DONDERDAG 2 MEI 1912. 69 Ai'tt. 1, 2 en 3 en daarna de geheele verordening worden zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming aan genomen. XI. Verordening op het houden van varkens en het maken van mestputten. (Zie Ing St. No. 45 en 94). Algemeene beraadslaging wordt niet gevoerd. Artt. 1 tot en met 8 worden zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over artikel 9 luidende »Aan de vergunning bedoeld in de artikelen 1 eerste lid en 4 eerste lid mogen Burgemeester en Wethouders voorwaarden verbinden. Handelen zonder inachtneming van of in strijd met de ge stelde voorwaarden wordt gelijkgesteld met handelen zonder vergunning en doet, onverminderd de daarop gestelde straf, de vergunning zelve vervallen. Alle vergunningen krachtens deze verordening verleend kunnen ten alle tijde worden ingetrokken." De Voorzitter. In dit artikel moeten op voorstel van de Commissie voor de Strafverordeningen nog eenige veran deringen worden aangebrachtwaardoor het artikel als volgt komt te luiden »Aan de vergunning bedoeld in de artikelen 1 eerste lid en 4 eerste lid, en aan de ontheffing bedoeld in artikel 5 tweede lid, mogen Burgemeester en Wethouders voorwaarden verbinden. Handelen zonder inachtneming van of in strijd met de ge stelde voorwaarden wordt gelijk gesteld met'handelen zonder vergunning of ontheffing en doet onverminderd de daarop gestelde straf, de vergunning of de ontheffing zelve vervallen. Alle vergunningen of ontheffingen krachtens deze verorde ning verleend, kunnen ten allen tijde door Burgemeester en Wethouders worden ingetrokken." Art. 9 en daarna de geheele verordening worden zonder hoofdelijke stemming aangenomen. XII. Verordening tot wijziging van de verordening van 28 April 1898, op openbare vermakelijkheden en bijeenkomsten en het houden van verlotingen (Gemeenteblad No. 9). (Zie Ing. St. No. 45 en 94). Algemeene beschouwingen worden niet gevoerd. Artt. 1, 2 en 3 en daarna de geheele verordening worden zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming aan genomen. De Voorzitter. Nu wij aan het eind zijn van de behan deling der voorgestelde strafverordeningen wensch ik gaarne hier mijn twee medeleden van de Commissie voor de Straf verordeningen te bedanken voor de wijze waarop zij mij ge assisteerd hebben in de vele beslommeringen, die wij door deze voorstellen hebben gehad. Wij hebben verscheidene avonden daaraan moeten werken en ik heb niet anders dan volle medewerking gehad van de beide heerenwat zeer natuurlijk is, omdat beide heeren er waarschijnlijk meer van weten dan ikde een is een practisch professor en de andere een practiseerend advocaat. Maar tevens geloof ik, dat wij een woord van hulde en dank mogen brengen aan den Com mies-redacteur, die begonnen is met dezen grooten arbeid op te stellen en op touw te zetten, in het oorspronkelijke stuk N°. 45; ik geloof, dat deze hulde hier werkelijk opzijn plaats is, want hij heeft daaraan een zwaren arbeid gehad. Zoo ben ik gekomen aan het einde van de agenda en zou ik willen vragen, heeft iemand nog iets in het belang van deze Gemeente op te merken? Mag ik de heeren echter daarbij er nog even op attent maken, dat ik altijd vraag of men iets op te merken heeft »in het belang van de Gemeente." De heer van Gruting. M. d. V. Het belang van de gemeente naren is zeker ook het belang van de Gemeente. Er is iemand bij mij geweest, een mijnheer Slewe van de Turfmarkt, die had vernomen dat er een urinoir schuin voor zijn deur zou worden geplaatst, en er was door Burgemeester en Wethou ders ongunstig beschikt op een verzoek om dat niet te doen. Nu zou ik willen vragenof er ook termen zijn om in het gevlij van dien heer te komen, slagers en andere lui zouden het ook aangenaam vinden, wanneer een dergelijke inrich ting niet voor hun neus werd geplaatst. De Voorzitter. Ik geloof, dat de bewoners van de Turf markt reeds gezien zullen hebben, dat het bord geplaatst wordt voor de Caeciliastraat en dat er geen urinoir komt. De heer van Gruting. Ik dank u zeer, M. d. V.! De heer Fokker. M. d. V. Mag ik even een vraag doen, die al meer hier is gedaan; hoe staat het met de concept verordening, waarmede Burgemeester en Wethouders