DONDERDAG 30 NOVEMBER 1911. 183 omtrent de agenten van politie is, dat bij de bepaling van het loon, die de grens zal vormen de emolumenten meege rekend moeten worden. Dit is trouwens een zeer logisch standpunt. Natuurlijk niet alle emolumenten, die men krijgt op de eene of andere wijze, als fooitjes, enz., maar alle emo lumenten, die officiéél genoten worden. Daarom is als basis genomen de pensioensgrondslag, waarbij ook met vrije woning, licht en vuur enz. rekening is gehouden. En nu zien wij niet in, waarom men van dit juiste standpunt moet afwijken voor een zekere categorie van ambtenaren. Daar komt bij, M. d. V., dat al krijgen de politieagenten die f 85.— voor kleeding niet in handen, toch wat er van overschiet voor hen is. Het komt telkens voor, dat zij vragen aan Burge meester en Wethouders om wat van het overschot van hun kleedinggeld te mogen ontvangen, zooals bij huwelijk of andere bijzondere gelegenheden. En de Burgemeester heeft mij meegedeeld, dat de meeste agenten nog een overschot hebben op hun kleedgeld. Dit nu kunnen zij in bijzondere omstandigheden krijgen wanneer zij dat wenschen en zij kunnen dat dus ook aanvragen met het oog op de dure tijden. Wanneer de agenten op deze wijze een overschot hebben en dus een spaarpotje hebben gemaakt, moeten wij hun dan nog een extra toelage geven? Dat lijkt mij toch niet gemotiveerd. Wat betreft het tweede gedeelte van het amendement van de heeren Bosch c. s. betreffende de wijze van uitkeering van den toeslag, daarover is lang en breed in de Duurte- commissie geredeneerd. Er was een groote strooming voor een toeslag in eens en een groote strooming voor een weke lijksche toelage. Per slot van rekening heeft de laatste het gewonnen, zooals in ons rapport is meegedeeld. Ik geef toe dat er voor hetgeen de heeren Bosch c. s. wil len kan worden aangevoerd dat de toeslag dan minder het karakter van een loonsverhooging krijgt. Ik heb zelf ook zooeven opgemerkt, dat wij den toeslag niet moeten beschouwen als een verkapte loonsverhooging, zoodat er een definitieve loons verhooging op zou moeten volgen. Maar er staat tegenover dat er door de werklieden, die zitting hadden in de Duurte-com- missie, uitdrukkelijk op is gewezen, dat het voor de huisvrouwen veel aangenamer was elke week den toeslag te krijgen, dan in eens of in vieren. En dat vind ik zeer begrijpelijk. Want wanneer waar is, dat merx voor de levensmiddelen veel meer geld moet betalen dan anders, dan komt als het ware die druk eiken dag weer en daarom is het rationeel de uitkeering per week te doen. Bovendien ligt er wel iets waars in de bewering, dat het geld, wordt het in een paar termijnen uitbetaald, misschien gebruikt zal worden voor dingen, waarvoor het niet bestemd is, al zijn dan ook kleeren en schoeisel en dergelijke artikelen natuurlijk geen verkeerde dingen. Het, geld zal, dunkt mij, bet beste overeenkomstig zijn bestemming gebruikt worden, wan neer het wekelijks wordt uitgekeerd. De heer Pera. M. d. V. Ik had gehoopt, dat in elk geval het eerste deel van het amendement door Burgemeester en Wethouders zou worden overgenomen, omdat het mij zeer billijk voorkwam. Nu heeft de heer van der Lip gezegd, dat bij niet kan begrijpen, dat men van het eenmaal ingenomen standpunt omtrent de emolumenten zou afwijken, maar ik zou willen vragen: welke zijn de emolumenten en welk voor deel wordt er van getrokken? Het bedrag van f 85.in verhouding tot het geheele inkomen van de personen is veel te hoog om alleen besteed te worden voor bovenkleeding voor den man des huizes. Daar komt toch nog andere kleeding bij. Nu noemt men wel het boekje en zegt, dat daar afzon derlijk geld voor wordt uitgegeven, maar daar staat tegen over, dat de politie-agenten gedwongen worden, op bepaalde wijze gekleed te gaan en dat zij hun kleeding niet kunnen dragen als andere ambtenaren, die ongeveer hetzelfde inko men hebben, omdat zij genoodzaakt zijn nette kleeren te bezitten en te onderhouden. Dat is volgens mij een reden, om het volle bedrag van f 85.— niet als inkomen aan te rekenen en ik meen dus het amendement zeer bij de raads leden te moeten aanbevelen. De heer Vergouwen. M. d. V. Ik zou nog een enkel woord willen zeggen naar aanleiding van hetgeen de heer van der Lip heeft gezegd. Hij heeft er op gewezen, dat de politie-agenten een soort van potje zouden hebben, maar het is de vraag, of zij dat allen hebben, want de agenten, waar over het hier gaat, hebben hoogstens een inkomen van ƒ750. en dat zijn de laagst bezoldigden, en nu zou ik gaarne willen weten of die laagst bezoldigden ook een potje hebben. Men vergete niet, dat zij in het corps ook nog een eigen voor schotbank hebben, wat nu juist niet op een spaarpot lijkt. Ook geldt het bezwaar van den heer Bosch, dat de agenten op een duurdere wijze gekleed moeten gaan dan de gewone arbeiders en dat hun kleeding meer moet kosten, zoodat het wenschelijk is, dat meerdere er af te trekken. Nu is het