172
DONDERDAG 9 NOVEMBER 4911.
blijkt, dat zij moedwillig wordt overtreden. Er zal geen agent
van politie zijn, die iemand, wanneer hij onwillekeurig ergens
tegen zondigt, direct zal verbaliseeren. Zoo geloof ik ook, dat
deze verordening, indien zij goed wordt toegepast, niet tot
eenige bezwaren aanleiding behoeft te geven.
De Voorzitter. Er bestaat een groot verschil tusscben die
beide. Deze verordening kan niet met de rijwielverordening
vergeleken worden: wanneer deze laatste wordt o vei treden
en deze overtreding niet dadelijk geconstateerd wordt, is het feit
voorbij. Maar hier niet; hier blijven de fouten in de registers
staan, fouten, die zoo gemakkelijk gemaakt kunnen worden,
dat ik het wel wat streng vind, de menschen er op die manier
te laten inloopen, terwijl zij geheel te goeder trouw kunnen
zijn. Een klein verschil, eene onjuiste berekening van één cent
beteekent, op zich zelf beschouwd, soms ongeveer géén bedrag,
maar zal toch een groot verschil in percentage uitmaken, Dat
is mijn bezwaar tegen de opneming van die kolom.
De heer Corts. M. a. V. Bij de Stedelijke Bank van
Leening wordt het toch ook gedaan. In het lossingsregister
worden dagelijks ingeschreven de datum der lossing, het
nummer en de datum der beleening, het aantal rentedagen,
de terug-ontvangen hoofdsom, de ontvangen rente en het ver
schuldigde administratieloon. Waarom zou dan hetgeen door
den heer Zwiers wordt voorgesteld hier niet kunnen worden
aangenomen? Het is zeker zeer nuttig.
De Voorzitter. Daar is het een ander geval. Die vergissingen
zouden nooit onder eene strafverordening vallen. Stel, dat
een ambtenaar, wanneer hij een cent foutief zette, onder eene
strafbepaling viel!
Ik geef toe: er is veel te zeggen vóór hetgeen de heer
Zwiers voorstelt, en zeker kan er beter door worden nagegaan,
of de verordening gehandhaafd wordt. Maar toch blijf ik van
meening, dat er ernstige gronden zijn, die er tegen pleiten.
De heer van der Lip. M. d. V. Mag ik er even op wijzen,
dat artikel 1 straf bedreigt op het vorderen van een hoogere
rente Dat zal dan toch altijd eerst bewezen moeten
worden. Het lijkt mij voor dat bewijs niet voldoende, dat alleen
wordt aangetoond dat een te hoog cijfer in de kolom is in
gevuld.
De Voorzitter. Mij dunkt, dat het toch wel als bewijs
mag beschouwd worden, indien in die kolom staat, dat een
bepaald bedrag aan rente is betaald; daarin ligt toch wel
voldoende opgesloten, dat dat bedrag werkelijk ook gevorderd
is geworden.
De heer van der Lip. M. d. V. U veronderstelt toch, dat
er een vergissing in het spel kan zijn.
De heer Carpentier Alting. M. d. V. Naar mijne meening
volgt uit de omstandigheid, dat eene overtreding wordt ge
constateerd, nog niet dat deze moet vervolgd worden, waar
het aan den ambtenaar van het Openbaar Ministerie geheel
vrij zal staan eene overtreding on vervolgd te laten als deze
van te weinig beteekenis mocht zijn. Het is de bedoeling
van den heer Zwiers, eventueel voor het geval van vervolging
een bewijs in handen te kunnen hebben en meerdere controle
te kunnen uitoefenen dat niet te veel gevorderd is, en het
komt mij voor dat verplichte invulling van de door hem ge-
wenschte kolom daarom goed kan zijn. Ik geloof dus, dat wij
het veiligst doen, met dat erin op te nemen.
De Voorzitter. Ik geloof, dat het dan nog beter is eene
kolom voor te schrijven, waarvan het hoofd luidt: »Rente,
volgens welke de beleening geschiedt". Dan kan de pandhuis
houder evengoed op te-veel-vragen betrapt worden, zonder
dat hij voor vergissingen aansprakelijk wordt. Dit lijkt mij
eene voldoende rem; vergissingen kunnen zoo gemakkelijk
begaan wTorden.
De heer Carpentier Alting. M. d. V. Wij hebben hier
toch nog voldoenden waarborg dat geen te draconische toe
passing zal plaats vinden, in de eerste plaats omdat het
gemeente-ambtenaren zijn, die het register zullen nazien en
zeiven, wanneer het noodig is, rapport zullen maken van
gevonden onregelmatigheid, en in de tweede plaats den waar
borg, gelegen in de bevoegdheid van het Openbaar Ministerie
om geen vervolging in te stellen. Bij den door u voorge
stelden vorm voorkomt men absoluut niet, dat niet teveel
gevorderd zal worden. Een kolom, vermeldende hoeveel ver
schuldigd is, zal wel altijd consciëntieus volgens de bepalingen
worden ingevuld, maar waar is de waarborg, dat desondanks niet
meer gevorderd en dus ook meer betaald zal worden? Ik voel
dus werkelijk iets voor de gedachte van den heer Zwiers.
