30
Art. 27.
Het is den bestuurders van motorrijtuigen en rijwielen
verboden te rijden op die wegen of gedeelten van
wegen en door die stegen, welke door Burgemeester en
Wethouders tijdelijk van het verkeer, hetzij met motorrij
tuigen en rijwielen, hetzij met motorrijtuigen op meer dan
twee wielen, hetzij met motorrijtuigen op twee wielen en
rijwielen, zijn uitgesloten, mits die wegen niet zijn Rijks-,
Provinciale of voor doorgaand verkeer vereischte en geschikte
wegen.
Art. 28.
Het gesloten zijn van wegen of stegen voor motorrijtuigen
of rijwielen wordt door waarschuwingsborden, als genoemd
in artikel 8, litt. 6, 2° der Motor- en Rijwielwet, aangeduid
op nader door Burgemeester en Wethouders aan te geven
plaatsen.
Art. 29.
Van de verbodsbepalingen der artikelen 24, 25, 20 en 27
kan door Burgemeester en Wethouders, binnen de door hen
te stellen grenzen, aan bepaalde personen, of aan bepaalde
categorieën van personen schriftelijk ontheffing worden verleend.
Art. 30.
De artikelen 8, 18 litt. a, 19 en 20 dezer verordening zijn
mede van toepassing op de bestuurders van motorrijtuigen
op meer dan twee wielen.
Art. 31.
Het in art. 21 bepaalde is ook van toepassing op het rijden
met motorrijtuigen en rijwielen, alsmede op het aan de hand
voeren van motorrijtuigen op twee wielen en van rijwielen.
In afwijking van het in dat artikel bepaalde, is het evenwel
den bestuurders van motorrijtuigen op twee wielen en
van rijwielen geoorloofd:
a) deze over voetpaden, klinkerbestrating, trottoirs of stoe
pen aan de hand te voeren naar of van gebouwen of erven,
waarheen of vanwaar zij zich begeven, mits langs den koristen
weg van of naar het gedeelte van de straat of den weg, waar
het rijden geoorloofd is;
b) daarmede stil te staan op de voetpaden of de klinker
bestrating vóór bedoelde gebouwen of erven, mits de passage
hierdoor niet belemmerd worde.
Art. 32,
Het is den bestuurders van motorrijtuigeu en rijwielen ver
boden deze op stoepen, trottoirs, voet- of klinkerpaden te
plaatsen of te laten staan, wanneer daardoor de passage be
lemmerd wordt.
Art. 33.
Het is den bestuurders van motorrijtuigen op twee wielen
en van rijwielen verboden toe te laten, dat daarop meer personen
plaats nemen dan die voertuigen blijkbaar bestemd zijn te
vervoeren.
AFDEELING III.
Bijzondere bepalingen betreffende de electrisclie tram.
Art. 34.
Het is aan personen beneden den leeftijd van één en twin
tig jaar verboden, een tramwagen te besturen.
Art. 35.
Het is aan een ieder, die niet door de Directie der Tramweg
maatschappij als wagenbestuurder is aangesteld, verboden een
tramwagen in beweging te brengen of te besturen.
(Art. 3 vierde lid M. en i?.-".)
(Art. 6 M. en R.-v.)
(Art 5 M. en R.-v.)
Van de verbodsbepalingen in de artikelen 3 en 4 kan door
Burgemeester en Wethouders onder door hen te stellen voor
waarden en binnen de door hen te stellen grenzen aan be
paalde personen of aan bepaalde categorieën van personen
ontheffing worden verleend.
(nieuw.)
(Art. 7 M. en R.-v.)
Het is verboden met een motorrijtuig of rijwiel zonder
noodzaak te rijden of stil te staan, of een rijwiel of motor
rijtuig op twee wielen aan de hand te voeren:
aop of over de trottoirs, de stoepen en de wandelpaden
of de grasperken in de plantsoenen
b) op of over de voor voetgangers bestemde klinkerpaden
en klinkerbestrating met uitzondering van die langs de wal
kanten van grachten, waar het motorrijtuigen op twee wielen
of rijwielen geldt, op of over de voetpaden langs wegen
en, in straten, welke uitsluitend met klinkers bestraat zijn,
op of over dat gedeelte der bestrating, dat zich uitstrekt bin
nen den afstand van één M., genomen uit de rooilijn der
stoepen, of waar deze ontbreken uit die der gebouwen.
(Art. 8 M. en R.-v.)
In afwijking van het in artikel 7 sub b bepaalde is het
geoorloofd met motorrijtuigen op meer dan twee wielen op
de aldaar genoemde paden of bestratingen te rijden of stilte
staan, wanneer daarmede zieken of gebrekkigen worden ver
voerd, of wanneer het moet geschieden om personen op te
nemen of af te zetten.
Bestuurders van motorrijtuigen op twee wielen of van
rijwielen mogen deze over de voetpaden, klinkerbestrating,
trottoirs of stoepen aan de hand voeren naar of van gebou
wen of erven, waarheen of vanwaar zij zich begeven, mits
langs den koristen weg van of naar het gedeelte van de straat
of den weg, waar het rijden geoorloofd is; zij mogen eveneens
vóór bedoelde gebouwen of erven op de voetpaden of klinker
bestrating met hunne voertuigen stilstaan.
Door het in dit artikel toegestane stilstaan mag evenwel
de passage niet worden belemmerd.
(Art. 9 M. en R.-v.)
(Art. 10 M. en R.-v.)
liet is den bestuurders van motorrijtuigen op twee wielen
en van rijwielen verboden daarop meer personen te hebben,
dan die voertuigen blijkbaar bestemd zijn te vervoeren.
(Art. 87 oud Sp.)
(Art. 89 oud Sp.)
Het is aan een ieder, die niet door de Directie der Tram
weg-maatschappij daartoe gemachtigd is, verboden een tram
rijtuig in beweging te brengen.