24 DONDERDAG 22 FEBRUARI 1912. zins het karakter van bedeeling gaat verleenen, maar boven dien een zeer lastige verplichting wordt voor de bouwvak arbeiders, die menigmaal dagelijks er vroeg op uit moeten trekken om ver buiten de stad werk te zoeken; dat trouwens het Bestuur van den Bestuurdersbond niet zonder krachtig protest mag laten voorbijgaan de wijze, waarop dit besluit tot stand is gekomen, daar eenerzijds het voorstel van burgemeester en wethouders zoo laat is openbaar gemaakt, dat publieke gedachtewisseling hierover onmogelijk was en anderzijds dat ganschelijk verzuimd is in deze het advies in te winnen van de naaste belanghebbende n.l. van de veree- nigingen die bij het werklooze fonds zijn aangesloten; Redenen waarom het' bestuur van den Leidschen Bestuur dersbond met aandrang Uw College verzoekt uw besluit in dezer voege te willen herzien, dat de leden der vakvereeni- gingen, op wien voldoende controle wordt uitgeoefend, van de aanmelding bij de arbeidsbeurs worden vrijgesteld en zoo hiertegen overwegend bezwaar bestaat, dat deze althans met een eenmalige aanmelding kunnen volstaan. Hetwelk doende, enz. Het Bestuur van den Ueidschen Bestuurdersbond, D. A. van Eck, Voorzitter. A. v. Egmond, Secretaris. Leiden, 9 Februari 1912. De Voorzitter. Burgemeester en Wethouders zijn van oordeel, dat in de vorige vergadering deze zaak ampel is besproken; zij is toen van alle zijden toegelicht, zoowel door het bestuur van de Arbeidsbeurs als door dat van het Weikloozenfonds. Aan een van de grootste bezwaren is reeds tegemoetgekomen, doordat n.l. in het reglement op de Arbeidsbeurs is bepaald, dat vrijstelling kan worden verleend van de bepaling, dat een werkman zich dagelijks moet aanmelden. Ik meen, dat het nu niet aangaat terug te komen op een besluit, dat in de vorige vergadering is genomen, en Burgemeester en Wethouders stellen derhalve voor, dit adres aan te nemen voor kennisgeving. De heer Sijtsma. M. d. V. Ik zal nu niet tegen uw advies ingaan, maar toch betreur ik het, dat de vakvereenigingen in deze zaak niet zijn gehoord. Het blijkt nu, dat er een element in het debat is gebracht, dat wij er aanvankelijk niet in gezien hebben. Er zou niets tegen geweest zijn om de vakvereenigingen te hooien door dit niet te doen hebben wij de ontevredenheid dier vakvereenigingen opgewekt. Ik hoop nu, dat dit geen onaangename gevolgen zal hebben voor de zaak, die wij allen voorstaan. Het spijt mij dat Burgemeester en Wethouders er niet eerder aan gedacht hebben om de vakvereenigingen te hooren. Ik zal nu niet voorstellen om hierop terug te komen, maar wanneer de zaak niet gelukt of allerlei moeilijkheden rijzen, dan hebben wij dit feitelijk aan ons zeiven te wijten. De Voorzitter. Ik geloof, dat de heer Sijtsma zich eenigszins vergist. Burgemeester en Wethouders hebben de zaak eerst om advies in handen gesteld van de besturen van het Werkloozen- fonds en de Arbeidsbeurs. Wanneer Burgemeester en Wet houders advies noodig hebben, wenden zij zich daarvoor niet eerst tot particuliere vereenigingendat ligt niet op den weg van Burgemeester en Wethouders. De heer Brtët. M. d. V. Het adres voert geen enkel nieuw gezichtspunt aan, dat den Raad zou moeten bewegen zijn oordeel te wijzigen. Wat het hooren der vakvereenigingen be treft, dit was niet noodig, omdat het bestuur van het Werk- loozenfonds en het bestuur der Arbeidsbeurs volkomen bekend waren met de bezwaren, die worden aangevoerd tegen de nieuwe regeling. In ons bestuur zitten trouwens twee werklieden, die geheel op de hoogte zijn. De heer Sijtsma. M. d. V. De heer Briët vergist zich, als hij zegt, dat niets nieuws in het adres voorkomt, want nie mand onzer heeft daaraan gedacht de nieuwe regeling werkt bezwarend voor de menschen, die naar buiten gaan om werk te zoeken. Nu kunnen de bevoegde autoriteiten wel dispensatie verleenen van de betrelïende bepaling, maar als een persoon zich op een gegeven oogenblik naar Haarlem of elders begeeft om werk te zoeken en dus wegblijft van de Arbeidsbeurs, verbeurt hij zijn recht om aan het werk te gaan. Dit is toch wel degelijk iets nieuws. De Voorzitter. Ik moet toch even constateeren, dat dit punt destijds wel degelijk is besproken. Men meende echter, dat het bezwaar werd ondervangen door het verleenen van vrijstelling. De heer Zwiers. M. d. V. Nu de nieuwe regeling reeds met i Maart in werking zou treden, heb ik als voor zitter vari het