GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. 165 OUEKOlli^ STUKKEN. N°. 284. Leiden, 16 November 1911. Bij raadsbesluit van 14 October 1897 (Ingek. Stukken No. 235) werd besloten tot invoering eener gemeentelijke sneeuw- opruiming vóór de huizen der ingezetenen over te gaan. Men beoogde daarmede den ingezetenen de gelegenheid te openen zich te ontheffen van de ingevolge de verordening op de straatpolitie op hen rustende verplichting om, na aanzegging vanwege Burgemeester en Wethouders, de sneeuw en het ijs van den openbaren weg langs hunne perceelen weg te ruimen en gebruik te maken van de diensten van het ge meentebestuur, om die werkzaamheden op hun kosten van gemeentewege te doen verrichten. Aldus zouden vele ingezetenen van een grooten last worden ontheven, terwijl men zich ook voorstelde, dat de opruiming zelve niet alleen regelmatiger, doch ook zorgvuldiger zou geschieden. Bovendien zouden de ingezetenen dan niet meer gebruik behoeven te maken van de diensten van lieden, die voor de opruiming een alles behalve redelijken prijs plegen in rekening te brengen. Aanvankelijk werd de vergoeding bepaald op 3/<i cent per M2 te reinigen oppervlakte, doch bij raadsbesluit van 15 Juni 1899 werd het tarief verhoogd tot 1 cent per M2, terwijl de oppervlakte zou worden berekend als product van de gevel lengte in meters met de halve straatbreedte in meters, de laatste gemeten tot een maximum van 4 M. Het aantal abonné's bedroeg in den beginne bijna 1600, doch is geleidelijk achteruit gegaan en thans gedaald tot beneden 700, zooals in het rapport van den Directeur van Gemeentewerken te lezen is. De gemeentelijke sneeuwopruiming heeft derhalve niet be antwoord aan de verwachtingen en wordt blijkbaar door de ingezetenen weinig op prijs gesteld. Slechts 6% van alle perceelen worden nog van gemeentewege bediend. Verschillende oorzaken voor de gestadige vermindering van het aantal abonné's worden door den Directeur van Gemeen tewerken in zijn rapport opgenoemd. Met vermelding van de voornaamste meenen wij hier te kunnen volstaan. Vele abonné's zijn ontevreden, omdat niet na eiken sneeuw val onmiddellijk van gemeentewege de stoepen en voetpaden worden gereinigd. Gemeentelijke sneeuwopruiming heeft echter slechts dan plaats, wanneer naar bet oordeel der politie het oogenblik gekomen is dat alle trottoirs en voetpaden vóór de de perceelen in de geheele stad moeten worden gereinigd. De niet-aangeslotenen moeten dan zelf daarvoor zorgen, terwijl de gemeente de opruiming voor de aangeslotenen op zich neemt. Alleen in buitengewone gevallen, bij zwaren regenval ot wanneer de straten zeer vuil zijn heeft de aanzegging door de politie plaats. De ruiming, die door de particulieren zelf of voor hen van gemeentewege moet geschieden, bepaalt zich immers tot het reinigen der voetpaden, d. w. z. tot het werpen van de sneeuw naar het midden der straat op het rij vlak. Een gevolg van een dergelijke ruiming is dus, dat de gemeente als 't ware genoodzaakt wordt dan ook het rij vlak der straten te doen reinigen, zoowel van de daarop gevallen als van de daarop ge worpen sneeuw. En aangezien nu reiniging van het rij vlak zeer kostbaar is, is het begrijpelijk, dat niet zoo spoedig tot het gelasten van eene algemeene ruiming vóór de perceelen wordt overgegaan. De algemeene sneeuwruimingen op 1 en 15 Maart 1909 hebben b.v. aan de gemeente ƒ1640 gekost, terwijl van de geabonneerden slechts ƒ500 werd terugontvangen. Het behoeft wel geen betoog, dat nu het blijkt, dat de in gezetenen, om welke redenen dan ook, zoo weinig prijs stellen op de gemeentelijke sneeuwopruiming ten hunnen behoeve, ernstig de vraag rijst, ot niet tot hare opheffing moet worden besloten. Handhaving toch is onder de gegeven omstandigheden voor de gemeente een zware last.De vlugge eu afdoende reiniging der straten wordt in niet geringe mate bemoeilijkt, wanneer hier en daar het werk moet worden onderbroken om vóór de perceelen van een enkelen geabonneerde te ruimen. Wanneer de ruimers zich uitsluitend met de reiniging van het rij vlak kunnen bezighouden, kan het schoonmaken veel vlugger, oordeelkundiger en goedkooper geschieden. Bovendien zijn aan de bestaande regeling vele tijdroovende administratieve werkzaamheden vei bonden, zooals het bijhouden van de registers, waaiin de namen en woonplaatsen der abonnés zijn aangeteekend en het uitschrijven en invorderen der vele rekeningen voor zeer geringe bedragen. Üm al deze redenen komt het ons met de Commissie van Fabricage voor, dat, nu door de ingezetenen op de tegen woordige regeling geen prijs wordt gesteld en de toepassing dier regeling bezwaren oplevert, die moeilijk te ondervangen zijn en de regeling bovendien nog vele administratieve werk zaamheden medebrengt, er alleszins aanleiding bestaat, om de gemeentelijke sneeuwopruiming voor particulieren op te heffen en de ingezetenen evenals vroeger weder zelf voor de reiniging vóór hunne perceelen te doen zorgdragen. Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging te besluiten de gemeentelijke sneeuwopruiming ten behoeve van particulieren met ingang van 1 Januari 1912 niet meer te doen plaats hebben en in verband daarmede de verordeningen van 15 Juni 1899, regelende de heffing en de invordering van een recht voor het van gemeentewege doen wegruimen van sneeuw en ijs van den openbaren weg vóór en langs perceelen (Gem BI No 19) met ingang van 1 Januari 1912 in te trekken. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 285. Leiden, 17 November 1911. Nu in Uwe Vergadering van 15 Juni j.l. besloten is, dat na afloop van het geldende pachtcontract op 31 December 1913 het opgehaalde stadsvuil zal worden vernietigd langs den weg der verbranding en dat de vuilverzameling en de stadsreiniging in eigen beheer zal geschieden, komt het ons met de Commissie van Fabricage gewenscht voor, dat met het oog op het ontwerpen van plannen voor de inrichting en organisatie van den nieuwen gemeentelijken reinigingsdienst, zoo spoedig mogelijk eene beslissing worde genomen betref fende de leiding van dezen nieuwen diensttak. In haar in de Leeskamer ter inzage liggend rapport houdt de Commissie allereerst eenige algemeene beschouwingen over het geheele beheer van den nieuwen tak van dienst. De reinigingsdienst moet h. i. in twee deelen worden ge splitst, hetgeen logisch voortvloeit uit de verscheidenheid van de daartoe behoorende werkzaamheden. Voorzoover deze toch direct verband houden met de verbranding van het verza melde vuil, behoort de Directeur der Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit daarop het hoofdtoezicht uit te oefenen. De verbranding zelf behoort eigenaardig bij dien dienst thuis, aangezien de ambtenaren en beambten der lichtfabrieken uit den aard der zaak uitstekend op de hoogte zijn van verbran dingsovens en hetgeen daarmede in verband staat en het verbrandingsbedrijf bovendien ook te zeer in den dienst der lichtfabrieken ingrijpt, dan dat dit bedrijf buiten de verant woordelijkheidssfeer van den Directeur dier fabrieken zou kunnen worden geplaast. Aan den anderen kant acht de Commissie voorzooveel betreft den ophaaldienst en den dienst in de stad aansluiting bij Gemeentewerken noodig. Dit deel der reinigings werk zaamheden toch kruist herhaaldelijk den dagelijkschen dienst der Gemeentewerken en staat bovendien ook thans hieronder. Financieel behoeft door deze aansluiting, deels aan de Licht fabrieken en deels aan Gemeentewerken, geen vermenging van diensten plaats te hebben. Immers, zoo merkt de Com missie op, thans wordt reeds de financieële scheiding tusschen Gasfabriek en Electrische Centrale vrij zuiver volgehouden, niettegenstaande de Electrische Centrale b. v. stoom en stroom levert aan de Gasfabriek en deze laatste de Centrale weder van bries voorziet. Eene dergelijke scheiding zou kunnen plaats hebben tusschen Gemeentewerken en de Lichtfabrieken eener- zijds en den dienst der gemeentereiniging anderzijds. De onmiddellijke consequenties van de splitsing zijn weder, zoo vervolgt de Commissie van Fabricage, dat de nieuwe dienst ten deele zal komen te staan onder haar beheer en ten deele onder Commissarissen der Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit, terwijl verder de benoeming van het aan dienst te verbinden personeel gedeeltelijk zal geschieden over eenkomstig de voorschriften van de verordening, regelende den werkkring der Commissie van Fabricage, en gedeeltelijk in overeenstemming met de voor de bevoegdheid van ge noemde Commissarissen geldende regelen. Zoo zal degene, die feitelijk met de uitvoering van den dagelijkschen dienst der reiniging zal worden belast, h. i moeten worden be noemd door Uwe Vergadering, nadat door ons, gehoord de Commissie van Fabricage, een aanbevelingslijst van drie per sonen is opgemaakt. Na aldus in groote trekken te hebben aangegeven, in welken geest zij zich de organisatie van den nieuwen diensttak denkt, komt de Commissie tot de meer bijzondere punten der kwestie. Aanvankelijk was zij, in strijd met het gevoelen van den Directeur van Gemeentewerken van oordeel, dat het om ver schillende redenen wenschelijk was den reinigingsdienst tot een afzonderlijken diensttak te maken, die niet moest worden gesteld onder de hoofdleiding van Gemeentewerken, aangezien zij er bezwaar in zag, dat de leiding van den zoo bij uitstek practischen dienst der reiniging zou komen in handen van een wetenschappelijk gevormd man als de Directeur van Gemeente werken. Zij voegde daar echter destijds reeds dadelijk aan toe, dat zij het volstrekt niet uitgesloten achtte, dat hare

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1911 | | pagina 1