21 Aan den Edelachtbaren Raad der Gemeente Leiden. Gleven eerbiedig te kennen, ondergeteekenden, Gerrit van Putten en Hendrik Dorst, beiden agent van politie te Leiden, onderscheidelijk President en 1ste Secretaris der Vereeniging van bezoldigde agenten van Politie: »Door Eendracht Saam- gebracht", gevestigd te Leiden, erkend bij K.B. van den 13den Mei 1901 No. 332 en van 30 October 1908 No. 77; dat zij, in opdracht van de op 24 October 1911 gehouden buitengewone vergadering dier vereeniging, de eer hebben, het navolgende onder de aandacht van Uwen Achtbaren Raad te brengen; dat de vergadering met belangstelling heeft kennis genomen van twee aan Uwen Raad gerichte adressen in zake politie- kleeding, ingezonden door de afdeeling Leiden van de Roomsch Katholieke Kleermakersvereeniging St. Gerardus Majella en een van de Kamer van Arbeid voor de Textiel-Nij verheid te Leiden, voorkomende in het »Leidsch Dagblad" van Dinsdag 24 October 1911 en van Maandag 23 October 1911; dat de vereeniging bedoelde adressen wenscht te steunen, meer speciaal het adres van de Kamer van Arbeid voor de Textiel-Nijverheid te Leiden evenwel met die bijvoeging, dat buiten de kleeding, ook het schoeisel naar keuze kan wor den aangeschaft ter plaatse waar dit door de agenten van politie op de voor hen voordeeligste wijze kan worden verkregen; redenen, waarom ondergeteekenden zich, namens voren staande vereeniging, tot Uwen Achtbaren Raad wenden met het eerbiedig verzoek, in deze goedgunstig te willen beschikken. 't Welk doende, G. v. Putten, President. H. Dorst, Secretaris. Leiden, 25 October 1911. No. 41. Leiden, 15 Februari 1912. Door W. C. van Evert is tot ons College het verzoek gericht het aan de gemeente toebehoorende terrein aan de Duiven- bodestraat ter grootte van 1690 M2., dat in 1908 voor eventueelen schoolbouw werd aangekocht (Ingek. Stukken No. 18 van 1908), te mogen huren, teneinde het tot moestuin in te richten. Adressant heeft zich verder bereid verklaard het terrein, waarvan, zooals U bekend is, tot heden door de gemeente nog geen gebruik werd gemaakt, te huren voor f 40.per jaar gedurende een tijdvak van 5 jaren en met het recht van tusschentijdsche opzegging door de gemeente op een termijn van 3 maanden. Aangezien het terrein derhalve op korten termijn kan worden opgezegd en de huurprijs ons met de Commissie van Fabricage in de gegeven omstandigheden voldoende voor komt, geven wij Uwe Vergadering in overweging het terrein aan YV. C. van Evert te verhuren gedurende een tijdvak van 5 jaren voor den huurprijs van 40.'sjaars, onder voor waarde dat de gemeente het recht heeft de huur ten allen tijde te doen eindigen, mits slechts 3 maanden te voren opzegging plaats heeft, en verder onder de bij de gemeente gebruikelijke voorwaarden. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 42. Leiden, 15 Februari 1912. In verband met het door Uwe Vergadering op 1 dezer genomen besluit tot ophooging van het feestterrein aan den Zoeterwoudschen Singel en van het daarachter gelegen wei land en de in gebruik geving van het opgehoogde terrein aan de afdeeling Leiden van den Nederlandschen Bond voor Lichamelijke Opvoeding, moet de huur van het weiland, dat thans is verhuurd aan den stalhouder P. P. de Jong voor ƒ130.— 'sjaars, worden opgezegd. Krachtens artikel 4 van het huurcontract heeft de huurder nOg 3 maanden na de opzegging recht op gebruik van het land, zoodat de gemeente eerst tegen half Mei met de ophooging zou kunnen beginnen. Het is evenwel hoogst ge wenscht, dat reeds onmiddellijk daarmede een aanvang kan worden gemaakt, opdat het terrein tegen het voorjaar gereed zij. De huurder is nu genegen het terrein reeds thans ter beschikking te stellen, onder voor waarde, dat hem over het tijdvak van Kerstmis 1911 tot den dag der opzegging geen huur worde in rekening gebracht. Aangezien de huurder in den winter geen voordeel van het land kan trekken en de te derven huursom slechts f 20 bedraagt, geven wij Uwe Vergadering in overweging ons te machtigen met den huurder overeen te komen, dat de huur zal eindigen op den dag, waarop deze machtiging door U wordt verleend en hem verder kwijtschelding te verleenen van de betaling der huur over het tijdvak van Kerstmis 1911 tot aan den dag, waarop de huur is geëindigd. