170 eene gratificatie ineens verkozen, als dat van hen, die de voorkeur gaven aan een wekelijkschen toeslag op het loon, werden gewichtige gronden aangevoerd, en het was dan ook tijdens de beraadslagingen reeds te voorzien, dat het bij het tegen elkaar afwegen van de twee voorstellen, met eene uiterst geringe stemmenmeerderheid in deze of in gene rich ting zou beslist worden. Aan de eene zijde stonden zij, die van oordeel waren, dat het meer doeltreffend is, de dag aan dag gevoelde verhooging van den prijs der eerste levensbehoeften te compenseeren met een gelijkmatig gegeven, wekelijkschen, toeslag op het nor male loon, daar de huisvrouw op deze wijze zeer eenvoudig de dagelijksche meerdere kosten van haar huishouden bestrijden kanvan de toekenning van een bedrag ineens vreesde men, dat er het gevolg van zou zijn, dat het geld niet op de meest nuttige wijze zou besteed worden, en, zoo het al niet aan onnutte zaken heenging, dan toch zou uitgegeven worden voor dingen, waarvoor het niet bestemd is, bijv. voor kleeding en schoeisel en andere «gewone uitgaven" in tegenstelling tot de door buitengewone duurte veroorzaakte en niet ieder jaar op gelijke wijze terugkeerende «buitengewone uitgaven." Van de andere zijde werd aangevoerd, dat door een weke lijkschen toeslag op het loon de arbeidersgezinnen zeer spoedig aan die meerdere inkomsten gewend zouden raken en het zeer moeilijk zou blijken, zonder ontevredenheid te verwekken, dat feitelijk gedurende eenige maanden genoten hoogere loon weder tot het oude niveau terug te brengen, nadat men zich aan het nieuwe zou hebben aangepast, üp dezen grond wilde men aan die andere zijde het voorstel doen tot een toeslag in eens de schijn van eene loonsverhoogiug zou dan vermeden zijn, terwijl de arbeider in staat zou zijn, thans reeds voor den verderen winter zooveel mogelijk voorraad op te doen. Hiertegen werd door de eerste partij weder tweeërlei aan gevoerd vooreerst dat het denkbeeld van het opdoen van voorraad reeds hierom eene illusie zou blijken, omdat bijv. voor het x/4 gedeelte van de gratificatie (de meerderheid zou dan immers toch uitbetaling van dat bedrag in 3 of 4 ter mijnen verkiezen) niet voldoende voorraad kan ingeslagen worden, en vervolgens hierom, omdat de stadsarbeiders, in tegenstelling tot de bevolking ten plattelande, niet aan het opdoen van wintervoorraad gewend zijn, daar zij in den regel niet over voldoende geldmiddelen beschikken, zoodat zij daartoe ook thans allicht niet zouden komen, afgezien van de niet te onderschatten bezwaren, die er voor vele arbeidersgezinnen aan verbonden zouden zijn om in hunne vaak niet ruime woningen een eeriigszins belangrijken wintervoorraad te bergen. Ook werd nog eene tusschen-meening verdedigd, die hierop neerkwam, dat den beambten en arbeiders zelf de keus zou worden gelaten, welke meening echter om administratieve be zwaren werd opgegeven. Dat dezelfde twijfel ook elders heeft bestaan, bewijzen de verschillen in de voorstellen van andere gemeentebesturen en commissiën: terwijl o. a. Arnhem, Amsterdam en Zaandam het stelsel van eene gratificatie-ineens aanvaardden, vond het andere systeem o. a. in Rotterdam, Dordrecht en Alkmaar den meesten bijval. De stemming, in onze vergadering gehouden, deed de schaal doorslaan naar de zijde van een wekelijkschen toeslag; 9 leden verklaarden zich hiervoor, terwijl 7 andere leden de voorkeur gaven aan eene gratificatie. Nadat op voorstel van den Voorzitter zonder verdere beraad slaging besloten was, Uw College voor te stellen, dien weke lijkschen toeslag te laten beginnen met 1 December en te doen eindigen met 31 Maart, kwam de vraag ter sprake, of bij het bepalen van het bedrag van dien toeslag rekening moet gehouden worden met het aantal kinderen van den beambte of den werkman. Terwijl in sommige gemeenten (o. a. Nijmegen en Zaandam) voorgesteld (c. q. aangenomen) is, daarmede niet le rekenen, werd in andere gemeenten (o. a. Arnhem) het bedrag voor een gezin zonder, of met minder kinderen lager gesteld dan voor een gezin met meer kinderen, of werd (zooals in Amsterdam en Rotterdam) een minimum bedrag vastgesteld, waarbij dan voor elk kind eene bepaalde verhooging kwam tot een bepaald maximum. Tegenover de administratieve moeilijkheden en het feit, dat ook bij de be paling van het loon niet met meer of minder kinderen gerekend wordt, werd gewezen op de billijkheid van het maken van onderscheid en op de vooropgezette stelling, dat, hoewel wekelijks uitbetaald, de toeslag geenszins met loonsverhooging in letterlijken zin mag worden gelijkgesteld. De groote meerderheid verklaarde zich dan ook vóór het maken van eene onderscheiding, die, bij nadere uitwerking, zonder veel beraadslaging werd vastgesteld als volgt: dat de beambten en arbeiders te verdeelen zijn in drie groepen, waarvan de eerste hen omvat, die gehuwd zijn, maar geen kinderen hebben, of die ongehuwd zijn en alleen andere