DONDERDAG 7 DECEMBER 1911.
205
De heer Vergouwen. M. d. V. Ik ben het met die beschouwing
niet eens. Ik ben niet alleen, maar er zijn anderen, die in
dezen denken als ik. Maar juist omdat wij tot eene nieuwe
herziening moeten komen, wanneer Gedeputeerde Staten et-
aanmerking op zouden maken, daarom ben ik op het oogenblik
niet voor een vaste regeling, want dan zohden de hoofden het
te royaal krijgen. Ik wil het dus eerst afwachten.
De Voorzitter. Maar indien uwe opvatting juist was, dan
zouden de hoofden nóóit hun minimum-salaris krijgen! Dan
zouden zij ongeveer altijd op het maximum worden benoemd
U heeft blijkbaar het oog op de wijzigingswet van 1907maar
na dien tijd is immers reeds eene verordening door Gedepu
teerde Staten goedgekeurd, wat zeker niet zou geschied zijn,
indien die verordening in strijd met de wet was geweest.
De heer Vergouwen. Dat zegt niets, want dan kan deze
wel afgekeurd worden. Er slipt wel eens meer wat door de
mazen.
De Voorzitter. Dat risico durf ik gerust op mij nemen.
Daarenboven, voorzoover ik de bepaling heb kunnen volgen,
toen u haar voorlas, geloof ik beslist, dat dat artikel eene
geheel andeie strekking moet hebben dan er door u in ge
legd wordt.
De heer van Hamel. Ik geloof, dat de heer Vergouwen in
de war is met deze opmerking en dat die bedoeld is ten
aanzien van de pensionneering en daarop heeft het wèl eenigen
invloed. Dan telt ten minste als diensttijd dat en dat mee.
Ik weet niet het verband, dat de heer Vergouwen legt tus-
schen dit voorstel en hetgeen hij vóór zich heeft liggen. Ik
zie er geen verband in. Op die manier zou men immers
nooit een andere regeling kunnen maken.
Ik geloof, dat hetgeen de heer Vergouwen gezegd heeft, een
indruk op de vergadering kan maken, dien ik werkelijk zou
betreuren, en dat dit sommigen zoude kunnen weerhouden,
vóór het voorstel te stemmen.
Nu ik toch aan het woord ben, zou ik den heer Sijtsma
willen zeggen, dat ik in het door hem aangevoerde een reden
te meer vind, om nu niet af te stemmen het voorstel van
Burgemeester en Wethouders. Ik wil nog even met een
enkel woord in herinnering brengen, dat het initiatief tot
deze salarisverbetering en salarisverhooging mede is uitgegaan
van de hoofden van scholen. Met de grootste bescheidenheid
en kieschheid hebben zij zichzelf daarbij natuurlijk verbeten.
Nu zou ik het toch ontzettend hard vinden, wanneer het
onderwijzend personeel door deze regeling in elk opzicht
bevoordeeld wordt en wanneer aan de hoofden niet werd
gedacht. Dat is misschien een argument, dat bij menigeen
niet zal wegen, maar ik meen daar toch op te moeten wijzen,
al was het alleen maar, om den onderwijzers te doen zien,
dat de hoofden veel voor hen gevoelen. Ten aanzien van deze
verbeteringen zou ik willen opmerken, dat dit niet zoozeer
een verhooging van wedde is als wel een verandering in
de periodieke verhoogingen. Dat heeft dan wel tot gevolg,
dat het salaris verhoogd wordt, maar alleen maar tot een
bedrag van f 400 totaal. Een sneller opklimming in het sala
ris van de hoofden is gewenscht. Verschillende onder hen
zijn benoemd op 35- a 40-jarigen leeftijd en dan zullen zij
hun maximum eerst bereiken, als zij 15 jaar hoofd zijn. Van
de f 1500.die dit voorstel van Burgemeester en Wethouders
zal kosten, komen maar 400.door de verhoogingen, de
andere f 1000.komen door de snellere opklimming. Of dat
bedrag van f 1500.in de toekomst grooter zal worden,
hangt ervan af, hoelang de hoofden hier zullen blijven. Vol
gen nog een of twee van hen het voorbeeld van den heer
Brassinga, een paar jaar geleden, dan zal het bedrag waar
schijnlijk niet hooger worden. Die heer is weggegaan en naar
Den Haag vertrokken, omdat hij daar in een betere conditie
kwam. Vroeger hadden de hoofden f 1700.een paar jaar
geleden is dat verminderd tot f 1600.— en is de regeling van
verhoogingen na 5, 10 en 15 jaar gekomen. Er verloopt heel
wat tijd, eer men 15 jaar hoofd is en dan pas f 1900.— kan
krijgen. Het komt Burgemeester en Wethouders voor, dat
dit ook met het oog op het eindsalaris van de onderwijzers
van bijstand te weinig is. Als men in aanmerking neemt,
dat de heer Verbrugge, die hoofd is van de school aan het
Plantsoen, als hij onderwijzer was gebleven aan de school van
den heer Hibma, f 75.— meer salaris zou gehad hebben dan
hij nu heeft, dan moet men toch toegeven, dat dat geen
verhouding is.
