en de reparatie aan het dak van de woning van den Gemeente-apotheker. Uit zijn toch dingen, die niet waren te voorzien, en ik acht het niet goed, wanneer Burgemeester en Wethouders voor alle mogelijke kleinigheden met een voorstel bij den Raad moeten komen. Wat evenwel betreft de post «Uitgaven voor volksfeesten" het komt mij vreemd voor, dat het toegezegde bedrag met zoo'n som is overschreden. Elk jaar zijn die feesten precies gelijk. Wij weten immers welke feesten wij te vieren hebben, en dit jaar is er weinig bijzonders geweest; toch is het bedrag 1400.—hooger dan de raming. Dit, M. d. V., hadt gij duidelijker moeten toelichten, en als wij in het vervolg meer zullen moeten uit geven, dan moeten wij bij het vaststellen van dezen post op de begrooting daar ernstig over praten. Ieder jaar, als wij aan dien post toezijn, wordt er aan gepingeld en gezegd, dat wij toch al zoo krap zitten. En nu krijgen wij ƒ1500.meer dan de raming is geweest, en dat is een groot bedrag, üp dezen post kan niet worden toegepast, hetgeen door den heer Korevaar is beweerd, dat dit niet vooruit is te zien, tenzij er buitengewone feesten zijn, bijv. het houden van congressen of iets dergelijks. De Voorzitter. Hierin hebt u gelijk. Maar ieder jaar wordt deze post te laag geraamd, Hoe men daartoe gekomen is, weet ik ook rriet. Maar men kan er van overtuigd zijn, dat er niet te veel wordt uitgegeven. De leesten worden op zeer beschei den voet gegeven. Het beste zal zijn in het vervolg hooger te ramen. De beraadslaging wordt gesloten. Het voorstel van Burg. en Weth. wordt vervolgens zonder- hoofdelijke stemming aangenomen. XIII. Voorstel tot kostelooze overname in eigendom en onderhoud bij de gemeente van een gedeelte van den Zoeter- woudschen weg. (Zie Ing. St. No. 118).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1912 | | pagina 5