54
N°. 80. Leiden, 4 April 1912.
In onze voordracht van 11 Augustus j.l. (lngek. Stukken
n°. 213) betreffende den aankoop van het gymnastieklokaal
aan de Pieterskerkgracht, deelden wij U reeds mede. dat
voor de verbetering van het lokaal een bedrag, globaal ge
raamd, van 4000 zoude benoodigd zijn. Hiervoor zou een
nieuwe vloer (linoleum op beton) worden gelegd, de verlich
ting en de ventilatie verbeterd, de privaatinrichting uitgebreid
en het woonhuis en de kleedkamers van waterleiding en
waschgelegenheden voorzien.
Bij de uitwerking der détailplannen is gebleken, dat de
kosten van den vloer, in verband met de stijging der prijzen
van het linoleum, 200 hooger moeten worden geraamd,
terwijl eene door den Districts-Schoolopziener gevorderde ver
betering van de privaatinrichting van het lokaal eene ver
meerdering der uitgaven van f 400 medebrengt. De totaal-
kosten moeten daarom op 4600 worden begroot.
Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging door
vaststelling van nevensgaanden begrootingsstaat een bedrag
van 4600 tot onze beschikking te stellen voor de verbouwing
van het gymnastieklokaal aan de Pieterskerkgracht.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 81. Leiden, 4 April 1912.
In Uwe Vergadering van 27 Juli 1911 werd naar aanleiding
van ons voorstel, opgenomen onder n°. 181 der Ingek. Stukken
van dat jaar, een bedrag van f 9400 te onzer beschikking
gesteld voor de verbouwing van de Meisjesschool le klasse
aan de Boommarkt. Van dit bedrag zou ƒ2100 voor rekening
van het Rijk komen, terwijl van de overige f 7300 een be
drag van 5700 uit leening zou worden bestreden en de
resteerende f 1600 ten laste van den post voor onvoorziene
uitgaven zouden worden gebracht.
Alvorens ons voorstel bij U aanhangig te maken, hadden
wijovereenkomstig een meermalen gevolgde handelwijze,
het gevoelen van den Districts-Schoolopziener over het ont
worpen verbouwingsplan ingewonnen en van hem de mede-
deeling mogen ontvangen, zooals ook te lezen is aan het slot
van ons bovengenoemd praeadvies, dat hij zich in principe
met het plan kon vereenigen.
Toen hem echter het desbetreffende bestek ter definitieve
goedkeuring werd aangeboden, werden door den Schoolop
ziener verschillende bedenkingen tegen het plan geopperd.
Het gymnastieklokaal wenschte hij met het oog op het
rumoer in de veilingloods op de Boommarkt niet aan de
westzijde, doch aan de oostzijde van het schoolgebouw te zien
aangebracht; de gewone leerlokalen behoetden dan niet aan
de oostzijde te worden gemaakt.
Bij het gymnastieklokaal behoorde, in verband met het
gebruik van dat lokaal ook door leerlingen van andere scholen,
een privaat en een waterplaats met 2 voorportalen te worden
aangebracht, aangezien die leerlingen niet van de bestaande
privaten der school konden gebruik maken en een waterplaats
in het gebouw ontbrak.
Verder achtte de Schoolopziener het noodig, ter vermijding
van wanordelijkheden in de school, dat ten behoeve van het
gymnastieklokaal nog een afzonderlijke ingang werd gemaakt,
terwijl hij eindelijk aandrong op verplaatsing van eenige
bestaande privaten en verbetering der verlichting in een der
leerlokalen.
Tegen het maken van het gymnastieklokaal aan de oost
zijde, in plaats van aan de westzijde, welke verandering niet
met meerdere uitgaven behoefde gepaard te gaan, bestond
onzerzijds geen bezwaar, doch omtrent de overige door den
Schoolopziener aangegeven veranderingen meenden wij met
hem nader in overleg te moeten treden met het oog op de
betrekkelijk hooge kosten, daaraan verbonden, en het feit,
dat ons de verlichting in het bedoelde leerlokaal niet onvol
doende voorkwam.
Het gevolg hiervan was, dat de Schoolopziener ons be
richtte, niet nader te zullen aandringen op de bovenbedoelde
verplaatsing van eenige privaten en op de verbetering der
verlichting in het leerlokaal, doch de overige wijzigingen van
het plan beslist noodzakelijk te blijven achten
Wij noodigden daarop den Directeur van Gemeentewerken
uit het plan dienovereenkomstig te wijzigen en ons tevens te
willen opgeven, welke meerdere kosten van de wijzigingen
het gevolg zouden zijn.
Deze deelt ons nu mede, dat de kosten bij uitvoering van
het gewijzigde plan in plaats van f 9400, ongeveer f 12.500
zullen bedragen, dus circa 3100 meer.
Van dit meerdere bedrag komt ongeveer f 1600 voor reke
ning van de door den Schoolopziener verlangde veranderingen,
terwijl de overige f 1500 geraamd zijn voor de kosten, ver
bonden aan de overbrenging van het onderwijs naar een
ander gebouw tijdens de verbouwing, voor de uitgaven ten
behoeve van de ventilatieverbetering, waarvoor reeds op de
begrooting van 1911 gelden waren toegestaan, die echter
onverwerkt zijn gebleven, alsmede voor de kosten van toe
zicht en besteding en eenige onvoorziene uitgaven.
