DONDERDAG 2 MEI 1912.
67
De artt. 68 tot en met 70 worden achtereenvolgens zonder
beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over art. 71, luidende:
»De dienaren der gemeente-politie zijn in het bijzonder be
last met het opsporen van overtredingen van bepalingen
dezer verordening en verplicht daarvan proces-verbaal op
te maken.
Deze verplichtingen rusten mede
aop de technische ambtenaren van de gemeentewerken,
voor zooveel betreft de artikelen 2 litt. a en b3 litt. a en b,
4, 5, 6, 7, 8 eerste lid, litt. a en b, 10 litt. a, b en c17 eerste lid,
19 eerste lid, 20, 28, 46 en 47 litt. a en b
b) op den havenmeester, den adjunct-havenmeester, de
havenrechercheurs en de brugwachters, voor zooveel betreft
de artikelen 2 litt. a, 6,18 eerste lid, litt. b en tweede lid, 28,29
litt. a, b en c, 54 litt. a, 57, 58 litt. a en 59;
c) op den marktmeester en den adjunct-marktmeester, voor
zooveel betrelt de artikelen 11 en 22 litt. a en b\
d) op de plantsoenwachters, voor zooveel betreft de artikelen
2 litt. a en 6, 3 litt. a en 5, 7, 8 eerste lid, litt. a, b en c,
17 eerste lid, 18 eerste lid litt. b, 27 litt. a en b, 28, 31 litt.
6 en c, 40, 41, 54 litt. a, 55, 56 litt. a en b, 57, 59,61 en 64
litt. a en b;
eop het personeel van den gemeente-reinigingsdienst, voor
zooveel betreft de artikelen 4, 8 eerste lid, litt. a, b en c en
derde lid, 9, 10 litt. a, b en c, 11, 12, 14 litt. a en b, 16 litt.
a, b en c, 17 tweede lid, 21, 30 litt a en b en 42.
De Voorzitter. De Commissie voor de Strafverordeningen
stelt voor in art. 71 sub e in plaats van »op het personeel"
te lezen: »op de Jeden van het personeel".
Het gewijzigd art. 71 wordt daarna zonder hoofdelijke
stemming aangenomen.
Alsnu wordt de beraadslaging over art. 22 heropend.
De Voorzitter. Art. 22 wordt nu aldus voorgedragen door
de Commissie voor de Strafverordeningen: »Het is verboden,
behalve op de door den Gemeenteraad aangewezen markt
plaatsen en aldaar op andere dan op de voor de markt be
stemde tijden, tenzij enz."
Kan de heer v. d. Pot zich daarmee vereenigen?
De heer v. d. Pot. Ja, M. d. V. Dat is precies mijn amen
dement. Alleen het woordje »verboden" is wat naar voren
gebracht. Ik kan dus thans mijn amendement intrekken.
De beraadslaging wordt gesloten en het gewijzigd art. 22
wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
De geheele verordening wordt daarna zonder hoofdelijke
stemming aangenomen.
VIII. Verordening op het rijden.
(Zie Ing. St. No. 45 en 94).
Algemeene beraadslaging wordt niet gevoerd.
Artt. 1 tot en met 25 worden zonder beraadslaging en
zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over art. 26, luidende:
»Op Zondagen en algemeen erkende Christelijke feestdagen
is het den bestuurders van motorrijtuigen en rijwielen van
1 April tot 1 October verboden, des namiddags tusschen 3 en
7 uur te rijden in het Plantsoen en het gedeelte van de
Plantage, begrepen tusschen het Plantsoen en de floogewoerd.
De heer Zwiers. M. d. V. Ik ben de Commissie dankbaar
voor de aandacht, die zij aan het schrijven van den heer van
Gruting en mij heeft geschonken, maar ik kan toch niet
medegaan met de opmerkingen, die zij omtrent onze opinie
over art. 26 in Ingekomen Stuk No. 94 uit. Het spijt mij,
dat de Commissie eenigszins de rollen omkeert, als ik die
uitdrukking gebruiken mag. Zij »zag geen voldoende reden,
om het verbod te laten vervallen." Het lijkt mij echter ge-
wenscht, waar men een vrijheidsbeperking oplegt, dat men
de motiveering daarvan voor eigen rekening neemt, dat wil
zeggen, dat men niet van een ander eischt, dat hij een moti
veering moet bestrijden, waar die nog niet gegeven is. Toch
doet de Commissie dit aan het begin van haar stuk op pagina
64, le kolom. Maar zij schijnt later te hebben begrepen, dat
op haar in dit geval de bewijslast rust, en dus komt zij van
de dwalingen haars weegs, als ik het zoo mag noemen, terug
en gaat motiveeren, dat het haars inziens wel noodig zou zijn,
voor deze enkele straat (de rijweg van het Plantsoen; een straat
mag ik het misschien niet noemen) te handhaven een be
paling, die voor alle andere straten is afgeschaft, namelijk het
sluiten op Zondagen en algemeen erkende Christelijke feestdagen.