De Voorzitter. Ik blijf gelooven, dat de invoeging van die
kolom gevaarlijk kan zijn en eenigszins vexatoir zal blijken
voor de pandhuishouders. Indien de heer Zwiers er echter
een voorstel van wenscht te maken, dan zou ik hem willen
verzoeken, dat schriftelijk bij mij in te dienen.
De heer Zwiers dient het volgende amendement in:
»Ondergeteekende stelt voor, achter de kolom »datum van
lossing of van verkoop" in te voegen een kolom »bedrag der
ontvangen rente".
Dit amendement wordt voldoende ondersteund.
Dit amendement wordt zonder verdere beraadslaging in
stemming gebracht en aangenomen met 22 tegen 2 stemmen.
Vóór stemmen de heeren Roem, van der Eist, Reimeringer,
Carpentier Alting, Bots, Korevaar, Botermans, Zwiers, Sijtsma,
van der Lip, van Gruting, Kruimel, Fischer, Heeres, Timp,
A. Mulder, van Hoeken, Vergouwen, de Boer, Corts, Korf!
en van Tol.
Tegen stemmen de heeren van Hamel en Bosch.
Hierna wordt het aldus geamendeerde eenig artikel en
daarmede de geheele verordening zonder hoofdelijke stemming
vastgesteld.
XIV. Verordening, houdende voorschriften, ingevolge art. 37,
litt. c, d, e en f, der Pandhuiswet 4910 (Stbl. No. 321).
(Zie Ing. St. No. 273;.
De Voorzitter. De Gezondheidscommissie geeft in haar
advies omtrent deze derde verordening ingevolge art. 37 der
Pandhuiswet in overweging, achter het in art. 6 voorkomende
woord «ontsmetting" in te voegen de woorden »van gemeente
wege", en de in art. 8 voorgeschreven oplossing van drie
deelen creoline op honderd deelen water te vervangen door
eene oplossing van 2i deel kresol-zeep (lysol) op honderd dee
len water.
De Gezondheidscommissie verdedigt hare eerste wijziging
door erop te wijzen, dat ontsmetting van gemeentewege
meer waarborgen biedt voor eene deugdelijke bestrijding van
besmetting, dan wanneer de pandhuishouders vrijgelaten
worden; het is inderdaad in de eerste plaats zaak, dat die
ontsmetting goed plaats heeft.
De tweede voorgestelde verandering is eene van technischen
aard, die de bepaling waarschijnlijk wel meer doeltreffend
zal maken dan met hetgeen de Commissie voor de Strafver
ordeningen heeft voorgesteld.
Mag ik vragen, of de heer Carpentier Alting met deze
beide voorgestelde veranderingen kan medegaan?
De heer Carpentier Alting. M. d. V. Ik heb er geen
bezwaar tegen.
Algemeene beschouwingen worden niet gevoerd.
Beraadslaging over art. 1, luidende:
»Het maximum van hetgeen, overigens met inachtneming
van het bij art. 35 der Pandhuiswet 4910 (Stbl. 321) be
paalde, door particuliere banken van leening van hunne
pandgevers mag gevorderd worden, bedraagt: 2 van de
beleensom bij beleening uiterlijk gedurende eene week, 3
bij beleening langer dan eene week, doch korter dan veertien
dagen, 4 bij beleening langer dan veertien dagen, doch
korter dan eene maand, en 3 voor elke volle maand of
gedeelte daarvan, dat de beleening langer duurt dan eene
maand."
De Voorzitter. Namens de Commissie voor de Strafver
ordeningen heb ik de eer u voor te stellen, het slot van dit
artikel te doen luiden als volgt:
3 bij beleening langer dan eene week, doch uiterlijk
gedurende veertien dagen, 4 bij beleening langer dan veertien
dagen, doch uiterlijk gedurende eene maand, en 3 voor
elke maand of gedeelte daarvan, dat de beleening langer
duurt dan eene maand."
De heer Zwiers. M. d. V. Wanneer ik de zooeven door u
gewijzigde redactie tot grondslag neem van een klein reken
sommetje, dan vind ik, dat de rente per jaar 37 kan worden.
Nu weet ik niet, of men dat nog rente noemt of dat dit met
een minder aangename qualificatie moet worden aangeduid. Ik
zou daarom wel willen vragen, of de Commissie voor de Straf
verordeningen redenen heeft, om een dergelijk hoog percentage
nog als geoorloofde «rente" toe te laten in een verordening.
Het voorstel geeft weliswaar die 37 als maximum, maar
de vrees schijnt mij gewettigd, dat de practijk er naar zal
streven, zooveel mogelijk van dat toegestane maximum te
profiteeren. Ik wil thans verder niet in een beoordeeling treden,
maar alleen te kennen geven, dat ik voor mij 37 ook als
maximum tamelijk hoog vind.
De Voorzitter. Ik kan u daarop antwoorden, dat ik dat
percentage ook wel hoog vind. Maar het is berekend op kleine
panden, waarop allerlei administratiekosten komen.
Ik ben in die renten van pandhuizen niet zoo goed thuis,
maar wanneer ik in het voorbeeld van de Vereeniging tot
Bestrijding van den Woeker, dat ik hier vóór mij heb, zie,
dat die vereeniging deze percentages aangeeft als standaard
rente, dan geloof ik voor mij, dat ik zulks mag goedkeuren, en