20 DONDERDAG 1 FEBRUARI 1912. wenscht te ziendat zal op een gedrukte kaart, op een im- primé kunnen gaan. Voorts die, welke moeten worden gericht aan het bestuur van het fonds en aan het bestuur van de vakvereeniging, dat de werkman geen betrekking heeft aan vaard. Dat zijn de drie eenige imprimé's, die moeten worden gebruikt. Voor die paperassen ben ik dus niet bang. De Voorzitter. Laat ik den hëeren het amendement van den heer Fokker nog eens voorlezen. »Ieder werkman, lid van eene aangesloten vereeniging, die overigens voor bijslag in aanmerking komt, is verplicht: a. zich op den dag, volgend op dien, waarop zijne werk loosheid is begonnen, zich aan te melden aan de hier ter stede gevestigde Gemeentelijke Arbeidsbeurs; b. zich aan de Beurs te vervoegen, zoo dikwijls hij daarheen door of namens het bestuur van de Beurs wordt ontboden; c. zich aan te m'elden bij den werkgever, bij wien aan zijne arbeidskracht behoefte bestaat en naar wien hij door of van wege het bestuur der Arbeidsbeurs wordt verwezen." Dit amendement wordt voldoende ondersteund en maakt mitsdien een onderwerp van beraadslaging uit. De heer Zwiers. M. d. V. In art. 3, dat wij op het oogenblik behandelen, wordt het bindend voorschrift vastgelegd van de dagelijksche aanmelding. Ik moet er echter attent opmaken, dat er in het advies van het bestuur van de Arbeidsbeurs reeds op gewezen is, dat in de praktijk daarop uitzonderingen zullen moeten worden toegelaten. Er is door het bestuur van de Arbeidsbeurs gewezen op de mogelijkheid van eigen ziekte, van ernstige ziekte van huisgenootenop de noodzakelijkheid voor een werklooze, om door verplaatsing naar buiten zich bijv. te vergewissen, of het daar aangeboden werk voor hem passend is. Ik zou daarom wel willen vragen, of Burgemeester en Wethouders met het bepaalde in artikel 1 voldoende speling voor het bestuur van dé Arbeidsbeurs gegeven achten, om die vrijstellingen te verleenen, ook waar artikel 3 de volledige verplichting van dagelijksche aanmelding oplegt. Zoo niet, dan zou ik een kleine toevoeging willen voorstellen, om dit artikel in dien zin te wijzigen. De heer van Tol. M. d. V. Naar aanleiding van hetgeen de heer Zwiers opgemerkt heeft, wil ik even iets zeggen. De heer Zwiers heeft ervan gesproken, dat van de verplichting tot dagelijksche aanmelding ook vrijstelling kan worden ver leend. Dat is ook zeer noodzakelijk. In de praktijk komt het zeer vaak voor, dat een werkman vrijstelling vraagt, omdat hij b.v. den volgenden dag buiten de stad werk wil zoeken. De Voorzitter. Er staat reeds in art. 1»tenzij het Bestuur om bijzondere redenen van oordeel is, dat voor weigering van den bijslag geen voldoende termen aanwezig zijn.'' De bijslag wordt dus niet geweigerd, als er eene bijzondere reden voor bestaat, dat de werklooze zich niet eiken dag bij de Arbeidsbeurs heeft aangemeld. Nu komt voorts in het Reglement op de Arbeidsbeurs deze wijziging, dat de ambtenaar, die belast is met de dagelijksche leiding der zaken, vrijstelling kan verleenen van de verplich ting tot dagelijksche aanmelding. Natuurlijk zal het bestuur van het Werkloozenfonds dan ook willen medewerken en daar mede eveneens rekening houden. Iemand zegt bijv.: Ik moet morgen naar Rotterdam om werk te zoeken. Dan kan door den secretaris van de Arbeidsbeurs op zijne kaart worden aange- teekend, dat de werklooze dien dag niet kon komenin een dergelijk geval zal dan ook de uitkeering niet geweigerd worden. Dus dat artikel zal door Burgemeester en Wethouders uitdrukkelijk worden opgenomen in het Reglement op de Arbeidsbeurs. En hetzelfde ligt, meen ik, ook in de bedoeling van het 'Bestuur van de Arbeidsbeurs? De heer Zwiers zal mij daarop wel willen antwoorden. De heer Zwiers. Ja, M. d. V. Het heeft ook uitdrukkelijk gestaan in het rappor t van de Arbeidsbeurs. Maar waar artikel 3 een pertinent voorschrift geeft, vraag ik of het Burgemeester en Wethouders niet wenschelijk voorkomt, om reeds in dit artikel vast te leggen, dat de ambtenaar in noodig gebleken gevallen vrijstelling van die verplichting geven kan. De Voorzitter. Ik had voor mijzelf het voorgestelde artikel al in dien geest aangevuld, dat het zou gaan luiden: »leder werkloos lid eener aangesloten vereeniging, dat overigens voor bijslag in aanmerking komt, is verplicht zich dagelijks, te beginnen op den dag, volgende op dien, waarop zijne werkloosheid is begonnen, aan te melden aan de hier ter stede gevestigde Gemeentelijke Arbeidsbeurs, tenzij de ambte naar, met de dagelijksche leiding belast, of het bestuur van de Arbeidsbeurs hem gedurende een of meer achtereenvolgende dagen van die verplichting heeft vrijgesteld." Die toevoeging zou inderdaad mogelijk zijn. Maar ik ben er later opmerk zaam op geworden, dat deze toevoeging thans bezwaar zou opleveren. In dat geval toch zou eene dergelijke toevoeging ook in de door het Fondsbestuur voorgestelde wijzigingen moeten