DONDERDAG 22
FEBRUARI 1912.
25
van de maand Juli, weder in gebruik gegeven wordt voor het
geven van vermakelijkheden en dergelijke.
Niet direkt na het gevallen besluit hebben zij gemeend
zich tot uwen Raad te moeten wenden, teneinde de genomen
beslissing, waaraan finantieel voor adressanten zooveel vast
zit, te trachten ongedaan te maken, omdat zij eerst wensch-
ten af te wachten, hoe of de uitkomsten zouden zijn en nu
zij, aan het einde van het jaar 1911 de een meer, de ander
minder blijkbaar gevoelig zijn getroffen, door de afschaffing
van de Kermis, in hunne inkomsten, zij thans de vrijheid
nemen op de wederinvoering daarvan, laat het zijn z.g. ge
moderniseerd te moeten aandringen.
Het gaat naar hunne bescheiden meening niet aan om door
het bijeenbrengen van vermeende grieven tegen het bestaan
der Kermis en deze zoo breed uit te meten, dat er eindelijk
een meerderheid werd gevonden deze af te schaffen en daar
door zeer vele ban deldrij venden op ernstige wijze in hunne
inkomsten werden getroffen; te meer daar er niet naar ge
vraagd wordt, hoe of zij aan de noodige contanten moeten
komen om hunne verplichtingen ook jegens de gemeenschap
enz. na te komen, gezwegen nog dat het onderhoud hunner
gezinnen, zeker steeds meerdere eischen stelt.
Het is zeer zeker opmerkelijk, dat den aandachtigen lezer
van de handelingen van den gemeenteraad van 20 October
1910 daarin treft, dat door tegenstanders der Kermis, de
argumenten werden bijeengebracht om te motiveeren dat
afschaffing gewenscht is, zoo goed als van één politieke kant
komt en dat bovendien een partij in den Raad is, bestaande
uit drie leden destijds waarvan bleek dat er één tegen
de afschaffing was gekant, terwijl twee anderen daarvóór
waren.
Ondergeteekenden zien dan ook in het genomen besluit in
hoofdzaak niets anders als een partijzaak, genomen ten koste
van vele neringdoenden en zij wenschen niet te dienen als
zedelijkheid-proefkonijn.
Op verschillende gronden toch werd afschaffing bepleit,
maar er werd nog al braaf getokkeld op het klavier der
zedelijkheid en toch ware het beter geweest, naar adressan
ten bescheiden meenen, hierover te zwijgen, te meer daar
van zedeloosheid op de Leidsche Kermis zeker niet veel is
gebleken gedurende haar langdurig bestaan en zoo er al eens
iets mocht zijn voorgevallen, dan was het zeker niet erger
als wat voorvalt op andere feestgelegenheden die in deze
gemeente worden gegeven of gegeven zijn. Feiten te noemen
zijn in dit verband niet noodig, een ieder kan dit weten.
Adressanten meenen dit te moeten doen opmerken omdat zij
als nijvere burgers, werkelijk zeer getroffen zijn door het ge
maakte besluit en mitsdien verzoeken op bovenomschreven
wijze daarin worde tegemoet gekomen door wederinvoering
der Kermis, te meer ook omdat zeker een bedrag van 6 a 7000
gulden, wat jaarlijks de Kermis aan staangelden voor de
gemeentekas opleverde, zeker een niet te versmaden bedrag
is en dit toch zeker wel een bijdrage is, die men toch niet
zoo prijs geeft, aangezien de belastingbetalende burgers toch
deze som al weer meer moeten opbrengen.
Een gunstig antwoord van uwen Raad in deze tegemoet-
ziende en hopende dat in de laatste volle week van Juli 1912
de Kermis weer zal zijn ingevoerd verblijven wij
Hoogachtend
Uw. Dw. Dienaren:
J. van der Spek,
(volgen de namen van nog 31 adressanten).
De Voorzitter. Burgemeester en Wethouders stellen voor,
het adres Van der Spek c. s. met de beide adhaesiebetui-
gingen aan te nemen voor kennisgeving, en het verder ter
visie te leggen in de Leeskamer.
De heer Fokker. Is er bezwaar tegen dat Burgemeester en Wet
houders ook omtrent dit adres, evenals in den regel met andere
adressen het geval is, praeadvies uitbrengen? Waarom moet
nu dit adres worden aangenomen voor kennisgeving?
