DONDERDAG 30 NOVEMBER 1911. 177 14°. Missive van den Arrondissements-Schoolopziener naar aanleiding van het voorstel tot wijziging der salarisregeling van het onderwijzend personeel. Dit stuk luidt als volgt: Oegstgeest, 28 November 1911. De ondergeteekende heeft de eer zich met het volgende tot Uwe vergadering te wenden. Hij heeft met belangstelling en ook met waardeering kennis genomen van het thans aanhangige voorstel om de salarissen van het onderwijzend personeel bij het L. O. in uwe ge meente althans eenigzins te verbeteren. Dat deze verbetering zeer dringend mag heeten, daar omtrent zal in uwe vergadering wel geen verschil van ge voelen bestaan. Niet alleen zou tot eene verhooging aanleiding zijn om het niet te loochenen feit, dat er zich in den laatsten tijd bij voorkomende vakatures te weinig sollicitanten aan meldden en dat vele en juist goede onderwijzers, na korten tijd in Leiden werkzaam te zijn geweest, weder naar andere plaatsen vertrekken, wat een slechten invloed op het onder wijs heeft, maar omdat de salarissen niet zóó zijn, dat de onderwijzers daarvan behoorlijk kunnen leven! Dit laatste moet m. i. het argument, het argument bij uit nemendheid zijn. Een gehuwd onderwijzer dat hij gehuwd zij acht ik mede zeer gewenscht kan met een gezin van zelfs maar twee of drie kinderen onmogelijk rondkomen van slechts f 1000 per jaar en f 75 vergoeding of beter tegemoetkoming in de huishuur. Dit is daghelder en dan moet daarvan nog zoo veel af aan verplichte stortingen voor pensioen- en weduwfonds! Dan moet een onderwijzer behoorlijk wonen, fatsoenlijk voor den dag komen en met frischheid en opgewektheid zijn nobel maar vaak ook zoo afmattend werk doen. Er wordt in die kringen vaak bittere, immers »fatsoenlijke" armoede geleden, als er maar de geringste tegenslag komt. Maar ook, als de onderwijzer in het bezit der hoofdacte is en de daarvoor bestemde toelagen geniet, ook dan nog is zijn maximum slechts nu f 1300 per jaar met f 75 voor huishuur. Ook dan nog is de finantieele positie verre van rooskleurig en na hoevele jaren pas wordt dat maximum bereikt! Nu is er eene verhooging voorgesteld, doch uwe ver gadering vergeve mij, wanneer ik die volstrekt onvoldoende noem voor een stad als Leiden! Wat is f 50 per jaar meer? Zelfs f 100 verhooging van het eind-salaris moet nog te ge ring heeten. Nu moet het College van B. en W. en ook uwe vergadering zeker rekening houden, niet maar met billijke wenschen, doch ook met finantieele mogelijkheden. Terecht spreekt men van eene gemeentelijke huishouding en in eene «huishoudingkan ook niet altijd alles, wat toch zoo noodig, soms zoo hoog- noodig is! ik besel dit zeer wel. En zoo is wel aan te nemen, dat er in den laatsten tijd ten gemeentehuize heel wat ge rekend en nagerekend is; bij de behandeling der aan hangige voorstellen zal het ten overvloede nog wel blijken. Toch veroorloof ik mij de vrijheid op enkele punten te wijzen en U 'tis waar, van ongevraagd advies te dienen. Zoo komt het mij voor, dat wordt er voor de verhooging der salarissen een zeker bedrag, laat het wezen een vrij groot bedrag, uitgetrokken men kan onderscheiden tusschen wat noodighoognoodig en allernoodigst moet heeten. Dit zou dan wellicht aanleiding kunnen geven om te streven naar eene andere, betere, althans meer wensche- lijke verdeeling of besteding van dat bedrag. Van het plan kennisnemend vroeg ik mij af: Hebben nu de Hoofden van scholen, die reeds zooveel meer genieten, zoo schreiende behoefté aan verbetering hunner finantieele positie, als de overige onderwijzers? Ik stel deze vraag niet omdat ik ook hun geen verbetering zou gunnen. Hoe zou ik dat, kennende en waardeerende hun goede werk en positie? Bij het andere personeel der onderwijzers is de behoefte aan verbetering wèl groot, hier en daar schreiend groot! Ditzelfde dacht ik, toen ik bemerkte, dat men de ver goeding voor bijacten voor hen, die in talen of wiskunde les geven, wilde verhoogen en brengen op f 150 voor elk dier vakken. Zeker wenschelijk is ook die verhooging, maar weer zoo absoluut wenschelijk als de verhooging der salarissen der andere onderwijzers? Ik kan het niet inzien. Bovendien worden de salarissen voor het gewone onderwijs (vakken a—j) verhoogd, dan genieten zij toch ook daarvan, gaan ook zij, die aan de scholen der 2de klasse onder reeds aange namer omstandigheden (kleinere klassen, begaafder