Het aandeel van het Rijk in de verbouwingskosten kan nu
in plaats van op 2100 worden geschat op f 2875 (d. i. a van
ƒ12500 ƒ1000*)), terwijl de overige 9625 voor f 7275 uit
leening en voor 2350 uit den post voor onvoorziene uitga
ven moeten worden bestreden, zoodat dus uit leening 1575
en uit «onvoorzien" 750 meer moet worden gevonden, dan
aanvankelijk door U werd toegestaan.
Aangezien het inmiddels niet meer mogelijk is de ver
bouwingskosten ten laste van den dienst 1911 te brengen,
geven wij U in overweging Uw besluit van 27 Juli 1911 tot
wijziging van de begrooting voor dat jaar te vervangen door
een besluit tot wijziging der begrooting voor 1912.
Wij stellen U mitsdien voor te besluiten
a. in te trekken Uw besluit van 27 Juli 1911 tot wijziging
van de begrooting van inkomsten en uitgaven, dienst 1911,
ten behoeve van de verbouwing der Meisjesschool le klasse;
b. vast te stellen den hierbij overgelegden begrootingsstaat,
model C, teneinde de voor bedoelde verbouwing vereischte
gelden op den dienst 1912 te onzer beschikking te stellen.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N*. 82. Leiden, 4 April 1912.
In Uwe Vergadering van 15 Juni 1911 werd besloten, dat
na afloop van het geldende pachtcontract op 31 December
1913 het opgehaalde stadsvuil zou worden vernietigd langs
den weg der verbranding.
In verband met dit besluit is dezerzijds aan een drietal
firma's, en wel twee Duitsche en één Engelsche, prijsopgaaf
gevraagd voor de levering, opstelling en in bedrijfstelling van
eene vuilverbrandingsinstallatie, voldoende voor de hoeveel
heid vuil, die Leiden dagelijks voortbrengt. Die hoeveelheid
bedraagt naar schatting 30.000 K.G. in den winter, afwisse
lende tot 25.000 K.G. in den zomer en moet in 16 tot 12
achtereenvolgende uren verbrand kunnen worden.
De voorwaarden van inschrijving werden door ons College
vastgesteld en de eischenwaaraan de installatie zal moeten
voldoen, in de aanvraag omschreven. Overigens werden de
firma's vrijgelaten in het aan te bieden systeem. In de voor
waarden is o. a. opgenomen, dat de installateur voor de goede
instructie der werklieden, die met het bedienen van den oven
belast zullen worden, moet zorg dragen.
Van de ingekomen offerten komt ons, op advies van den
Directeur der Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit
en van den Directeur van Gemeentewerken, die verschillende
inrichtingen bezocht en in bedrijf gezien hebben, de aanbie
ding van de Maatschappij ».Vesuvio" te Mïinchen, mede in
verband met den prijs, het meest aannemelijk voor.
Tot nadere toelichting zij nog het volgende opgemerkt.
Dezerzijds werden gevraagd twee vuilverbrandingsovens,
compleet met alle daarbij behoorende inrichtingen.
Eén oven met stoomketel is voor verbranding van het vuil
voldoende, de tweede oven dient voor reserve en zal bij
reparaties, bij het nazien van den stoomketel van den eersten
oven, enz. worden gebruikt. De genoemde Directeuren achten
het echter niet noodig, dat de tweede oven reeds dadelijk
wordt gebouwd, doch wel zal daartoe uiterlijk binnen twee
jaar moeten worden overgegaan, opdat deze oven aan het
einde van het tweede of het begin van het derde bedrijfsjaar
gereed is. In het derde jaar toch kan het mogelijk zijn, dat
de eerste oven eene herstelling moet ondergaan en in dat
geval moet van den reserve-oven gebruik gemaakt kunnen
worden.
Wanneer men den tweeden oven niet direct bouwt, heeft
men het voordeel, dat men ervaring kan opdoen met het
Leidsche stadsvuil en met de installatie alhier. De mogelijk
heid is immers geenszins uitgesloten, dat de praktijk nog
enkele wijzigingen, zij het van ondergeschikten aard, aan de
hand zal doen.
De Maatschappij «Vesuvio" heeft tegen den lateren bouw
van den tweeden oven geen bezwaar, mits de opdracht vóór
het einde van het tweede bedrijfsjaar zal worden gegeven,
en onder beding, dat, indien de prijzen der materialen in
dien tusschentijd belangrijk mochten stijgen, de meerdere
kosten der materialen in rekening worden gebracht.
Voor den bouw van 2 complete ovens met toestellen wordt
vereischt een bedrag van circa 94000. Voor dit bedrag wordt
aangeboden: een hefinrichting, weegbrug en loopkraan voor
transport van het vuil in het gebouw; twee verbrandings-
Dit bedrag dient voor aankoop van gymnaatiektoestellen.