bestuur van de Arbeidsbeurs zoo spoedig mogelijk overleg gepleegd met den ambtenaar, die met de dagelijksche leiding is belast. De nieuwe regeling toch eischte een spoedig voorzien in een aantal nieuwe gevallen. Het doet me genoegen, den heer Sijfsmain zoover nu reeds gerust te kunnen stellen, dat ook het zooeven door hem genoemde bezwaar daarbij door ons reeds onder de oogen is gezien, en naar ik hoop, in billijkheid is geregeld. Het kan voorkomen, dat een verzekerde soms in de noodzakelijkheid verkeert, om zonder voorafgaand verlof van den ambtenaar 's morgens de stad te verlaten, wanneer hem bijv. den vorigen avond de mogelijkheid is gebleken om elders passend werk te bekomen. Wij hebben dan gemeend, het laatste lid van art. 3 van het nieuwe reglement op de Arbeidsbeurs zoo te mogen op vatten, dat de daarin genoemde vrijstelling ook a posteriori kan worden verleend, als de force majeure, om het zoo eens te noemen, den volgenden dag maar behoorlijk kan worden aangetoond. Hiermee is dit geheele bezwaar van den heer Sijtsma reeds van de baan. Maar ik moet er nog eens op wijzen, dat het wegblijven van de Arbeidsbeurs op zich zelf niet onvermijdelijk gestraft wordt met inhouding van den bijslag van de Gemeente. De beslissing daarover ligt immers niet bij de Arbeidsbeurs, maar bij het bestuur van het Gemeentelijk Werkloozenfonds. En dat bestuur is volkomen gerechtigd, na eigen onderzoek de uitkeering toch te doen voortduren. Hoe men het dus ook beziet, het bezwaar van den heer Sijtsma is geheel ondervangen. De beraadslaging wordt gesloten en het voorstel van Burg. en Weth. zonder hoofdelijke stemming aangenomen. 4°. Verzoek van het Bestuur van de Brood-, Koek-, Ban ket-, Chocolade- en Suiker-bakkersgezellenvereeniging »St. Hu- brecht", om deelname in het garantiefonds van een te houden vaktentoonstelling. Dit stuk luidt als volgt: Aan den Raad der Gemeente Leiden Geeft met verschuldigde eerbied te kennen het bestuur van de Brood-, Koek-, Banket-, Chocolade-en Suiker-bakkersgez.- ver. »St. Hubrecht", onderafd. van de N. R. K. Volksbond, afd. Leiden, dat het nut van het houden van vaktentoonstellingen en vakwedstrijden ook in hun bedrijf hoe langer hoe meer wordt erkend, getuige ook het groote aantal bakkerij-tentoonstel lingen in de laatste jaren in verscheidene steden van ons land georganiseerd, dat deze tentoonstellingen nooit hebben nagelaten het onder ling streven tot het voortbrengen van betere producten te prikkelen, en het bedrijf te veredelen; dat zij den belang hebbenden de gelegenheid bieden tot kennismaking met in werking zijnde nieuwe en verbeterde machines, dat zij vooral het volle licht doen schijnen op een meer zorgvuldige en zindelijker behandeling der grondstoffen bij de bereiding van deze voedings- en genotmiddelen, dat zij dus ten voordeele zijn niet slechts van de vakmannen, maar tevens van alle verbruikers der bakkerij-producten; dat voornoemd bestuur dan ook voornemens is, in de maand Mei in het gebouw van den Bond (Rapenburg 10) zulk een bakkerij-tentoonstelling met stedelijke gezellenwedstrijd te organiseeren en dat in het comité dier tentoonstelling ook reeds eenige leden der Bakkerspatroonsvereeniging zitting hebben dat om de verwezelijking dier plannen mogelijk te maken de noodzakelijkheid is gebleken van het vormen van een garantiefonds, waarvoor de steun ook van anderen zal moeten worden ingeroepen, redenen waarom genoemd Bestuur de vrijheid neemt zich te wenden tot Uwen Raad met het beleefde verzoek vooreen bedrag van drie honderd gulden in dit reeds gestichte garantiefonds te willen deelnemen. Hetwelk doende enz. W. J. de Gooyer, Voorzitter. A. van der Aar, Secretaris. Leiden, 12 Februarie 1912. Wordt gesteld in handen van Burg. en Weth. 5°. Verzoek van J. van der Spek e. a. om wederinvoering van de kermis. Dit stuk luidt als volgt: Aan den Raad der Gemeente Leiden. Ondergeteekenden, allen finantieel getroffen door de afschaf fing der Kermis, welk besluit werd genomen in de Raads vergadering van 20 October 1910, hebben de eer uw geacht college beleefd te verzoeken aan het navolgende uw aandacht te schenken en in overweging te willen nemen, of het niet mogelijk is de aloude Kermis wederom in te voeren of wel hiervoor iets anders in de plaats te stellen, op deze wijze dat het oude kermisterrein in de traditioneele laatste volle week

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1912 | | pagina 2