172
de door werkloosheid getroffenen, zonder dat deze hulp het
vernederend karakter draagt van de gewoneofficieele burgerlijke
of kerkelijke bedeeling.
Met het oog op het groote belang der gemeente bij het
snel optreden uwerzijds om de ramp, die de Leidsche arbeiders
van den winter bedreigt, zooveel mogelijk af te wenden, ver
zoekt het bestuur van den Leidschen Bestuurdersbond U
dringend spoedig in dit opzicht afdoende maatregelen te treffen.
't welk doende enz.
Het bestuur van den Leidschen Bestuurdersbond,
De Voorzitter D. A. van Eck.
De Secretaris
Leiden Secretariaat v. d. Bestuurdersbond:
2 October 1911. Langegracht 196, Leiden.
Aan den Raad der Gemeente. Leiden.
Edel Achtbare Heeren
Ondergeteekenden, Hubertus Botermans, Joris Heemskerk,
Nicolaas Jacobus Moonen, en Johannes Lagerberg, resp.
Voorzitters en Secretarissen der Gemeente-werkliedenvereëni-
gingen «Recht en Plicht" en «SintAntonius van Padua", geves
tigd te Leiden, geven met verschuldigden eerbied te kennen
dat zij, in opdracht hunner leden, het volgende onder de
aandacht van Uwen Raad brengen':
dat de meest noodzakelijke levensbehoeften in den laatsten
tijd schrikbarend in prijs zijn gestegen;
dat in de komende winter het zich laat aanzien, dat dezen
eer in prijs zullen rijzen dan wel dalen;
dat het onder deze omstandigheden bijna ondoenlijk is,
hunne gezinnen eenigszins behoorlijk te kunnen onderhouden:
Redenen waarom zij Uw Achtbaar College beleefd doch
dringend verzoeken de gemeentewerklieden gedurende de
wintermaanden een wekelijksche toelage toe te kennen van
één gulden per week; en zoo Uw College hiertoe wil beslui
ten, deze toelage in eens uit te keeren, ten einde de werklieden
in staat te stellen zich de eerste levensbehoeften direct te
kunnen aanschaffen, ook met het oog op eventueele stijging.
Ten anderen verzoeken adressanten aan Uw College, evenals
de gasbewerkers, ook de gemeentewerklieden in staat te
stellen de cokes van de Stedelijke gasfabriek tegen de minst
mogelijke prijs te kunnen inkoopen.
't Welk doende
de besturen der Gemeente-werkliedenvereenigingen
«Recht en Plicht''
H. BotermaKs, Voorzitter.
N. J. Moonen, le Secretaris.
»St. Antonius van Padua"
.T. Heemskerk, Voorzitter.
J. Lagerberg, Pte Secretaris
Leiden, October 1911.
N°. 291. Leiden, 22 November 1911.
De gemeente-ontvanger heeft ons medegedeeld, dat hij
gebruik wenscht te maken van de bevoegdheid, hem gegeven
bij art. 37 der Gemeente-borgtochten wet, om den door hem
gestelden borgtocht, bestaande in inschrijvingen in een der
Grootboeken van de Nationale Schuld, te vervangen door
zekerheid, overeenkomstig de bepalingen dier wet eri wel op
die wijze, dat de Vereeniging van tot zekei heidsstelling ver
plichte gemeente-ambtenaren zich voor hem als borg steil.
Aangezien die vereeniging thans nog geen overeenkomsten
van borgtocht afsluit dan tot een bedrag van ten hoogste
f 25.000, zal de ontvanger, wiens borgtocht ingevolge raads
besluit van 25 Mei 1892 f 37.000 bedraagt, voor het resteerende
bedrag (f 12.000) effecten in onderpand geven.
Met het oog hierop moet Uwe Vergadering ingevolge art.
7 der Gemeente-borgtochten wet de wijze van bewaring en de
bevoegdheid tot ruiling der effecten regelen, het bedrag be
palen, waarmede hunne beurswaarde het bedrag der zeker
heid te boven moet gaan en de regelen vaststellen, volgens
welke bij daling van die waarde aanvulling van het onder
pand kan worden gevorderd.
Dit alles is, voorzooveel betreft de zekerheid krachtens de
verordeningen naar aanleiding van art. 114bis der Gemeentewet,
door de aldaar genoemde ambtenaren te stellen, geregeld bij
verordening van 9 Maart 1911 (Gem. Blad No. 5).
Wij geven U mitsdien in overweging de bepalingen dier
verordening door vaststelling van de navolgende verordening
ook toepasselijk te verklaren op de zekerheid, door den gemeente
ontvanger te stellen.
