18
DONDERDAG 1
FEBRUARI 1912.
melden. En die meening van het bestuur te Gent waar
het stelsel zoo uitstekend is georganiseerd wordt door ons
gedeeld en door ons des te meer daarom gedeeld, omdafhier
niet uitsluitend vakvereenigingen zijn, omdat wij hier ook te
doen hebben met gemengde vereenigingen, voor wie, zooals
zooeven gezegd, de contróle heel wat moeilijker is.
De heer Sijtsma. M. d. V. Ik wil even opmerken, dat de
bestrijding van den heer Briët, die in deze zaak zit en die
veel rapporten daaromtrent heeft gelezen, zeer zwak is. Hij
heeft alleen wat over Gent gesproken of er wat van voor"
gelezen en nu is een vergelijking met buitenlandsche steden
altijd moeilijk, want de toestanden zijn daar gansch anders dan
hier. Wat ons land aangaat, heeft hij gewezen op Rotterdam
en op Deventer. Rotterdam is echter een groote plaats en ik
heb al reeds gezegd: »Yoor groote steden kan het misschien
noodig zijn," maar wij hebben hier met onze eigen stad te
doen. Ik weet niet of het in Deventer wel noodig is, maar,
al heeft men het daar, dan behoeven wij toch hier niet te
doen, wat wij minder goed achten? Ik heb betoogd, dat er
voor den werkman iets vernederends in ligt, dat hij eiken dag
naar de Beurs moet gaan om zich te laten inschrijven. De heer
Briët zegt, dat dat voor de contróle noodig is, maar hij heeft
dit niet aangetoond. Hij heeft wel gezegd, dat het voor vak
vereenigingen niet noodig is, omdat deze een voldoende con
tróle hebben. Dan zou het beste zijn, dat de menschen zich
maar aansloten bij de vakvereenigingen. Die gemengde ver
eenigingen lachen ook mij niet toe, maar als men die nu eenmaal
heeft, laat men de zaak dan zóó inrichten, dat men op de
leden dier vereenigingen ook goede controle heeft. Dan be
hoeven wij dat den arbeiders niet op te leggen. Ik blijf er
bij, dat ik het voor onze stad niet noodig en wenschelijk acht,
de werklieden te noodzaken eiken dag een gang te maken
naar de Arbeidsbeurs. Dat lijkt mij voor hen inderdaad ver
nederend, wat de heeren, die het zelf natuurlijk niet behoeven
te doen, er ook van zeggen.
De heer Fokker. M. d. V. Ik ben het natuurlijk ganschelijk
niet met den heer Briët eens. Ik meen ook, dat de argumen
ten, die de heer Briët bijbracht, meer argumenten waren van
elders dan van hier. Ze zijn dan ook niet voldoende en hebben
mij niet overtuigd, dat ik ongelijk heb. De heer Briët haalt
Gent aan, maar hier hebben wij toch met het gemengde
stelsel te doen? Ik weet niet, hoe men het stelsel, dat men
in Gent heeft, moet noemen, maar daar heelt men niet het
gemengde stelsel.
De heer Briët. Nog sterker!
De heer Fokker. De heer Briët zegt, dat de contróle on
mogelijk voor het fonds is. Maar dit geschiedt toch door de
vereenigingen? Bij de vakvereenigingen gaat het gemakkelijk,
maar bij de gemengde vereenigingen gaat het moeilijker. De
heer Briët mag niet maar zoo dadelijk zeggen: »Zooals de heer
Fokker het voorstelt, deugt het heelemaal niet." Ik zou ook in
de verordening willen zien opgenomen een bepaling, waarin
stond, dat de werknemer, die de betrekking, welke hem door
bemiddeling van de Beurs wordt aangeboden, niet aanvaardt,
hiervan onmiddellijk kennis moet geven aan het bestuur van
de Beurs; dat bestuur moet het dan onmiddellijk overbrengen
aan het bestuur van het Werkloozenfonds en aan het bestuur
der vereeniging, waarvan de werknemer lid is. Nu kan men
zeggen: »Dat is dubbele moeite," maar volkomen terecht zeide
de heer Briët, dat het voor de Beurs moeilijk is om te con-
tróleeren, of degene, die zich heeft aangemeld, werkeloos is
gebleven of de betrekking heeft aanvaard, die hij heeft kunnen
krijgen.
Maar wanneer daarvan wordt kennis gegeven èn aan het
Werkloozenfonds èn aan de vakvereenigingen, dan hebben
toch werkelijk beide materiaal genoeg, om te contróleeren of
de werknemer terecht of ten onrechte de betrekking, die hij
heeft kunnen krijgen, ook heeft aanvaard. Men weet dan, dat
de werklooze, die trok van het fonds, de betrekking heeft kunnen
krijgen en men weet ook, dat hij ze niet aanvaard heeft.
Welnu, dan is het toch van de vak vereeniging niet te veel
gevergd, dat zij een onderzoek instelt. En blijkt het, dat de
werklooze ten onrechte de betrekking niet heeft aanvaard,
dan kan hem de bijslag voortaan worden onthouden.
Het voorbeeld, dat de heer Briët aanhaalde betreffende Gent
en waarbij hij trachtte te betoogen, dat men daar precies
ging doen,
Eenige Stemmen. Zal doen!
