8 wijze o. i. verwezenlijking van zijne plannen mogelijk zou zijn en onder welke voorwaarden wij bereid waren Uwe Vergadering voor te stellen het terrein aan de afdeeling Leiden van den Bond voor Lichamelijke Opvoeding ten gebruike af te staan. Tevens vroegen wij, welke huur de afdeeling in deze omstandigheden bereid was te betalen, terwijl wij het bestuur eindelijk nog wezen op eenige technische bezwaren, die o. i. aan het door de afdeeling ingediende plan verbonden waren. Het bestuur gaf toen zijnerzijds te kennen, tot standko- ming van de plannen op den door ons aangegeven grond slag en onder de genoemde voorwaarden niet onmogelijk te achten. Na omwerking der plannen zou echter eerst kun nen worden opgegeven, hoeveel huur de afdeeling zou kunnen betalen. Bij schrijven van 25 Januari 1911 brachten wij daarop, in gevolge afspraak, schriftelijk ter kennis van het bestuur, welke regeling in zake den terreinafstand onder goedkeuring van Uwe Vergadering naar onze meening tusschen de gemeente en de afdeeling zou kunnen worden getroffen. Den 23en October d. a. v. bereikte ons het antwoord der afdeeling. Het bestuur deelde ons daarbij mede, dat het zijn oorspronkelijk plan, om een paviljoen te plaatsen midden op het terrein, had opgegeven en daarvoor in de plaats had ge steld een eenvoudig gebouwtje, dienende tot portiershuisje, met eenige ruimte, om daarin eenige gereedschappen en spel- materieel op te bergen, welk gebouwtje zou komen te staan achter op het terrein. Verder zouden de op de oorspronkelijk ingediende teeke- ning aangegeven tennisbanen vervallen, daar deze bij gebruik making van het terrein voor andere doeleinden, te veel schade zouden lijden. Het voetbalterrein zou ten allen tijde gebezigd kunnen worden voor het plaatsen van een circus als anders zins. Langs de buitenzijde van het geheele terrein zou behalve ter plaatse van het portiershuisje een omrastering worden ge maakt, zooals die gewoonlijk om tennisvelden wordt, aan gebracht. Met betrekking tot de exploitatie merkte het bestuur op, dat het zich voorstelde het terrein te verdeelen in een voet balveld, aan de voorzijde, en twee korfbalvelden daarachter. Het voetbalveld zou dan gedurende de schooluren gratis ter beschikking worden gesteld van de onderwijzers aan alle scholen in de gemeente met hunne leerlingen, terwijl buiten de schooluren het voetbalveld en gedurende het geheele jaar de beide korfbalvelden, zouden worden verhuurd aan ver- eenigingen, die daartoe tot het bestuur het verzoek richtten. Ook aan de vereeniging «Volksspeeltuinen," die het door haar van de gemeente gehuurde terrein aan den Hoogen Rijndijk moet verlaten in verband met den bouw van het nieuwe Invalidenhuis daar ter plaatse, was het bestuur, naar de Voorzitter der afdeeling ons nog mededeelde, gaarne be reid onder nader overeen te komen voorwaarden gastvrijheid te verleenen. De door de afdeeling aan de gemeente te betalen huur kon naar het bestuur tot zijn leedwezen moest mededeelen, slechts uiterst gering zijn en, althans in den eersten tijd, niet meer bedragen dan f 25.Nu toch de gemeente zich het recht voorbehield ten allen tijde over het terrein te mogen beschikken, achtte het bestuur zich verplicht de aan de afdeeling verstrekte rentelooze voorschotten zoo spoedig mo gelijk af te lossen. Eerst wanneer die aflossing zou hebben plaats gehad, zou de afdeeling in staat zijn een hoogeren huurprijs te betalen of het voetbalveld ook buiten de school uren gratis ter beschikking te stellen. Met de Commissie van Fabricage komt het ons voor, dat het plan der afdeeling, op de thans door haar bestuur aan gegeven basis, alleszins aanbeveling verdient en dat het tot standkomen daarvan zeer in het belang der gemeente zal zijn. De uitvoering van het plan toch vormt een degelijke basis voor een fraaie ontwikkeling van het desbetreffende stads kwartier, geheel in den geest van het uitbreidingsplan. De gemeente kan ten allen tijde na 6 maanden weder de algeheele beschikking over het in gebruik gegeven terrein erlangen; ook voor verschillende doeleinden als de lustrum feesten, tentoonstellingen, een circus en dergelijke kan zij tijdelijk het terrein opeischen. Eindelijk wordt het doel van den Bond voor Lichamelijke Opvoeding, ongetwijfeld een hoogst nuttig doel, gesteund, zonder dat het budget der gemeente, zelfs in het allerongun stigste geval, daardoor op noemenswaardige wijze wordt ge drukt. Op grond van een en ander geven wij U derhalve in over weging: a. te besluiten, dat het aan de gemeente toebehoorende terrein aan den Zoeterwoudschen Singel, alwaar in den zomer van 1910 de lustrumfeesten hebben plaats gehad en het daarachter gelegen, aan de gemeente toebehoorende, weiland, voor zooveel noodig, door en voor rekening der gemeente tot het vlak van het thans reeds opgehoogde gedeelte zal