VERORDENING, houdende wijziging der verordening van 9
Maart 1911, (Gem.Blad No. 5), houdende regelen be
treffende de door de gemeente-ambtenaren te stellen
zekerheid.
Eenig Artikel.
In artikel 1, alinea 1 van bovengenoemde verordening wordt
achter het woord «zekerheid" ingevoegdkrachtens art. 109
der Gemeentewet door den gemeente-ontvanger en die,".
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 292. Leiden, 22 November 19II.
Tegen inwilliging van nevensgaand verzoek van de Leidsche
Duinwater-Maatschappij bestaat noch bij den commissaris der
gemeente, noch bij ons college bezwaar.
Het aantal perceelen langs den Zoeterwoudschen weg toch
is zeer gering en het waterverbruik zal dientengevolge niet
zeer belangrijk zijn, zoodat men niet bevreesd behoeft te zijn,
dat de uitbreiding van nadeeligen invloed zal zijn op de voor
Leiden beschikbare hoeveelheid water. Bovendien is het uit.
een hygiënisch oogpunt gewensc'nt, dat in den naasten om
trek van Leiden goed drinkwater beschikbaar is.
Wij geven U daarom in overweging aan de maatschappij
vergunning te verleenen tot de levering van duinwater aan
den Zoeterwoudschen weg tot Lammebrug in de gemeente
Zoeterwoude, evenwel onder bepaling, dat die vergunning
zal ophouden van kracht te zijn, voorzoover daarvan vóór 1
October 1913 geen gebruik zal zijp gemaakt.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan den Raad van de gemeente Leiden.
Geeft met verschuldigden eerbied te kennen de Leidsche
Duinwater Maatschappij, gevestigd te Leiden
dat bij haar diverse aanvragen zijn ingekomen voor de
levering van duinwater aan den Zoeterwoudschen weg tot
Lammebrug onder de Gemeente Zoeterwoude;
dat zij volgens Art. 12 der Concessie Uwe goedkeuring
noodig heeft voor deze levering.
Redenen waarom requestrante zich tot U wendt met het
eerbiedig verzoek haar hiervoor toestemming te verleenen.
't Welk doende enz.
De Leidsche Duinwater Maatschappij,
Ch. van Spall, Dir.
Leiden, den 7en November 1911.
N°. 293. Leiden, 22 November 1911.
Op 31 November a. s. eindigt de ingevolge raadsbesluit van
12 April 1906 (Ingekomen Stukken n° 74) met de «Naamlooze
Vennootschap Leidsch Dagblad" gesloten overeenkomst, waarbij
aan genoemde vennootschap voor den tijd van 5 jaar (ingaande
1 December 1906) de plaatsing der ofticieele aankondigingen
in het Leidsch Dagblad werd opgedragen tegen betaling door
de gemeente van 4 cents per regel en overigens onder de in
die overeenkomst opgenomen voorwaarden.
Tegen hernieuwing der overeenkomst bestaat noch bij ons
College noch bij de vennootschap bezwaar. Slechts komt het
ons gevvenscht voor, dat aan de bestaande voorwaarden eene
nieuwe bepaling wordt toegevoegd van den volgenden inhoud
«Partij ter andere zijde verbindt zich, zoodra zij door de aan
schaffing van nieuw materiaal daartoe in staat is, de door
partij Ier eene zijde aangegeven aankondigingen te plaatsen
met een kleine letter. De prijs dezer aankondigingen zal alsdan
worden berekend naar het aantal regels met gewone letter
gedrukt, dat op de oppervlakte, die door de met kleine letter
gedrukte aankondiging wordt ingenomen, zal kunnen geplaatst
worden". De bedoeling van deze bepaling, waarmede de ven
nootschap zich heeft vereenigd, is, om, wanneer dit aan
contractante ter andere zijde zonder te veel tijdverlies en
kosten mogelijk is, de aankondigingen, die voor het publiek
van minder gewicht zijn, met eene kleinere letter te doen
drukken, waardoor natuurlijk de kosten voor de gemeente
geringer worden.
Wij geven U mitsdien in overweging te besluiten, aan de
«Naamlooze Vennootschap Leidsch Dagblad", met ingang van
1 December a. s., weder voor den tijd van 5 jaar de plaatsing
in het Leidsch Dagblad van de van het gemeentebestuur uit
gaande aankondigingen op te dragen onder de bestaande, doch
in bovenstaanden geest gewijzigde, voorwaarden.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.