176
DONDERDAG 30
NOVEMBER 1911.
Ik meende daarom en ik ben die meening nog toegedaan,
dat het goed was, eens in de openbare zitting te wijzen op
bet verkeerde van het uitoefenen van pressie tot spoedige
behandeling van zaken, waardoor den Raadsleden verzoeken
worden voorgelegd zonder behoorlijk schriftelijk praeadvies.
Ik heb den heer llartwijk nog nader gesproken en daarbij
heeft hij mij medegedeeld, dat hij niet is geweest degene, die
de vraag in het Leidsch Dagblad heeft gesteld. Ik meende
echter alleen reeds omdat die vraag in het Dagblad gesteld
is, deze woorden in den Raad te moeten zeggen.
Ik stel u voor, den zooeven voorgelezen brief van het bestuur
der afdeeling Leiden van den Bond van Technici voor kennis
geving aan te nemen.
Aldus wordt besloten.
3°. Verzoek van M. H. Fontein e.a., om aan de vergunning
tot het leveren van duinwater aan de bewoners van den Zoeter-
woudschen weg door de Leidsche Duinwaters-maatschappij, de
voorwaarde te verbinden, dat de waterleiding zal worden ver
lengd naar en in de gemeente Leiderdorp.
Dit stuk luidt als volgt:
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
Edelachtbare Heeren.
De Ondergeteekendeneigenaren van een partij bouwgrond
gelegen onder de gemeente Leiderdorp aan de Rijnkade, gelezen
hebbende het verzoek der Leidsche Duinwatermaatschappij
te Leiden, om toestemming van Uwe Gemeente tot doortrekking
van haar buizennet van het uiteinde der .Heerenstraat tot aan
de Lammerbrug onder de gemeente Zoeterwoude, verzoeken
dringend bij eventueele toestemming tot die uitbreiding van
het buizennet, daaraan de voorwaarde te verbinden, dat
de maatschappij dan ook de buizenleiding moet verlengen
met plus minus honderd meter aan de Rijnkade in de gemeente
Leiden, zoodat de buizen komen te liggen in de gemeente
Leiderdorp, waardoor1 dat gedeelte van Leiderdorp ook van
duinwater kan worden voorzien.
De reden van dit verzoek om bovenstaande voorwaarde aan
de eventueele toestemming te verbinden is dat een verzoek van
ondergeteekenden aan bovengenoemde Maatschappij om door
trekking der buizen als door hen bedoeld door die Maatschappij is
geweigerd en waar de Maatschappij zelf verzoekt toestemming
tot doortrekking der buizen aan de door haar genoemde buiten
kant der stad, het, naar het oordeel van ondergeteekenden,
niet meer dan billijk is, dat door de maatschappij aan het
verzoek van ondergeteekenden om doortrekking der buizen
ter lengte van plus minus honderd meter aan de Rij nkade
gemeente Leiden, zoodat deze komen te liggen in de gemeente
Leiderdorp, ook tegemoet gekomen wordt.
't Welk doende enz.
M. H. Fontein.
(Volgen de namen van nog 7 adressanten.)
Zal worden behandeld bij punt 11 der agenda.
4°. Missive van het bestuur van het Gemeentelijk Werk-
loozenfonds ten geleide van het verslag van de werkzaamheden
over 19101911.
Zal worden opgenomen in het Gemeenteverslag.
5°. Aanbeveling van de Plaatselijke Schoolcommissie ter
benoeming van vier leden dier Commissie.
Zal worden opgenomen onder de Ingekomen Stukken.
6°. Amendement van de heeren van der Eist, Fokker,
Botermans en Sytsma op art. 1 der concept-verordening tot
wijziging der verordening, regelende de salarissen van het
onderwijzend personeel.
7°. Verzoek van Mej. G. D. M. van't Haaff e.a., allen onder
wijzeressen aan openbare scholen, om ten opzichte van de
salarisregeling gelijk gesteld te worden met de onderwijzers.
Dit stuk luidt als volgt
Leiden, 24 November 1911.'
Aan den Edelachtbaren Raad der gemeente Leiden.
Geven met verschuldigden eerbied te kennen ondergetee
kenden, onderwijzeressen bij het openbaar onderwijs in deze
gemeente,
dat zij, met waardeering voor de voorgestelde salarisregeling,
toch met leedwezen kennis genomen hebben van de meening
van H H. Burgemeester en Wethouders, dat »de onderwijzeres
nu eenmaal niet geheel op één lijn te stellen is met den
onderwijzer," waaruit dan, in verband met andere overwe
gingen, volgt, dat de arbeid van de onderwijzeressen lager
geschat en minder gesalarieerd wordt, dan die van de onder
wijzers.