opgenomen worden, n.l. in de tweede wijziging onder a »door zich dagelijks aan te melden ter Beurze enz., tenzij...." en dan precies hetzelfde, als ik zooeven voorlas. Anders zou den beide regelingen niet overeenkomen. Nu heeft de Raad wel het recht een amendement aan te nemen tot verbete ring van een artikel eener verordening, maar dat zelfde recht hebben wij niet ten aanzien van deze wijzigingen van het huishoudelijk reglement voor het Gemeentelijk Werk loozenfonds. Ik had gisteren dus ook reeds hetzelfde opge merkt als u, maar het schijnt mij practise!) bezwaarlijk. En nu geloof ik toch, dat wij de hier in deze vergadering uit gesproken bedoeling wel mogen afleiden uit artikel 1 der wijzigingsverordening. Ik zou dus niet bang zijn om artikel 3, zooals het nu luidt, aan te nemen, omdat hier duidelijk genoeg aan het licht is getreden, in welken geest deze bepa lingen geinterpreteerd moeten worden, hoewei ik gaarne toe geef, dat het nauwkeuriger zou zijn, indien die bijvoeging er in werd opgenomen. De voorgestelde wijzigingen zouden wij dan echter in haar tegenwoordigen vorm niet kunnen aannemen, amendeeren kunnen wij ze evenmin; wij zouden dus gedwon gen zijn ze te renvoyeeren naar bet bestuur van het Werk loozenfonds, met het verzoek, ook zijnerzijds het onder 2°a bepaalde te willen verduidelijken en er de besproken zinsnede aan toe te voegen. Met het oog op dezen omslag heb ik er persoonlijk geen bezwaar tegen het artikel zoo aan te nemen, als het thans geredigeerd is, daar nu iedereen toch wel weet, wat er rfiede bedoeld wordt. De heer Briët. M. d. Y. Ik ben net geheel eens met wat u zooeven hebt gezegd. Als een dergelijk geval zich voordoet, kan het Werkloozenfonds den bijslag niet weigeren. Daarvoor dient de bepaling, dat het bestuur gerechtigd is, den toeslag te weigeren om bijzondere redenen. Ik meen dan ook, dat deze toevoeging aan het artikel er voldoende in voorziet. De heer Zwiers. M. d. V. Ik mag dan uit de gehouden discussies opmaken, dat het bestuur van de Arbeidsbeurs het recht heeft om aan haar ambtenaar de vrijheid te geven, dat hij van de verplichting zich dagelijks aan te melden, vrij stelling geeft in gevallen, waarin dat noodig is, al strookt die vrijstelling dan niet geheel en al met de letter van artikel 3? De Voorzitter. Ja, want zij strookt in ieder geval wèl met den uitleg, dien men aan de artikelen geven kan en dien wij er hier aan geven. De bedoeling is dus, dat het evengoed als eerie dagelijksche aanmelding beschouwd wordt, wanneer het bestuur aan een werklooze een dag schenkt, waarop deze verhinderd is zich aan te melden. Wanneer eenmaal door Burgemeester en Wethouders het Reglement op de Arbeidsbeurs in orde wordt gebracht op advies van het bestuur dier beurs, dan zal het artikel nog verdui delijkt worden en kunnen wij alles in.samenhang beschouwen. Mochten er niettemin kwesties rijzen, dan kost het immers weinig moeite, het alsnog te veranderen. Het Fondsbestuur zou dan komen met een voorstel tot verduidelijking van art. 8a der verordening en 'tevens met eene wijziging van het desbetreffend artikel van bet huishoudelijk reglement. Ik geloof echter niet, dat er eenige kwestie over zal lijzen. Wij zijn op het oogenblik nog altijd bezig met het amen dement van den heer Fokker. De derde alinea van dit amen dement (sub c) treedt m. i. op het terrein van het huishoudelijk reglement van de Arbeidsbeurs, dat door Burgemeester en Wethouders is vastgesteld. Wanneer een werklooze zich niet aanmeldt, wordt dat feit aangezien voor onwil om te werken, in welk geval voorzien is in art. 3, sub 5°; dan krijgt hij dus geen bijslag. De vereeniging toch moet in haar reglement duidelijk hebben aangegeven, in welke gevallen uitkeering bij werkloosheid plaats heeft en uitdrukkelijk de bepaling daarin opgenomen hebben, dat geen uitkeering zal worden gegeven in geval van ziekte, invaliditeit, ouderdom, enz. of in geval van onwil om te werken. Als de werkman dus niet wil werken, terwijl er wel een werkgever is, die hem in dienst wil nemen, dan is er onwil om te werken en wordt de toeslag van zelf niet uitbetaald. Het sub c voorge stelde is m. i. hier dus volkomen overbodig. De heer Zwiers. Den heer Fokker en den anderen heeren, die dat sub c noodig achten, kan ik mededeelen, dat reeds op verzoek van Burgemeester en Wethouders het bestuur van de Arbeidsbeurs doende is met zijn advies tot wijziging van het reglement en dat ik hier al voor mij heb een concept, waarin een bepaling voorkomt, zooals de heer Fokker die wenscht. Dat tot geruststelling van de heeren, wanneer soms het sub c voorgestelde vallen mocht. Het amendement van den heer Fokker wordt hierop in stemming gebracht en verworpen met 24 tegen 3 stemmen. Tegen stemmen de heeren: van der Lip, Pera, Roem, Aalberse, van Hamel, Timp, Fischer, A. Mulder, Korff, Heerês,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1912 | | pagina 8