184 DONDERDAG 30 NOVEMBER 1910. zoo'n patroon, zegt hij, mag niet zoo royaal zijn. Dat komt feitelijk neer op deze redeneering: een gewoon patroon betaalt het meer dere loon uit zijn eigen beurs, maar de gemeente betaalt het uit de beurs van de belastingschuldigen. Daar ligt veel waars in, maar het lijkt mij toch meer theorie, dan practijk. Wij hebben in de laatste jaren voortdurend de loonen van de gemeente werklieden, politie-agenten, brugwachters, enz. verhuogd. En wat was dan steeds het argument? Dat de levensmiddelen zoo in prijs stegen. En heeft toen iemand gezegd: dat mag niet de reden zijn, waarom wij de loonen gaan verhoogen, want indien wij op dien grond meer loon gaan betalen, dan dupeeren wij de andere ingezetenen dubbel, want die lijden ook schade van de verhoogde prijzen der levensmiddelen en zullen nu nog meer geld aan belasting moeten betalen. Er is nog nooit iemand geweest, die deze theorie heeft verkondigd, en waarom moet dit argument dan riu gelden waar de tijde lijke loonsverhooging wordt voorgesteld? Bovendien zou die opvatting tot de consequentie voeren, die ik niet gaarne zou aanvaarden, dat de gemeente als patroon nooit in abnormale omstandigheden iets zou mogen doen voor haar werklieden, want dat moet toch altijd uit de Gemeentekas komen en dus door de belastingschuldigen worden opgebracht. En verder is het nu werkelijk zoo'n groot bedrag, waarom het hier gaat? Wanneer ons voorstel aangenomen wordt, en ik geloof niet, dat de Raad er hard over denkt om het op nog royaler leest te schoeien, dan zal bv. iemand, die een inkomen heeft van 1500.aan belasting meer betalen een bedrag van 0.67. Mag dat nu als bezwaar aangevoerd worden? Het is toch slechts een centenkwestie. En reken nu eens itit, wat iemand zal moeten betalen, die bv, ƒ600.of ƒ700.inkomen heeft. De heer Pera, die het voor deze menschen opgenomen heeft zal nu toch wel inzien dat zij toch heusch niet zwaar belast worden. Dan, M. d.V.,zou ik er nog wel eensden nadruk op willen leggen, dat het hier geldt een tijdelijken maatregel,omdat de prijzen van de levensmiddelen zoo gestegen zijn tengevolge van een geheel bijzonderen zomer. Daarom heeft het mij gespeten, dat de heer Corts ons voorstel wil beschouwd zien als een praeludium voor algeheele loonsverhooging. Dat lijkt mij niet logisch. Ik heb al gezegd, dat de laatste jaren de loonen van alle Gemeente werklieden, in den ruimsten zin genomen, verhoogd zijn, ons voorstel mag dus niet het karakter krijgen van een erken ning dat er door hen, aan wien wij een toeslag willen geven een onvoldoend loon genoten wordt en die erkenning wenschen Burgemeester en Wethouders er dan ook volstrekt niet in te leggen. Burgemeester en Wethouders zeggen niet, dat die werklieden niet genoeg loon hebben, maar zij zeggen alleen, dat zij met het oog op de exceptioneele omstandigheden tijdelijk een toeslag moeten hebben. Het is dus slechts een tijdelijke maatregel. Ja. zegt de heer Heeres maar het is nog de vraag, of het wel een tijdelijke toestand is. Het kan best zijn, dat er het volgend jaar weer zoo'n abnormale toestand komt. Ik zou zeggenWie dan leeft, wie dan zorgt." Mocht de toestand zich herhalen wat ik niet hoop, dan zal de Gemeente m. i. weer denzelfden weg moeten opgaan en weer moeten helpen in die gezinnen, waar de nood het hoogst is. Ik kan dus niet inzien, waar wij met zeer abnormale omstandigheden te doen hebben, dgt wij een gevaarlijk precedent zouden scheppen. Ik zal het hierbij laten, M. d. V.; de zaak is, dunkt mij, hier en elders zoo van alle kanten bekeken, dat de argu menten pro en contra voldoende bekend zijn. Ik zou den Raad alleen nog in overweging willen geven met ons voorstel mede te gaan. Het komt mij om de genoemde redenen zeer billijk voor om aan de personen, in dienst der Gemeente, die van een zeer beperkt inkomen moeten leven, in deze zeer bijzondere omstandigheden een toeslag te geven. De heer Heeres. M. d. V. In de eerste plaats wil ik mijn excuses maken voor het verzuim, dat ik heb gepleegd door mijn weinige ervaring op parlementair terrein. Ik ben niet begonnen met hulde te brengen aan de duurte-commissie, maar ik sluit mij toch volkomen aan bij de hulde, die aan die commissie is gebracht. M. d. V., ik wil nog even in herinnering brengen, dat ik persoonlijk niet onvriendelijk sta tegenover het verleenen van steun. Ik meen echter als raadslid daaraan niet te mogen medewerken. Sommige sprekers hebben mij daaromtrent zeer verkeerd begrepen, of, wat ook mogelijk is, ik heb mij niet duidelijk uitgedrukt. Ik weet, dat er gezinnen zijn, die niet ruim hun brood hebben, en daarom sta ik niet onvriendelijk tegenover dit voorstel. Maar wat mij niet duidelijk is, is dat de gemeente moet opkomen in dit geval en nog wel alleen voor haar werknemers. Ik kan mij niet indenken het feit, dat de gemeente hier onderscheid heeft te maken tusschen werkgeefster en overheid. Dat is mij ook nu nog niet duidelijk gemaakt. Ik zal niet verder op dit onderwerp ingaan, omdat de zaak van alle zijden is toegelicht Ik kan niet besluiten, ook niet na hetgeen gezegd is, om mede te gaan met het voorstel. De algemeene beraadslagingen worden gesloten. De Voorzitter. Ik wensch thans in behandeling te brengen het eerste punt van ons praeadvies; hierin is, dunkt mij, het beginsel vervat, dat ook logisch het eerst aan de orde gesteld behoort te worden. «Op dit eerste punt zijn ingediend twee amendementen van de heeren Bosch c. s., vooreerst om achter- het woord «gemeente-ambtenaren" in te voegen de zinsnede: «met uitzondering van de politie-agenten. wier salaris be rekend zal worden naar den pensioensgrondslag, verminderd met ƒ50.