niet gemakkelijk het juiste bedrag te noemen, hoeveel dat meer is, en daarom hebben wij maar genomen f 50.Vol gens het voorstel van Burgemeester en Wethouders zouden er maar 6 agenten onder vallen; in de stukken werd gespro ken van 13, maar ik heb nader vernomen, dat men zich vergist heeft en dat het er maar 6 zijn. Nu kan ik wel zeggen, M. d. V., dat het absoluut de bedoeling niet is geweest met die amendementen, om de aangenomen salarissen te verlagen met het volle kleedgeld. Zooveel mogelijk moet gerekend worden met hetgeen werkelijk verdiend wordt. Die gedachte is in de Commissie ook geopperd. Ik had gedacht, dat aan Burgemeester en Wethouders in dien zin de mede- deeling was overgebracht. De bedoeling van de Commissie was f150.in ruimen zin genomen, niet eng, maar ten opzichte van de politie-agenten is het voorstel van Burgemeester en Wethouders in engeren zin uitgevallen. Ik weet niet of dit ook met de brugwachters het geval i*, maar voor het kleedgeld van de politie-agenten viel het bijzonder op. Het kan gebeuren, dat het bedrag, door ons gesteld, iets te hoog of te laag is, maar er moest een bedrag genomen worden. De heer Bosch. M. d. V. Ik wensch gaarne een enkel woord te antwoorden op hetgeen de heer van der Lip heeft aangevoerd. Hij heeft gezegd, dat ik mij aan overdrijving heb schuldig gemaakt. M. d. V., ik ben blij, dat ik mij in goed gezelschap bevind, want de heer van der Lip heeft zich ook schuldig gemaakt aan overdrijving. De heer van der Lip heeft beweerd, dat ik bij de politie de emolumenten niet in aanmerking wilde doen komen. M. d. V., ik heb alleen de bedoeling, alle emolumenten in aanmerking te laten komen, alleen f 50.wensch ik af te trekken. Dat is een gedeelte van het kleedgeld. Verder wensch ik hierover niets te zeggen, aangezien de heeren Pera en Vergouwen dit nader hebben verdedigd. De heer van der Lip heeft het er niet over gehad, dat een toeslag, per maand gegeven, minder wenschelijk zou zijn, juist met het oog op het aanwennen aan den toeslag per week, hetgeen bjj die menschen ongeveer den indruk zou geven van een verhoogen vau het wekelijksch loon. Daar wensch ik bepaald buiten te blijven, en ik kan niet begrijpen, dat de heer van der Lip dit niet met beide handen heeft aangegrepen om die gedachte daardoor des te meer tegen te gaan, te meer, waar hij zelf zoozeer den nadruk heeft gelegd op het tijdelijke van den voorgestelden maatregel. Ik wensch het hierbij te laten, M. d. V., ook met het oog op den tijd. De heer van der Lip. Ik wensch nog even in het kort te antwoorden. Ik kan niet precies opgeven, of alle agenten een overschot hebben, maar ik kan wel zeggen aan den heer Vergouwen, dat de meesten in het bezit er van zijn. Dan, M. d. V., de bewering, dat het hier een bijzonder geval geldt, omdat de politie-agenten eene bijzondere kleeding moeten hebben. Maar dat geldt toch niet alleen voor de agenten, maar ook voor andere beambten, neem bijv. de boden hier op het Raadhuis: die krijgen ook een zekere toelage voor hunne kleeding, omdat wij willen hebben, dat zij netjes in het zwart voor den dag komen. Waarom moet men dan voor de politie- agenten een deel van het kleedgeld niet medetellen Waarom moet men bij de berekening van emolumenten bij den een zus en bij den ander zóó handelen? Er is in de Duurte-commissie ook zoo over gedacht, zegt de heer Vergouwen, althans door hem. Ik wil niet treden in de gedachten van den heer Vergouwen. Dit weet ik echter wel, dat er in de Commissie niet over gesproken is. Men heeft daar algemeen de billijkheid erkend van het meetellen van de emolumenten. Bovendien hebben wij hier te maken met een voorstel van Burgemeester en Wethouders en niet van de Duurte-commissie. Verder zegt de heer Vergouwen nog: volgens het voorstel van Burgemeester en Wethouders vallen er maar zes politie agenten onder. Ik zou zeggen, des te beter. En hoe komt dat Omdat de Raad zoo vriendelijk is geweest hun salaris te verhoo gen. Door die verhooging vallen de agenten er grootendeels buiten, en nu komen zij er weer over klagen, dat zij er bui ten vallen. Ten slotte nog dit: of de werklieden het geld zullen krijgen in vieren of in zeventienen, is een kwestie van minder be lang, zoodat ik er verder niet over zal spreken. Ik wil hier over nog maar één ding zeggen, of liever herhalen, dat er van de zijde der werklieden op aangedrongen is, elke week den toeslag te ontvangen, omdat dit voor hen veel doelmatiger is, en ik deel de vrees van den heer Bosch niet, dat zij aan het meerdere loon zoo zullen wennen, dat wij ei naderhand, wanneer de toeslag ophoudt, last van zullen krijgen. De beraadslaging over het eerste punt wordt gesloten. Het eerste amendement van de heeren Bosch, Vergouwen, P. J. Mulder en van Tol, luidende: «aari voorstel N°. 1 toe te voegen achter het woord «ge meente-ambtenaren" de zitjsnede«met uitzondering van de

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1911 | | pagina 11