De heer Fokker. Zal doen of ging doen wat hier wordt
voorgesteld, lijkt mij toch niet geheel juist. Want dat is een
uitlegging van de mededeelingen, die in het verslag staan, zooals
de heer Briët ze misschien wel gaarne zou willen lezen, maar
waarvan ik de juistheid betwijfel. Er staat toch dat de meer
derheid van het bestuur, zonder die kieschheid te deelen,
van gedachte was, dat het beter ware het toezicht in de Werk
beurs in te richten met de leden der vereenigingen, die in
volstrekte overeenstemming zijn op dit punt, en die zullen
trachten de beste samenwerking te verzekeren tusschen de
vakvereenigingen en de Werkbeurs. „In volstrekte overeen
stemming", maar er kan niet uit worden gelezen, dat zij het
volstrekt eens zijn met hen, die dat dagelijksch toezicht
willen.
De heer Briët. Lees het voorafgaande ook nog eens!
De heer Fokker. Dat wil ik gaarne doen. Er staat: »Maar
zekere vakvereenigingen hadden een hevigen afkeer betoond
tegen dezen maatregel en deze zienswijze had verdedigers
ontmoet in ons Bestuur." Dat is het voorafgaande. „Zonder
deze kieschheid te deelen," nu kom ik weer aan hetzelfde.
Ik wil slechts dit betoogen, dat uit hetgeen de heer Briët
heeft voorgelezen, niet te halen is wat hij getracht heeft er
uit te lezen. Zoodat ook dat argument niet afdoende is en
den heer Sijtsma en mij niet kan verslaan. Ik blijf dus bij
mijn opinie en hoop, dat ik van de sprekers ik heb reeds
steun ondervonden van één zijde nog meer steun mag
ontvangen.
De heer Botermans. M. d. V. Ik acht wel degelijk dagelijksche
aanmelding noodzakelijk. Want anders staat de mogelijkheid
open, dat er misbruik wordt gemaakt van de uitkeering.
Het is wel gebeurd, dat werklieden bij particulieren werkten
en toch om ondersteuning zich aanmeldden. Ik acht dus dage
lijksche aanmelding wel noodzakelijk en vind het ook wen
schelijk, dat de aanmelding niet eiken dag op hetzelfde uur
plaats heeft.
De heer van Tol. M. d. V. Als voorzitter zelf van een
werkloozen vereeniging en nog wel van een gemengde ver
eeniging, kan ik niet anders als de voorgestelde maatregelen
toejuichen. Wij hebben in ons reglement zelf de bepaling
opgenomen, die de werkloozen verplicht zich dagelijks bij
den secretaris aan te melden. Dat is geschied, om te voor
komen dat misbruik wordt gemaakt van de uitkeeringen. En
dat dat voorschrift nu overgenomen wordt door de Arbeids
beurs kan ik niet anders als toejuichen.'Dat zal de vereenigingen
ontlasten van een groote verantwoordelijkheid; want het is
voor een vereeniging altijd lastig om een adres te vinden,
waar de werklieden zich kunnen aanmelden. Want het gaat
lastig om te zeggen, dat ze zich zelf moeten aanmelden op
een uur, dat het bestuur niet aan het werk is. Zij moeten
juist verschijnen op een tijd, dat er algemeen gewerkt wordt.
De werkzaamheden gaan door dezen maatregel een klein beetje
over van het bestuur van de vakvereenigingen zelf op de arbeids
beurs. En al is deze plaats niet zoo groot als Rotterdam en
Amsterdam, verschillende vereenigingen in andere plaatsen
hebben ook in hun reglement opgenomen de bepaling, dat
de werkloozen zich dagelijks moeten aanmelden bij een van
de bestuurderen.
De heer Pera. M.d. V. Ik wil beginnen met te zeggen,
dat ik de voorstellen van Burgemeester en Wethouders met
groote sympathie heb ontvangen. Wanneer in het voorschrift,
dat de werkloozen zich dagelijks moeten aanmelden door mij
ook maar in het minst iets vernederends gezien kon worden,
dan geef ik u de verzekering dat ik er tegen zou zijn. Maar
mij dunkt, dat degeen die dat zoo noemt, toch den toestand
niet goed inziet of de zaak overdrijft. Wat voor vernederends
kan er voor iemand, die werkelijk buiten zijn schuld geen
werk heeft, in wezen, dat hij zich dagelijks moet presenteeren
aan de beurs En heeft iemand geen werk door eigen schuld,
dan kan het ook hoegenaamd geen kwaad
Wanneer een werkman op de plaats verschijnt, waar mis
schien werk is te krijgen, dan ligt daarin voor dien persoon
eer, en toont hij, dat het hem er om te doen is om werk
te krijgen. Nu zeggen de heeren, dat Leiden klein is, maar
het is toch groot genoeg, dat er op honderd wijzen fraude
en bedrog gepleegd kan worden, zoodat het ook om die reden
wenschelijk is, dat de werkloozen zich dagelijks aan het bureau
moeten vervoegen. Met de opmerking van den heer van Tol,
die zeide, dat zij moeten verschijnen op een tijd, dat algemeen
gewerkt wordt, mag zeker wel rekening worden gehouden.
Zooals de heeren Fokker en Sijtsma voorstellen het te regelen,
is het theoretisch prachtig mooi in elkander gezet, maar dan
komt er zooveel schrijf- en loopwerk bijdie schrijft een
briefje en daar gaat een briefje heen, en dat kruist elkander
van links naar rechts, van den eenen hoek naar den anderen.
Dan moet ook de werkgever, die te vergeefs een werklooze
arbeid heeft aangeboden, van deze weigering kennis geven
aan het bureau, doch in plaats daarvan zal de patroon zeggen
Ik laat dien kerel loopen en ik zal wel zien, dat ik bij een
ander klaar kom. In dit opzicht heeft men ook te veel ver
trouwen in menig werkman. Zeker, er zijn uitnemenden onder,
maar er zijn er ook bij, die graag wat minder ontvangen, als
ze leegloopen kunnen. Wat hindert het overigens de werk
loozen, om er even heen te gaan Zij doen toch niets en