—", en voorts om aan het slot van het eerste punt het woord «wekelijkschen" te vervangen door «maandelijkschen" en achter de onder a, b en c genoemde bedragen vari 0.75, ƒ1.en ƒ1.25 in te voegen de woorden: «per week". De heer Bosch. M. d. V. Mijn mede-onderteekenaars en ik hebben zich gesteld op dit standpunt, dat de toeslag, dien Bur gemeester en Wethouders hebben voorgesteld, zoowel als de grens, waartoe zij wilden gaan, die met zoo groote meerder heid van stemmen in de Commissie is aangenomen en door Burgemeester en Wethouders werd overgenomen, niet verder besproken moest worden, en hebben wij ons daar geheel bij neergelegd. Nu kwam het ons toch voor, dat, wanneer deze grens wordt aangenomen en er werd bij in aanmerking genomen, dat de pensioensgrondslag tot basis zou strekken voor berekening van de grens, dan de politieagenten in een ongunstig geval zouden komen, omdat zij, daar 85.voor hun kleeding per jaar berekend wordt, niet het geheele bedrag kunnen genieten als salaris. Niet alleen, dat het een verplichte kleeding is, maar die kleeding is ook niet geschikt om ten allen tijde te worden gedragen, want als de agenten niet in dienst zijn, zijn zij ook niet in ambtskleeding. In elk geval, al was dat zoo, dan was de kleeding toch nog duurder dan gewoonlijk in dien stand wordt aangeschaft. Gedwongen kleeding is evenals ge dwongen woning altijd iets onvoordeeliger. Wanneer men ten allen tijde de vrije keus heeft, dan meenen wij, dat niet het geheele bedrag daarvoor in aanmerking mag komen en dat met de kleeding deze uitzondering moet worden gemaakt, dat voor de kleeding 50.minder wordt bijgeteld, of, wat op hetzelfde neerkomt, 50.van den pensioensgrondslag wordt afgetrokken, om zoo te komen tot het bedrag, waar voor zij in aanmerking zouden komen. Volgens het verzoek schrift, dat door de agenten zelf is ingezonden, zouden wij komen tot een toeslag aan die personen, die vallen als agen ten tweede klasse onder de derde verhooging, zonder verhoo ging voor diploma van 13.— dus van 792.— op ƒ742.—, of 50.minder. Wat het tweede punt betreft, heb ik er straks reeds op gewezen, dat deze vorm vari toeslag, zeer juist gevonden voor het doel, dat op het oogenblik voorzit, in geen geval mag aannemen het karakter van een loonsverhooging, niet alleen omdat het dat niet is. maar ook omdat het, wanneer het een loonsverhooging was, een zeer onregelmatige zou zijn, omdat die slechts op één van de beginselen berust, waarnaar loons verhooging mag worden berekend, terwijl het natuurlijk op meerdere beginselen moet rusten. Om nu te voorkomen, dat menschen, die gewoon zijn 10. 12.13.per week te ontvangen, zich eenige weken achtereen zouden gewennen aan een hooger inkomen en dan ten slotte weer minder zouden krijgen, waardoor zij zeer teleurgesteld zouden zijn, moet men, wil men het karakter van een tijdelijken toeslag bewaren, dezen niet per week, maar eens per maand uitkeeren. De vrees, dat het geld voor schoeisel zou worden gebruikt, kan ik niet deelen, want ik vind schoeisel geen verkeerd ding. Zoo een toeslag is juist uitnemend ge schikt, om daarvan eens in de maand extra dingen te betalen, die men door de duurte van de levensmiddelen heeft moeten uitstellen. Nu is er wel gezegd, dat de armen, die gewoon zijn in den winter bedeeling te ontvangen, in Maart zeer tevreden zijn, wanneer die bedeeling ophoudt, maar dat is een ander geval. Die menschen ontvangen 's winters minder dan 's zomers, 's Winters ontvangen zij weinig of niets en als zij tegen het begin van den zomer weer wat gaan verdienen, dan hindert het niet dat die bedeeling ophoudt. Hier hebben wij echter te doen met menschen, die zomer en winter altijd hetzelfde loon ontvangen, en die volgens het voorstel van Burgemeester en Wethouders gedurende eenigen tijd aan een hooger weekloon zouden worden gewend. Wij vinden het daarom beter hen er niet aan te gewennen, door den toeslag eens per maand uit te keeren, overigens op denzelfden grond slag als het voorstel van Burgemeester-en Wethouders. De heer van der Lip. M. d. V. Ik kan den heeren Bosch c. s. mededeelen, dat Burgemeester en Wethouders gekant zijn tegen hun amendement, en dus den Raad in overweging geven het niet aan te nemen. Ik zal de redenen mededeelen. Het standpunt dat Burgemeester en Wethouders innemen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1911 | | pagina 10