leerlingen enz.,) werkzaam zijn, erop vooruit. Het is daarom, dat ik meende Uwe Vergadering hierop opmerkzaam te moeten maken en de hoop uit te spreken, dat er alsnog uit uw midden stemmen mogen opgaan, die er op aandringen, dat nu vooral zij, die het meest voor ver hooging in de termen vallen, worden geholpen. Zoo, meen ik, ware het in het belang van vele, ja, van alle onderwijzers, als ditmaal de salarissen voor het gewoon lager onderwijs werden verhoogd en wel in dezer voege: a. dat de Hoofden van scholen, bij wie de behoefte op dit oogtnblik niet zoo dringend mag heeten laat de gemeente kas niet toe een zooveel grooter bedrag uit te trekken op gunstiger oogenblik verhooging zullen ontvangen kunnen b dat de bijacten voor wie in de vreemde talen en wis kunde les geven, met ten hoogste f 100 voor Fransch, f 125 voor Duitsch en f 125 voor Engelsch en wiskunde worden gehonoreerd; c. dat het maximum voor een onderwijzer zonder hoofd acte werd gebracht op f 1150 per jaar en met hoofdacte op f 1500 per jaar.... of althans op 1400, wat feitelijk te laag is en den schadelijken »trek" niet zal tegenhouden; d. dat de tegemoetkoming in de huishuur op ten minste f 150 per jaar zou worden bepaald. Dat dit m. i. geen afdoende regeling zou wezen, is wel waar, maar het ware toch eene verbetering, die althans eene verbetering kon heeten. Over de verhooging der salarissen voor de onderwijzeressen in de nuttige, vrouwelijke handwerken sprak ik liever niet een oordeel uit. Het is het College van B. en W. en ook wel aan enkelen uwer althans bekend, dat, naar mijne meening, op beter en goedkooper wijze, dit onderwijs kon worden ver zorgd. Ik herinner slechts aan de regeling, volgens welke dit onderwijs b. v. in de gemeente Utrecht (ook daar is het aan wafc-ondervvijzeressen opgedragen) wordt gegeven en per school slechts f 800 per jaar of daaromtrent kost en het gegeven wordt door twee dames 500 en f 300 per jaar) de geheele school door en in alle klassen. Doch dit punt is hierbij niet aan de orde, al betreur ik dat. Wel spreek ik ten slotte nog eens den vurigen wensch uit, dat Uwe Vergadering alsnog een weg wete te vinden, dat vooral verbetering worde aangebracht in de positie van die genen onder het onderwijzend personeel, die daaraan het eerst en het meest, ja, zoo dringend, om niet te zeggen, schreiender behoefte hebben. Da Schoolopziener in het arrondissement Leiden, Tj. Kielstra. Aan den Raad der Gemeente Leiden. 15°. Amendement van de heeren Vergouwen, Bosch, P. .1. Mulder en van Tol op art. 2 der concept-verordening tot wijziging van de verordening, regelende de salarissen van het onderwijzend personeel. Zullen worden behandeld bij punt 15 der agenda. 16°. Amendement van de heeren Bosch, Vergouwen, P. J. Mulder en van Tol op het voorstel tot het verleenen van een toeslag op de weekloonen der gemeente-beambten, in ver band met de duurte der levensmiddelen Zal worden behandeld bij punt 14 der agenda. De Voorzitter. Dan heb ik U nog mede te deelen, dat ik van den heer Ds. J. Boss te Bergambacht het volgende schrijven heb ontvangen: Bergambacht, 13 Nov. 1911. Den Weledelen achtb. Heer Burgemeester van Leiden. Weledelachtbare Heer, Mag ik zoo vrij zijn U deze kleine inlichting te geven, dat de schenker van het Stamboek van de familie van Leeuwen v. Duivenbode, dat ik den Gemeenteraad van Leiden als cadeau voor het Archief moest aanbieden, is de Heer J. J. C. van Leeuwen van Duivenbode, Sweelinckstraat 10, 's Graven- hage, die uit bescheidenheid, omdat het zijn familie-stamboek is, zijn naam als gever niet wilde genoemd hebben. Aangenaam zal het mij zijn, als U dit den Gemeenteraad bekend maakt en genoemde Heer v. L. v. D., wien dit werk een kapitaal gekost heeft, een woord van dank ontvangt en hem bericht wordt, dat zijn naam als gever van dit cadeau in dat boek geschreven wordt. Ik vertrouw dat genoemde Heer mij dit schrijven niet als groote onbescheidenheid zal toerekenen. Eere dien eere toekomt. Met de meeste Hoogachting, Uw dw. dr., J. Boss, predt. Ik voldoe hiermede aan het verlangen van den heer Boss en meen in uw geest te handelen, door u voor te stellen den heer J. J. C. van Leeuwen van Duivenbode te 's-Gravenhage den dank der gemeente te betuigen voor de door hem aan onze gemeente gedane schenking. Teekenen van instemming.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1911 | | pagina 3