familieleden te onderhouden hebben, de tweede diegenen omvat, welke, hetzij gehuwd hetzij weduwnaar, drie of minder kinderen te hunnen laste hebben, en de derde hen, die meer dan drie kinderen moeten onderhouden, en wel bij de twee laatste groepen met dien verstande, dat voor deze scheiding in groepen alleen in aanmerking komen kinderen beneden den leeftijd van vijftien jaar. Tenslotte bleef de meest ingrijpende vraag overop hoeveel n.l., met inachtneming van de in het bovenstaande gemaakte onderscheidingen, de wekelijksche toeslag zou behooren bepaald te worden. Terwijl het eene voorstel, dat in onze vergadering gedaan werd, de bedragen wilde vaststellen op 0.75, ƒ1. en 1.25, kwam van de andere zijde het voorstel, de ver hoogingen te bepalen op 0.50, 0.75 en 1.Het laatste, minder ver strekkende voorstel werd verdedigd meteen beroep op de draagkracht der gemeente en met eene verwijzing naar het request van de beide werklieden-vereenigingen „Recht en Plicht" en „St. Antonius van Padua", alsmede naar dat van den Leidschen Bestuurdersbond, waarin immers slechts wordt aangedrongen op een gemiddelden toeslag van 1.hoewel hiertegen weer aangevoerd werd, dat daarin ook nog op andere maatregelen (n.l. het verschaffen van cokes tegen verminderden prijs) aangedrongen werd. Ten slotte bleken echter toch 13 der aanwezige leden zich te ver klaren vóór een toeslag van resp. 0.75, ƒ1.— en 1.25. Met deze laatste beslissing waren alle détail vragen naar aanleiding van het bovenvermelde eerste punt der beide requesten beantwoord. Wanneer wij, alvorens verder te gaan, thans derhalve het voorgaande resumeeren, heeft onze Commissie de eer Uw College te adviseeren als volgt: om, met ingang van 1 December a. s. en eindigende met den laatsten Maart 1912, aan allen, die in vasten gemeentedienst zijn, een salaris genieten van 750. of daarbeneden (waaronder de emolumenten moeten worden medegerekend), gehuwd zijn of ongehuwd, maar in dit laatste geval kostwinners, en niet slechts eenige bijbetrekking in dienst der gemeente vervullen, een wekelijkschen toeslag op het loon uit te keeren van 0.75, 1.of 1.25, alnaarmate de betrokkenen, gehuwd of ongehuwd-kostwinner zijnde, geene, drie of minder, of meer dan drie kinderen beneden den leeftijd van vijftien jaar te hunnen laste hebben. Na de voleindiging van deze besprekingen kwam aan de orde punt 2 van het adres van den Leidschen Bestuurders- bond, luidende: «de verschaffing van gas en cokes aan de arbeiders en de daarmede, wat inkomen betreft, gelijkstaande kleine burgers tegen een lagen prijs, en de levering aan dezelfden van aardappelen tegen billijken prijs, nadat de gemeente door aankoop in het groot zich de beschikking over een voldoende hoeveelheid van dit belangrijk levensmiddel zal hebben verzekerd", waarmede ten deele correspondeert het tweede verzoek van de Gemeente-werkhedenvereenigingen «Recht en Plicht" en «St. Antonius van Padua", luidende: «evenals de gasbewerkers, ook de gemeente-werklieden in staat te stellen de cokes van de Stedelijke fabrieken van Gas en Electriciteit tegen den minst mogelijken prijs te kunnen inkoopen." Wanneer wij eerst eenige oogenblikken de quaestie aan roeren, waarover de beide requesten samenvallen, n.l. de beschikbaarstelling van cokes tegen geringer prijs, dan kunnen wij Uw College mededeelen, dat het onze Commissie, na de onlangs in den Raad gevallen beslissing in zake het munt- gas, niet wenschelijk voorkomt op eene regeling in den in de requesten aangegeven zin aan te dringen. Behalve dat a priori te verwachten is, dat een dergelijk voorstel, indien het van onze Commissie uitging, schipbreuk zou lijden op de over weging, dat op deze wijze eene soort bedeeling zou ingevoerd worden, die indien zij al wenschelijk ware in ieder geval ten laste van de gemeentekas zou behooren gebracht te worden en zeer zeker niet uit het commercieel te voeren gasbedrijf mag betaald worden, zijn er andere gronden, die onze Commissie, althans hare groote meerderheid, hare stem tegen dit denkbeeld hebben doen uitbrengen. Vooreerst is de productie der gasfabriek niet ongelimiteerd en zou weldra de beschikbare voorraad uitgeput zijn, daar niet vergeten mag worden, dat reeds in het voorjaar met de groote afnemers-brandstoffenhandelaars de contracten worden afgeslotenen is het de gasfabriek niet meer mogelijk te leveren, aangezien haar voorraad verdwenen is, dan zal de particuliere brandstoffen-leverancier zijne prijzen opdrijven. Dan: er zou in die cokes-levering en gasprijs-reductieeene grens moeten worden getrokken in dien zin, dat alleen bepaalde categorieën van menschen met geringer inkomen de voordeelen ervan zouden genietendeze grensbepaling zou, zooals elke grensbepaling, weer tot nieuwe moeilijkheden en tot niet te vermijden willekeur leiden. Dan zou er in werkelijkheid eene vorm van bedeeling inge-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1911 | | pagina 6