Hiertegen meenen ondergeteekenden met klem te mogen
opkomen, omdat zij zich niet bewust zijn in eenig opzicht die
mindere waardeering te verdienen.
Immers van haar wordt gevraagd dezelfde bevoegdheid,
dezelfde verantwoordelijkheid als van de onderwijzers. Bij de
beoordeeling der resultaten van beider arbeid wordt geen
verschillende maatstaf aangelegd. Ook hopen ondergeteekenden,
dat H. H. Burgemeester en Wethouders niet van meening zijn,
dat de onderwijzeressen te kort komen in geschiktheid om te
onderwijzen, in tact om met kinderen om te gaan, in geduld,
in nauwgezetheid, in plichtsbetrachting, kortom in al die
hoedanigheden, welke van de onderwijzeres verlangd worden.
En is de bedoeling alleen, dat de onderwijzeressen physiek
niet op één lijn gesteld kunnen worden met de onderwijzers,
zou dit niet ais uitzondering, in plaats van als regel beschouwd
moeten worden
Waar hare plichten alzoo gelijk zijn aan die van hare man
nelijke collega's, meenen ondergeteekenden aanspraak te mogen
maken op dezelfde rechten.
Deze overwegingen hebben ondergeteekenden genoopt, zich
tot Uw College te wenden met het beleefd verzoek, het daar
heen te willen leiden, dat de belangen van de onderwijzeressen
op gelijke wijze behartigd worden als die van de onderwijzers,
't Welk doende,
G. D. M. van 't Haaff.
(Volgen de namen van nog 40 adressanten.)
8°. Amendement van de heeren Carpentier Alting en Fischer
op de artt. 1 en 2 der concept-verordening tot wijziging van
de verordening, regelende de salarissen van het onderwijzend
personeel.
Zullen worden behandeld bij punt 15 der agenda.
9°. Verzoek van de vereeniging van bezoldigde agenten van
politie »Door Eendracht Saamgebracht", om bij de berekening
van den toeslag op het weekloon, in verband met de duurte
der levensmiddelen, niet tot basis te nemen den pensioens
grondslag, maar het zuiver inkomen.
Zal worden behandeld bij punt 14 der agenda.
10°. Bezwaarschriften tegen aanslagen in de plaatselijke
directe belasting, dienst 1911.
11°. Verzoeken van verschillende personen om afschrijving
van plaatselijke directe belasting.
Worden gesteld in handen van Burg. en Weth.
12°. Voorstel van den beer Fokker tot wijziging van het
concept-raadsbesluit, houdende toekenning van een toeslag op
de weekloonen, in verband met de duurte der levensmiddelen.
Zal worden behandeld bij punt 14 der agenda.
13°. Verzoek van den Bond van Bouwondernemers voor
Leiden en omliggende gemeenten om over te gaan tot wijziging
van de Verordening op het Bouwen en Sloopen.
Dit stuk luidt als volgt:
Leiden, November 1911.
Geeft met verschuldigden eerbied te kennen het Bestuur
van den Bond van Bouwondernemers voor Leiden en omlig-
lende gemeenten, gevestigd te Leiden, wiens statuten zijn
goedgekeurd bij Koninklijk Besluit van 8 Juni 1907 No. 45,
dat het de vrijheid neemt Uwen Raad beleefd te verzoeken
de verordening van den 12 October 1905 (Gem. blad 25) op
het bouwen en sloopen zoodanig te wijzigen of te doen wij
zigen dat de put, dienende tot ontvangst van menagewater
en faecaliën en genoemd in de artikelen 11 zesde alinea en
41 vijfde alinea, niet meer verplichtend wordt gesteld bij het
bouwen, verbouwen of veranderen van perceelen, dienende
tot woon- en winkelhuis in den ruimsten zin, en dat het
toepassen van genoemd puttenstelsel in de praktijk vrijwel
doelloos gebleken is;
dat dit stelsel in 't geheel niet beantwoordt aan het be
ginsel: «hierdoor te voorkomen dat de openbare wateren niet
worden verontreinigd"
dat het in nevensgaande memorie van toelichting getracht
heeft aan te toonen, waarom dit stelsel niet voldoet en nooit
voldoen kan.
Redenen waarom het Uwen Raad eerbiedig verzoekt uw
welwillende aandacht aan dit onderwerp te willen verleenen
en het daarheen te leiden, dat de Verordening hier voren ge
noemd te hunnen gunste zoo spoedig mogelijk wordt gewijzigd.
't Welk doende,
Het Bestuur van den Bond van
Bouwond. voor L. en O.
Namens het Bestuur
H. D. van Welzen, Voorzitter.
H. J. Sloots, Secretaris.
Oude Singel 146.
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
Wordt gesteld in handen van Burg. en Weth.