De heer Sijtsma. Is dan die f 350.er niet bij
De heer van Hamel. Zijn salaris was 1950.1- 75.—
voor tegemoetkoming in woninghuur. Als hoofd heeft hij nu
1600.— -j- 350.voor woninghuur. Thans heeft hij toch
veel moeilijker en verantwoordelijker werk, terwijl hij toch
75minder verdient. De heer Hocks is vóór 22 jaar
hoofd geworden op een salaris van 1700.die krijgt nu
1900.—, dus een stijging van 200.in 22 jaar! De on
derwijzers met verplichte hoofdakte zijn in de laatste 20 jaar
van 900.op ƒ1300.gekomen, terwijl het voor de
hoofden nagenoeg gelijk is gebleven. Ik zou het zeer betreu
ren, als de hoofden die kleine verbetering van positie niet
kregen. In den Gemeenteraad van Den Haag heeft de heer
Snouck Hurgronje, een oud-schoolopziener, over een voorstel,
om het salaris van 2000 op 2600.te brengenge
zegd: »De taak van hoofden van scholen, afgezien nog van
»de in omvang toegenomen administratie, is in de laatste
»jaren steeds moeilijker geworden. Door een scherpen strijd,
»die door een groot deel der onderwijzers gevoerd wordt en
»die niet altijd buiten de schoolmuren blijft, worden aan den
»tact en de persoonlijkheid van het schoolhoofd zware eischen
»gesteld. Alleen een krachtige persoonlijkheid, begaafd met
»tact en menschenkennis en levenservaring, is in staat een
»groote school zoo te leiden, dat conflicten vermeden worden.
»l)e nieuwe denkbeelden op het gebied van opvoeding en
«onderwijs vragen aan het hoofd van elke school, zooals wij
»die in de stad hebben, een man met een ruimen blik en
»een goed inzicht. Anders zal het aanbevelenswaardige in die
«nieuwe ideeën niet worden toegepast en het verkeerde niet
«uit de school geweerd worden.
«Een schoolhoofd heeft een andere positie dan een klasse-
«onderwijzer. De laatste moge dezelfde, ja soms meer be-
«voegdheid hebben, de bevoegdheid is niet de hoofdzaak. Een
«directeur van een ziekenhuis of van een of ander gemeente-
bedrijf heeft geen hooger bevoegdheid dan zijne genees-
«heeren of zijne onmiddellijk op hem volgende ambtenaren.
«Hij heeft die meerdere bevoegdheid ook niet direct noodig.
«Maar in vakkennis, in ervaring, in organiseerend talent, in
«persoonlijkheid behoort hij te staan boven zijn medewerkers
«en daarom werd hij op de hooge plaats geroepen. Zoo heb-
«ben wij ook de positie van hoofd eener school te beschouwen.
«Wanneer men echter blijft voortgaan met de marge tusschen
«de jaarwedde der onderwijzers en die van de schoolhoofden
«zoo klein mogelijk te houden, dan zal er een tijd komen,
«dat de schoolhoofden geworden zijn zóó als de onderwijzers
«ze nu reeds willen zien beschouwd: huns gelijken met meer
«salaris."
Dat zijn de woorden, gesproken door Mr. Snouck Hurgronje,
die ik gaarne tot de mijne maak. Ik hoop, dat deze uitgave
goedgevonden zal worden. Bovendienwanneer men het ver
gelijkt met het geheele bedrag, is het werkelijk toch zoo'n
vreeselijk verschil niet.
De heer Fokker. Ik wilde even iets opmerken. De heer van
Hamel heeft bij de verdediging van artikel 6 een nieuw moment
in het debat gebracht en gezegd, de verhooging kost eigenlijk
niets meer, dat is maar een kleinigheid, üp het oogenblik
krijgen de hoofden eene verhooging na 5 jaar en nu wordt
het voorgesteld om de 3 jaar, en is er dan nog een vierde
verhooging aan toegevoegd, na het 12de jaar. Nu zou ik daar
niets op tegen hebben, wanneer wij hen daardoor zouden
helpen, zonder de vierde verhooging. "Wanneer nu Burgemeester
en Wethouders genoegen zouden nemen met een amendement,
waarbij artikel 6 zoo wordt gelezen, dat de verhooging wordt
na 3, 6 en 9 jaar, dan zou het misschien een tusschenweg zijn.
Zou ik hierop ook het antwoord van den Wethouder van
Onderwijs mogen vernemen
De heer van Hamel. Ik heb liever iets dan niets, maar ik
zou gaarne eerst probeeren alles te krijgen. Ik zou daarom
vooralsnog willen handhaven hetgeen is voorgesteld.
De heer Fokker. De Wethouder van Onderwijs vindt het
amendement toch niet onaannemelijk?
De heer van Hamel. Als ik zou zeggen «onaannemelijk",
dan zou ik misschien wel iets eigenaardigs zeggen. Maar
de heer Fokker «terroriseert" mij op die manier!
De heer Sijtsma. Ik wil, terwijl de heer Fokker zijnamen-
dement schrijft, wel een enkele opmerking maken. Dan wil
ik hierop wijzen, dat, wanneer de heer van Hamel het salaris
van bedoeld hoofd nu vergelijkt met hetgeen hij vroeger als
onderwijzer genoot, hij zal zien, dat hij toen voor de bij-acten
betaald werd, hetgeen nu niet het geval is. Nu is hij hoofd
van een 3e klasse school geworden en geniet slechts het be
ginsalaris. Over eenige jaren zal de verhouding anders zijn.
Als wij het salaris der hoofden vergelijken met dat, in andere
plaatsen gegeven, dan verkeeren zij hier nog niet in zoo'n
ongunstige conditie. De meeste plaatsen, die ik straks noemde,
geven salarissen van ƒ1900.tot ƒ2000.dat zijn plaatsen,
ongeveer gelijkstaande met Leiden. Men kan dan ook zeker
niet zeggen, dat de hoofden hier thans in een zoo ongunstige
conditie zijn.
De heer van Hamel. M. d. V. Die vergelijking is toch niet
juist In die andere plaatsen wordt als vergoeding voor huis
huur 400.gegeven. Ik heb hier een lijstje voor mij, met
tal van plaatsen erop: Haarlem, 's-Hertogenbosch, Nijmegen,