worden opgehoogd, waaronder tevens verstaan wordt het bezoden van het terrein, doch overigens geen verharding of afrastering bedoeld wordt; b. het aldus opgehoogde terrein aan de afdeeling Leiden van den Nederlandsehen Bond voor Lichamelijke Opvoeding uitsluitend ter bereiking van het door haar beoogde doel ten gebruike af te staan onder de navolgende voorwaarden: 1°. dat de afdeeling het terrein verder voor hare rekening inricht, teneinde het geschikt te maken voor zijne bestemming; 2°. dat de inrichting van het terrein moet worden onder worpen aan de goedkeuring van ons college; 3°. dat de afdeeling aan de gemeente het vrije en kostelooze gebruik van het terrein en al de daarop gemaakte inrich tingen geeft, - telkens wanneer de gemeente daarover voor verschillende doeleinden, zooals lustrumfeesten, paardenspellen, concours-hippiques, tentoonstellingen en dergelijke, wenscht te beschikken 4o. dat de gemeente het gebruik ten allen tijde kan doen ophouden, wanneer zij voor een ander doel de vrije beschikking over het terrein moet hebben, mits slechts een opzeggings termijn van 6 maanden in acht nemende; 5°. dat door de afdeeling jaarlijks als huur voor het gebruik van het land wordt betaald een som van f 25, welk bedrag evenwel door den Gemeenteraad kan worden verhoogd,indien de uitkomsten van de exploitatie der inrichting dit naar het oordeel van ons College mogelijk maken 6°. dat door de afdeeling, zoo spoedig mogelijk na afloop van ieder exploitatiejaar, aan ons College wordt ingezonden eene exploitatierekening over het afgeloopen jaar. Thans vragen wij nog eenige oogenblikken Uwe aandacht voor de wijze, waarop de voor de ophooging van het terrein benoodigde gelden ten bedrage van ƒ8500 kunnen worden gevonden. In verband hiermede zij het volgende opgemerkt. Bij besluit van Burgemeester en Wethouders d.d. 8 October 1866 werd opgeheven de hier bestaande Halle van inlandsche manufacturen. Deze halle kan, blijkens door ons ingewonnen deskundig advies, niet anders beschouwd worden, dan als eene gemeen telijke instelling. Immers, toen de regeering ter opheffing van de kwijnende nijverheid de nationale etiquette voor wollen stoffen, die hier te lande waren vervaardigd, instelde, bepaalde zij in artikel 32 van het desbetreffend Koninklijk Besluit van 1 Juni 1820 no. 14, dat Leiden en andere plaat sen, waar hallen voor manufacturen bestonden, de statuten dier hallen hadden te wijzigen overeenkomstig de bepalingen van dat besluit. De regeering beschouwde dus die hallen als gemeentelijke instellingen, rangschikte ze althans onder de «stichtingen ten nutte der ingezetenen van de stad ingericht", waarover Bur- gemeesteren het oppertoezicht hadden, krachtens art. 63 van het Regeeringsreglement van de steden der provincie Zuid- Holland van 5 November 1815. Sterker nog trad het karakter van gemeentelijke instelling, ten deele zelfstandig onderdeel van het gemeentebestuur, op den voorgrond bij de «Halle van inlandsche manufacturen", welke krachtens besluit van 9 December 1822 ontstond dooi de samenvoeging van de Baaihal, de Greinhal, de Saaihal en de Lakenhal. Aan die Halle toch werd opgedragen het veri- fieeren van de goederen, welke door de fabrikanten ter halle werden gebracht en het na goedkeuring daarvan aanbrengen van de etiquette, terwijl ter goedmaking van de kosten daarvan door het bestuur van de Halle rechten zouden wor den geheven, d. z. belastingen en wel dat soort van belas tingen, die men retributiën pleegt te noemen. Het karakter van ten deele zelfstandige gemeentelijke in stelling heeft de Halle voor inlandsche manufacturen tot aan hare opheffing in 1866 behouden. Feitelijk hadden dan ook na de invoering der gemeentewet in 1851 de ontvangsten en uitgaven van de Halle op de gemeentebegrooting moeten zijn vermeld en in de gemeente rekening verantwoord. Dit echter is toen niet geschied en dientengevolge zijn ook na de opheffing der halle in 1866 de gelden van het fonds als een van het gemeentevermogen afgescheiden vermogen beheerd, waaruit de weduwe van een vroegeren beambte en de zoon van een vroegeren knecht tot aan hun overlijden in 1904 eene jaarlijksche uitkeering kregen, doch waaruit thans geen betalingen meer plaats hebben, dan die, welke verband' houden met het beheer van het fonds. Om al deze redenen komt het ons gewenscht voor, aan de loopende begrooting een ontvangstpost toe te voegen, waarop de storting van de gelden van het Fonds in de gemeentekas kan worden verantwoord. De gelden, die deels gestort zijn bij de Leidsche Spaarbank, deels belegd zijn in certificaten Nat. Werkl. Schuld, bedragen ongeveer f 16530 en kunnen, na realisatie, in contanten in de gemeentekas worden gestort. De bestemming, die wij aan de gelden zouden willen geven,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1912 | | pagina 2