De Voorzitter. Burgemeester en Wethouders hebben kort
geleden hun praeadvies gegeven over de quaestie van het
voortbestaan van de kermis; zij vinden dus nu geen aanlei
ding om ten aanzien van deze zaak wederom praeadvies te
gaan uitbrengen. Wij hebben gemeend het best te doen voor
te stellen, het adres ter inzage van de leden in de Leeskamer
neder te leggen; dan kunnen de leden, die dit wenschen, de
zaak nog eens nagaan en de argumenten bestudeeren, die de
heeren in het adres te berde brengen; zij kunnen dan des-
gewenscht een voorstel bij den Raad indienen, dat dan na
tuurlijk om praeadvies zal worden gesteld in handen van
Burgemeester en Wethouders. Ons College acht het echter
overbodig over dit adres praeadvies uit te brengen; het is
voldoende, dat men nog eens naleest het praeadvies door
Burgemeester en Wethouders anderhalf jaar geleden over
deze zelfde zaak uitgebracht.
Het voorstel van den Voorzitter om het adres met de
adhaesiebetuigingen voor kennisgeving aan te nemen err verder
in de Leeskamer ter inzage van de leden neder te leggen,
wordt vervolgens zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
6°. Voorstel van Mr. A. van der Eist:
a. tot wijziging van de verordening, regelende het genees
kundig toezicht op de openbare en bijzondere scholen;
b. tot aanhouding der behandeling van de punten 2 en 3
van de agenda.
Dit stuk luidt als volgt:
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
Ondergeteekende heeft de eer voor te stellen:
1°. in het eerste lid van art. 2 der Verordening van 15
Februari 1906, regelende het geneeskundig toezicht op de
op. en bijz. scholen voor on- en minvermogenden en den
werkkring van den schoolarts te lezen:
in plaats van »De schoolarts wordt telkens voor den tijd
van 3 jaren door den Raad benoemd" enz.
»De schoolarts wordt telkens voor den tijd van één jaar
door den Raad benoemd" enz.
2°. De punten 2 en 3 van de agenda van 22 Februari 1912
aan te houden tut de eerstvolgende gewone vergadering.
Leiden, 20 Febr. 1912. A. van der Elst.
Toelichting.
Nu de Raad vóór 1 April a. s. opnieuw voor den tijd van
drie jaren twee schoolartsen moet benoemen, zou een herzie
ning der verordening, die de voorsteller alleen of met een of
meer andere raadsleden wenscht voor te stellen, nog drie
jaar moeten blijven liggen, die benoeming eenmaal geschied
zijnde.
Dit bezwaar is door de aanneming van het sub 1 genoemd
voorstel op eenvoudige wijze te ontgaan. De behandeling kan,
de Gezondheidscommissie gehoord, nog vóór 1 April a. s.
plaats hebben en eveneens de benoeming, eventueel voor den
tijd van één jaar, van twee schoolartsen.
A. v. d. E.
Dit voorstel wordt voldoende ondersteund en maakt mits
dien een onderwerp van beraadslaging uit.
De Voorzitter. Dan stel ik u voor, dit voorstel te behan
delen bij punt 2 van de agenda.
Aldus wordt besloten.
7°. Adhaesiebetuigingen van de Vereeniging van Kermis-
vakgenooten en van den Ned. Centralen Bond van geëmployeer
den in het Logement- en Koffiehuishoudersbedrijf, aan het
adres van J. van der Spek e. a., inzake de wederinvoering van
de Kermis.
Deze stukken luiden als volgt:
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
Ondergeteekenden Voorzitter en Secretaris der Vereeniging
van Kermisvakgenooten»Ons Belang", opgericht 13 Dec.
1899, Kon. goedg. 21 Juni 1901 Stb. No 54.
Betuigen adhaesie aan het adres van adressanten inzake de
weder-invoering van de Leidsche Kermis en verzoeken Uwen
Raad beleefd maar met nadruk dat aan de wenschen van
adressanten worde tegemoet gekomen aangezien ook zij in
deze zeer belanghebbenden zijn.
't welk doend,
Uw Dw. D.ren
Joh. Vulsma, Voorzitter.
Louis Vallentgoed, SecretarisEdam.
Aan den Raad der gemeente Leiden.
Ondergeteekende, Voorzitter en Secretaris van de Nederl.
Centralen Bond van Geëmployeerden in het Logement- en
Koffiehuishoudersbedrijf, betuigen adhaesie aan het adres van
adressanten in zake de weder-in voering van de Leidsche
Kermis, en verzoeken uwen Raad beleefd maar met nadruk
dat aan de wenschen van adressanten worde tegemoet geko
men, aangezien ook zij in deze zeer belanghebbende zijn.
't welk doende
S. Praper, Voorzitter.
H. J. Derogee, Secretaris.
Afd. Leiden N. C. B.
Wordt voorgesteld voor kennisgeving aan te nemen en in
de Leeskamer te deponeeren.
De Voorzitter deelt alsnog mede:
dat aan den eervol ontslagen agent van politie C. Matheysen,