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 43. Leiden, 16 Februari 1912. Tegen de inwilliging van het hierbij overgelegd verzoek van W. F. Verhey van Wijk alhier, om vergunning tot dem ping van een gedeelte sloot langs den Zoeterwoudschen Singel, bestaat noch bij de Commissie van Fabricage, noch bij ons college bezwaar, mits aan die vergunning de gebruikelijke voorwaarden worden verbonden. Wij geven U mitsdien in overweging: A. aan W. F. Verhey van Wijk voornoemd, behoudens rechten van derden, vergunning te verleenen tot het dempen van het gedeelte sloot langs den Zoeterwoudschen Singel ter lengte van ongeveer 6.25 Meter, gelegen vóór het perceel no. 48 H aldaar, kadastraal bekend gemeente Leiden, Sectie M No. 2213, onder voorwaarde 1°. dat uit het gedeelte sloot de schoeiing worde wegge ruimd en het ontdaan worde van bodem- en drijfvuil en daarna worde aangevuld met zuiver zand tot nader door Burgemeester en Wethouders aan te geven hoogte; 2°. dat over de geheele lengte van het gedeelte sloot een cementen riool, inw. wijd 40 bij 60 cM. van voldoende sterkte, op doorgaande grondplank van voldoende zwaarte worde gelegd, met den bodem binnenwerks op 1.15 M. N.A.P. en dit in aansluiting worde gebracht met het vóór de Wasstraat ge legen riool; 3°. dat het riool aan het oostelijk einde voorzien worde van een schildmuur, dik 1 steen en de bestaande schildmuur in het westelijk gelegen riool worde verwijderd; 4°. dat aan net oostelijk einde van het gedeelte sloot, op de teekening aangeduid met c d, geplaatst worde een schoeiing, met ijzeren hek, thans aanwezig ter plaatse a b 5°. dat de ter plaatse g aanwezige gegoten ijzeren straat- kolk, worde verplaatst naar f en door middel van verglaasd Engelsch aarden buizen, inw. wijd 20 cM., met het riool in de Wasstraat worde verbonden. De gemetselde putjes achter de kolken, zoowel als die op het riool, af te dekken met de aanwezige ijzeren platen; 6°. dat het riool eigendom worde van de gemeente; 7°. dat daags voordat met de werkzaamheden een aanvang zal worden gemaakt, hiervan worde kennis gegeven op het bureau van gemeentewerken; 8°. dat de uitvoering van alle voorgeschreven werken en het onderhoud van die, welke niet het eigendom van de gemeente worden, geschiede ten genoegen van Burgemeester en Wet houders 9°. dat de vergunning vervalt, wanneer daarvan vóór den len Mei 1912 geen gebruik is gemaakt; 10°. dat geen begin met de uitvoering dezer werkzaam heden worde gemaakt, alvorens door adressant een waar borgsom van f 40.ten kantore van den Gemeente-ont vanger zal zijn gestort, welke som geheel of gedeeltelijk kan worden ingehouden, indien de uitvoering niet geschiedt volgens de bovengestelde voorwaarden. B. te besluiten dat, indien door adressant van de onder A genoemde vergunning gebruik wordt gemaakt, het gedempte gedeelte sloot, dat gemeente-eigendom is, door en voor rekening van de gemeente zal worden verhard. "Voorts kunnen wij U nog mededeelen dat adressant het voor nemen heeft ter plaatse op de overgelegde teekening met c. e. aangeduid een fraai ijzeren hek op steenen voet te plaat sen en dat hij zich bereid verklaard heeft het daardoor vrij komende gedeelte grond, gemerkt a. c. e., kosteloos aan de gemeente af te staan. Wij geven U derhalve in overweging te besluiten, om zoo dra de sub a bedoelde slootdemping heeft plaats gehad, koste loos in eigendom en onderhoud bij de gemeente over te nemen het op de overgelegde teekening met a. c. e. aange duide gedeelte van het perceel aan den Zoeterwoudschen Singel, kadastraal bekend gemeente Leiden, Sectie M No. 2213. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan den Raad der Gemeente Leiden De ondergeteekende, W. F. Verhey van Wijk, beeft de eer hierbij over te leggen eene situatieteekening van een gedeelte van den Zoeterwoudschen singel vóór de Wasstraat. De houten schutting, die thans zijn perceel Zoeterwoudsche singel No. 48h, kad. Sectie M No. 2213, afsluit, zou hij wen- schen te vervangen door een ijzer hek op steenen voeting, in de schuine richting als op de teekening is aangegeven. Voorts wenscht hij de houten schoeïing, die het gedempte gedeelte van de singelsloot in het verlengde van de Was-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1912 | | pagina 14