bezig zijn, omtrent de rechtspositie van de gemeente-ambtenaren. Dat is een zaak, die al een heelen tijd hangt, ik meen dat de heer van der Eist reeds dikwijls die vraag gedaan heeft, en ook de heer Aalberse; dat concept zwierf toen ergens en na dien tijd hebben wij er niets meer van gehoord. Is het op het Stadhuis teruggekomen? De Voorzitter. Ik kan u daarop antwoorden, dat naar ik meen alle Wethouders die zaak thans in studie hebben genomen, zoodat ik hoop, dat zij zoo spoedig als het kan, hier in behande ling zal komen. Het is echter een heel lastige zaak, en wij zitten tegenwoordig overkropt met werk. De heeren die er buiten staan hebben daar niet altijd idéé van, maar er wordt hard gewerkt aan de Secretarie en door het Dagelijksch Bestuur en wij krijgen telkens dingen, die betrekkelijk urgent zijn en eerder moeten worden afgehandeld. Wanneer ik zie dat is ten minste mijn persoonlijke opinie waarvoor die verordening zou moeten gelden, dan geloof ik dat zij ten slotte aan bitter weinig menschen ten goede zal komen, en de meesten die ik er over gesproken heb zijn er ook heel weinig belangstellend naar. Niet, dat wij de motie van den Raad niet zullen uit voeren, maar als men den ambtenaren eens vraagt: wat hebt gij nu liever, een traktementsverhooging of dit, dan zeggen zij, traktementsverhooging, en naar mijne mee ning zal dus dat het eerste afgehandeld moeten wor den. De heeren hebben gezien, dat wij tot half drie bezig zijn geweest met het voorlezen van allerlei requesten, en zon blijft men aan den gang. Het is werkelijk niet zoo ge makkelijk de zaken spoedig af te doen. Maar ik verzeker u, wij zullen de zaak met den noodigen, spoed hier brengen, hetzij in openbare behandeling of anders zullen wij de Raads leden in de gelegenheid stellen de zaak nauwkeuriger te bezien door het voorstel vooraf te behandelen in de afdeelingen, wat ik uitstekend zou vinden voor dit onderwerp, Ik verzeker u, zoover mijn kunnen reikt, heb ik het geheel doorworsteld. De heer Fokker. Ik dank u, M. d. V.! De heer Vergouwen. M. d. V. Ik heb al eens meer ge sproken over de muziekuitvoeringen op de Korenbeurs op nationale feestdagen. Er is een proef mee genomen, om de menigte te vcrdeelen, doch die proef is niet geheel geslaagd. De muziekuitvoeringen op de Beestenmarkt zijn over 't algemeen ordelijk, maar die op de Korenbeurs bezorgen den bewoners van de Vischmarkt, Botermarkt en den Nieuwen Rijn menig maal penitentie, zoodat zij blij zijn, als het 10 uur is. Zoo werden eergisteren de huizen hier en daar geblokkeerd door de dartele jeugd, wier dartelheid vaak in baldadigheid over sloeg. Grooten last werd daarenboven door heeren studenten bezorgd. Verscheidene menschen hebben de hulp der politie moeten inroepen, doch die stond er machteloos tegenover. Ik zou Burgemeester en Wethouders in overweging willen geven, de muziekuitvoeringen in het vervolg niet meer op de Korenbeurs te doen plaats hebben. Er is te veel gelegenheid om heen en weer te loopen, zoodat de politie de menschen niet tot staan kan brengen. Dan gaan zij hossen en bleef het daar nog maar bij, maar het ontaardt dikwijls in bal dadigheid. Ik geef Burgemeester en Wethouders dus in over weging, voor het vervolg een andere plaats uit te zoeken. De Voorzitter. Wij willen gaarne uw woorden ter harte nemen, maar de moeilijkheid is deze, dat degenen, die u baldadig noemt, de Korenbeurs juist de meest geschikte plaats vinden. Ik begrijp levendig, dat u er last en moeite van hebt, maar dat is niet altijd te vermijden. De menschen vinden het blijkbaar prettig en laten wij het ze dan gunnen voor een enkele keer. Ook bij illuminatie is het toch wel aardig. Als men komt van de Hoogstraat en men ziet de Korenbeurs verlicht, dan is dat een zeldzaam mooi stadsgezicht. Als de uitvoeringen eens in het Van der Werffpark gegeven zouden worden, dan zal daar niet minder baldadigheid zijn. De heer Vergouwen. Daar zijn de uitgangen zoo, dat de menschen tot staan gebracht kunnen worden. De Voorzitter. Wij zullen in ieder geval uw wensch in overweging nemen. Niemand meer het woord verlangend wordt de vergadering gesloten. Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1912 | | pagina 15