De redenen die zij daarvoor opgeeft, schijnen mij echter abso
luut niet afdoende. In de eerste plaats wil ik opmerken, dat
het een unicum is in onze gemeentelijke wetgeving, dat op
Zondag een straat afgesloten wordt, die op andere dagen open
gesteld is. Die bepaling is vervallen voor alle mogelijke singels
en voor alle andère straten, en het is nu voor het Plantsoen
en het aangrenzend gedeelte van de Plantage, dat men haar
nog wenscht te handhaven, maar dan zal men moeten toe
geven, dat er zéér, zéér zwaarwichtige redenen moeten zijn,
om juist voor dat gedeelte, waar het bovendien in mijn oog
minder noodig zou zijn dan voor sommige andere, die bepaling
nog vast te leggen in een verordening. Ik zeg, minder noodig
dan voor andere, want het bezwaar van wielrijden op den
Maresingel bijv. lijkt mij veel grooter dan op den rijweg van
het Plantsoen. En nog veel minder zou ik het rij wiel verkeer
willen verleggen naar de achter gelegen Binnenvestgracht.
Het spreekt vanzelf, dat de wandelwegen in het Plantsoen
voor fietsrijders gesloten zijn. Wanneer ik dan ook des Zon
dags zelf het Plantsoen passeer, valt het mij steeds op en zal
het ieder moeten opvallen, dat negen tienden van de wande
laars den waterkant prefereerenwaar zij genieten van groen
en bloemen, waar hun kinderen zich vermeien kunnen in het
zien van de zwanen en waar zij geen gevaar loopen door
rijtuigen, die wel over den rijweg mogen rijden, omver ge
reden te worden. Maar bovendien, niet alleen dat slechts een
zeer klein percentage van den rijweg gebruik maakt, langs
de heele lengte is een voetpad, vanaf de Plantage tot aan
den ouden molen, »de Oranjeboom", en daarmede is in mijn
oog het geheele bezwaar van de Commissie, om dit unicum
in onze gemeentelijke wetgeving te behouden, vervallen. Ik
kan mij dan ook niet neerleggen bij de in Ingekomen Stuk
No. 94 nader gepreciseerde meening van de Commissie, om
alsnog dit verbod weer in de verordening op te nemen.
De Voorzitter. Ik vind niet, dat u billijk bent jegens de
Commissie voor de Strafverordeningen. Wanneer u zegt, dat
zij moet motiveerenwaarom zij het artikel wil behouden,
dan is dat niet juist. Wij hebben hier een artikel, dat naar
ik meen nog geen half jaar geleden zoo door den Raad is
aangenomen. Wie moet nu met argumenten komen U moet
met argumenten aantoonen, dat de bepaling niet meer noodig
is, maar de Commissie in casu juist niet. Nog geen half jaar
geleden stelde de Commissie voor de Strafverordeningen voor,
de Singels vrij te latentoen was de gelegenheid voor u ge
weest om ook voor vrijlating van het Plantsoen en de Plan
tage te pleiten, maar voor ons zou het dwaas zijn, om thans,
een half jaar later te komen met een ander artikel. Het is
dus natuurlijk, dat wij het artikel handhaven en dat de
heeren met sterke argumenten moeten komen, waarom zij
het artikel uit de verordening willen lichten, en niet andersom.
U is dan ook geëindigd met te zeggen, dat u niet begrijpt
waarom het artikel behouden isU zegt dus zelf, dat wij een
bestaand artikel handhaven, maar dan hebben wij ook daar
voor geen motieven te noemen.
Wat betreft de vraag of het wenschelijk is, dit artikel te
behouden, u vindt van niet, een ander vindt van wel. Ik
meen dat ik heb opgemerkt, toen de laatste keer het oude
artikel aan de orde wasdat wij veel menschen een genoegen
deden door het Plantsoen gesloten te houden voor rijwielen
en automobielen. U zegt het Plantsoen is breed, maar wan
neer men bij Musis komt, is het Plantsoen smal, zelfs zeer
smal. Daar vind ik, dat het heel goed is, dat maar niet
automobielen enz. ongestoord langs kunnen gaan. Men ver
hindert met onze bepaling niemand om uit te gaan. Men
kan toch ook niet zeggendat men de menschen verhindert
van de mooie natuur te genieten, want daarvoor rijden zij
er veel te snel doorheen. Men gaat toch niet per automobiel
de Singels en het Plantsoen afrijden; met een automobiel
rijdt men veel verder. Ik vind het dus niet erg, dat het ge
schrapt wordt. Men doet er een massa menschen een pleizier
mee en hindert er niemand mee. Tal van kinderen komen
uit de Kraaierstraat en Rijnstraat in het Plantsoen en als
zij er niet op verdacht zijnkunnen er zeer licht ongelukken
gebeuren.
Meer heb ik er niet aan toe te voegen. Als u stemming
wenscht, zal ik het artikel in stemming brengen.
De heer Roem. M. d. V. Gedeeltelijk kan ik wel meegaan
met het voorstel van den heer Zwiers, voorzoover het rijwielen
betreft. Voor motorrijtuigen echter niet.
De Voorzitter. Ik vind een rijwiel even gevaarlijk. Die
komen dikwijls nog veel stiller aanrijden en dan loopen de
kinderen, die uit de nauwe straten komen, nóg meer gevaar.
Ik zal het artikel, zooals wij het hebben voorgesteld, in
stemming brengen. Dan kunnen de heeren, die het met de
heeren Zwiers en Roem eens zijn, tegenstemmen. Ik vind het
jammer, aan dit voorschrift zooveel tijd te besteden.
De beraadslaging wordt gesloten.